• No results found

Je houdt me een beetje voor den gek, geloof ik

- Ik hoû zoo van mooie menschen en je ziet er zoo weinig... Kijk eens door de zaal

heen, allemaal leelijke menschen: de een loopt scheef, de ander is krom, die heeft

een vooruitstekenden boezem,

die een dikke buik. Ik kan niet tegen lichaamsdeelen, die proemineeren: het maakt

me ziek er naar te kijken... Ja, eigenlijk zijn alle menschen leelijk... Weet je, als je

uit alle romans van de wereld al de mooie heldinnen eens bij elkaâr nam, wat zoû je

dan een hoop mooie vrouwen krijgen... Geen romancier heeft ooit den moed een

afschuwelijke heldin te nemen, scheel, scheef, met een bochel... Als ik rijk was,

loofde ik een premie uit voor een afschuwelijke heldin... Jà, kijk tante Lot - en hij

deed-na het Indisch accent - schitterènd van de diamanten en met twee handen

streelend haar bruin satijnen buik. Alweêr een buik, en ik kan niet tegen buiken...

Maar toch wel ghoedig, tante! Kijk oom... die heeft zijn vest losgeknoopt:

onhebbelijke vent... Heb je mijn vest gezien, Constance! Het is wit broché, het is

heel chic... Zeg Cony, kijk eens mama, dat is toch een knappe oude vrouw, zooals

ze loopt, lacht, praat... dat is iets, hè, dat zie je dadelijk: dat is een chique vrouw.

Kijk daar naast nu eens die oude mevrouw Friesesteijn, burgerlijk, luidruchtig, vinnig,

figuur van Mie de schoonmaakster. Afschuwelijk, afschuwelijk... Kijk Ernst eens...

Cony. Dat is nu een broêr van me... net een oude jood en wat een rok, wat een rok!

Waar heeft de vent het vel laten maken! Hij verdoet al zijn geld aan vazen en pullen.

Kijk Gerrit eens... Cony. Die doet weêr vroolijk... de joviale huzaar met de breede

borst en de brandebourgs... Arme kerel, hij vergaat van melancholie. Je gelooft me

niet? Het is heusch zoo, hoor... Kijk Adolfine eens... Cony. Net een vogel, die

kwaadspreekt, pp, pp, pp! Bertha's ooren zullen wel tuiten. O God, die oogen van

Bertha, die altijd knippen! Ze moest er wat aan laten doen. Kijk Dorine eens... Cony.

Onbehagelijk ziet ze er altijd uit. Eigenlijk Cony... zijn er maar een paar mooie

menschen in de zaal... Mama en jij...

- En jij...

- Je man heeft ook een goeie lijn, hij heeft een aangename rug. Ik ben gevoelig

voor prettige ruggen. Ik hoû niet van mijn rug, en mijn rok zit toch netjes, hè... Een

rok, dat is zoo lastig... Tegenwoordig kan bijna geen kleêrmaker een goede rok

maken... Ja, mijn vest is netjes: kijk er maar naar... Nette knoopjes, hè: het zijn

saffiertjes, ongeslepen, en cabochon. Ja, je hebt een chic broêrtje; kom, neem zijn

arm maar eens, dan wandelen we wat door de zaal... Heb je gehoord, ze zijn allemaal

woedend, Ruyvenaers, Saetzema's, Karel en Cateau, omdat ze niet gevraagd zijn op

de eerste partij. Het plan was die te geven voor de aanteekening, maar Otto's komst

kwam er net tusschen... Ook een râté, die Otto, met zijn papieren vrouwtje... Kijk

die Van Ravens... Cony. Die houden zich strak bij Van Naghel en Bertha, om zich

niet te encanailleeren met de Saetzema's. Zeg, Cony, ben je blij hier terug te zijn...

Hoû je heusch van al die familie... Ik geloof niet, dat ik heb dat familie-zwak, dat er

is in mama en in jou, en ook in Bertha en in Dorine... Bertha heeft het in haar eigen

huis, Dorine en mama strooien het met weldaden uit over alle kinderen en

kindskinderen... Zeg, Cony, dat noemen de menschen nu zich amuzeeren, omdat er

een paar gaan trouwen. Maar kijk eens rond: niemand, die zich amuzeert. En daar

geven Van Naghel en Bertha nu een paar duizend gulden voor uit, om ze eten te

geven en wat te laten dansen en naar mijn Weelde te kijken: Floortje boven op

Marianne. Kijk die gezichten. Niemand die natuurlijk opgewekt is. Natuur, natuur,

Cony, dat is weg, totaal weg, bij menschen zooals wij. Er is geen gebaar, geen woord,

en zelfs geen gedachte bij ons, die natuurlijk is. Alles is aanstellerij en

voor-den-gek-houderij, van den een van den ander, en niemand loopt er in. Het is

toch een misselijke boel, zoo een maatschappij als de onze, zoo van nette menschen.

Zoû je nu niet eigenlijk kunnen begrijpen, dat een anarchist daar met pleizier een

bom in zoû gooien, bij voorbeeld tegen den buik van oom Ruyvenaer. Geen een

anarchist, die van een buik houdt: de buik typeert den bourgeois. Daar gaan ze wat

dansen: kijk, hoe leelijk ze vliegen door de zaal. Net lamgeslagen musschen... Er is

in ons menschen te veel zwaarte, loomheid en ernst om gracieus te dansen. Kijk, het

wordt bijna spectraal. Door al die voor-den-gek-houderij van élégance en chic en

dansen en vroolijk-doen, zie je, dat de een maagpijn heeft, de ander hoofdpijn, dat

Van Naghel denkt, hoe hij gisteren in de Kamer is uitgescholden, en Adolfine, hoe

zij haar bruiloftspartijen