• No results found

Van Vreeswijck aarzelde, vond dat nu een gevaarlijk onderwerp van gesprek. Maar Constance lachte zacht

- Ja, beaâmde zij. Het gerucht schijnt te varen, dat wij dat plan

hebben... en het plan bestaat heelemaal niet.

Van Vreeswijck herademde, verlucht.

- Ach mevrouw, hoe komen de menschen aan hun veronderstellingen! De een

oppert: zouden ze zich laten prezenteeren; de ander hoort verkeerd en zegt: ze zullen

zich laten prezenteeren... En er is een élan aan de praatjes gegeven.

- Ik zoû er heelemaal niet naar verlangen, zei Constance. Ik ben de laatste jaren

zoo gewend aan een heel kalm leven, dat ik veel visites over en weêr heel vervelend

zoû vinden. Ik ben blij in Den Haag te zijn omdat ik weêr bij mijn familie ben...

- En ook de familie is heel blij! zei Paul, broederlijk galant en hief zijn glas op.

Zij bedankte met haar lachje.

- ...Maar verder verlang ik voor mij niets... En ik geloof niet, dat Henri ook naar

iets anders verlangt.

- O, neen, heelemaal niet! zei Van der Welcke. Alleen begrijp ik niet, dat de

menschen dadelijk behoefte hebben over een ander te praten en in minimum van tijd

een anders wenschen beter weten dan hijzelf. Ik praat nooit, over niemand!

- Ik moet bekennen, lachte Constance; ik ben het wel eens oneens met mijn man,

maar daarin heerscht bij ons de grootste overeenstemming: ik praat ook nooit, over

niemand!

- Maar dat de menschen over ons praten... ach, dat is eigenlijk heel natuurlijk, zei

Van der Welcke, en hij sloeg zijn jong blauwe oogen op, bijna naïf. Ze hadden ons

vergeten sedert jaren, en nu zien ze ons terug...

- Dat had hij zoo niet moeten zeggen, dacht Paul. Hij is soms net een jong veulen...

En hij kon zich begrijpen, dat Constance wel eens kribbig werd. Zulke heel lichte

toespelingen moesten haar toch kwetsen, dacht hij... Van der Welcke, als hij zich

gaan liet, kon toch tactlooze dingen zeggen. Meestal hield hij zich in, maar als hij

zich niet inhield, werd hij te spontaan... En met Van Vreeswijck bracht hij het gesprek

op iets anders.

Paul voelde voor zijne zuster... Ja, zoo een verleden bleef altijd,

hing altijd aan... Zij zaten hier nu toch zoo gezellig, Van Vreeswijck was een charmant

causeur, en telkens waren er toch kleine klippen, waarop het gesprek kon stooten...

Constance, vond Paul, hield zich goed: hij had haar wel eens anders gezien, dadelijk

hooren uitvaren... Maar zij was vrouw van de wereld: voor een vreemde vaarde zij

niet uit... Nu echter weêr - het gesprek kwam even op den ouden meneer en mevrouw

Van der Welcke... Daar was het weêr: hij voelde eene aarzeling in Van Vreeswijck

eenvoudig te informeeren, naar de oude-lui, en nu Constance zelve zeide, dat zij ze

beiden zoo kras vond, dorst Van Vreeswijck eerst doorpraten over die schoonouders,

die hun zoon hadden opgeofferd, die hunne schoondochter en zelfs hun kleinkind

jaren niet hadden willen zien... Het beste was maar te praten over algemeene dingen...

Maar Constance had zeer zeker niet alleen haar mooien, maar ook haar lieven

avond... Als gastvrouw, hoe intiem ook, kwam zij tot haar recht, en was zij als een

andere vrouw, veel zachter, zonder bitterheid, nam zij het aan, dat nu en dan een klip

omzeild moest worden. Haar glimlach gaf een ronding aan haar wangen, die haar

verjeugdigde. Hoe jammer, dacht Paul, dat zij niet altijd zoo maar is, zoo tactvol, en

altijd gastvrouw in haar eigen huis, gastvrouw ook tegen haar man...

- Vreemd toch die vrouwen, dacht hij. Als ik alleen hier at: eenvoudig-weg, en als

er die zelfde klippen waren geweest in ons gesprek - Constance was driemaal al

uitgevaren en Van der Welcke had den wind van voren gekregen. En nu er een gast

is, nu wij onze smokings aan hebben en Constance een gekleede japon, nu er bloemen

en druiven op tafel zijn, en een gecompliceerder menu dan anders... nu vaart ze niet

uit en nu zal ze niet uitvaren... welke klip er ook omgezeild moet worden. Ik geloof:

al hadden we het nu over echtbreuk en scheiding, over oude-mannen trouwen en

over liaisons - ze zoû altijd zoo rustig blijven en lief lachend met die kuiltjes aan

haar lippen, alsof op haar niets toepasselijk was... Vreemd is een vrouw toch en

dikwijls vol van geheime krachtjes, die ze heel sterk maken in het leven... En als

Van Vreeswijck nu

weg is, dan zal ze misschien razen op Van der Welcke, eenvoudig, omdat hij zijn

neus snuit - en al hare geheime krachtjes zijn weg... en ze blijft achter zonder eenige

zelfbeheersching... En toch, hoe ze dan ook is, ze is allerliefst, en ik heb lekker

gegeten en het is heel gezellig...

Er werd gebeld, en omdat de deur van de vestibule openstond, hoorden Constance