• No results found

4.2 ■ ■ Het vraagstimulerend beleid

In document Steden aan het werk (pagina 88-93)

In het vraagstimulerend beleid kunnen drie deelsegmenten onderscheiden worden, met name het normaal economisch circuit, de sector van de sociale economie of de diensteneco-nomie en de overheidssector waarbij de lokale overheid als werkgever optreedt.

4.2.1 Innovatief en actief economisch voorwaardenscheppend beleid

Het handhaven van en de groei van de werkgelegenheid in het normaal economisch circuit is het prioritaire streefdoel van het stedelijke arbeidsmarktbeleid.

Het stedelijke economische ontwikkelingsbeleid heeft zich de laatste jaren zeer sterk ver-ruimd. Daar waar dit beleid zich in het verleden sterk concentreerde op acquisitie van in-dustriële activiteiten is de stad zich sinds een aantal jaren in belangrijke mate gaan toeleggen op de uitbouw van de andere economische segmenten en op de uitbouw van de stedelijke taakstelling die direct en indirect een werkgelegenheidseffect genereert.

Acquisitie en ondersteuning van bedrijfsactiviteiten

Inzake acquisitie van industriële bedrijfsactiviteiten en aanverwante activiteiten heeft Genk zich zoals hierboven reeds werd aangehaald sterk weten te profileren. Genk is namelijk de vierde industriële stad in Vlaanderen en volgt hierin onmiddellijk na de grootsteden Antwerpen, Gent en Brussel.

Het feit dat Genk deze positie heeft weten te verwerven is toe te schrijven aan het gegeven dat Genk door middel van een strategisch aankoopbeleid beschikte over zeer ruime indus-triezones (meer dan 2 000 ha) die door de stad in de loop der jaren zeer goed werden uitge-rust. Bijkomende troeven waren en zijn de multimodale ontsluiting en de zeer goede ligging van Genk ten opzichte van de Europese economische knooppunten. Bovendien kwam de re-gio gedurende een lange periode in aanmerking voor verhoogde expansiesteun en dit naar aanleiding van de erkenning als reconversiezone / Europese doelstelling II-zone.

Dit zijn belangrijke basisvoorwaarden om bedrijfsvestigingen te kunnen aantrekken.

Een gegeven is dat het succes van de bedrijfsacquisitie in zeer sterke mate wordt bepaald door de economische marktsituatie. In de jaren ‘80 was de verkoop van de bedrijfsterreinen beperkt, begin de jaren ‘90 is de economische conjunctuur gewijzigd. In een periode van 10 jaar registreerde de stad meer dan 100 industriële grondverhandelingen.

De afhankelijkheid van de industriële werkgelegenheid van Ford vormt een bijzonder kwetsbaar gegeven. De stad hanteert ten aanzien daarvan een tweeledige strategie. Ener-zijds wordt bewust werk gemaakt van industriële diversificatie door middel van de realisa-tie van andere meer gespecialiseerde bedrijfsterreinen zoals de logisrealisa-tieke zone Winterslag, het hoogwaardig bedrijvenpark Waterschei (beide in samenwerking met de Limburgse Re-conversiemaatschappij), de inplanting van een dienstenzone in het centrum en de realisatie van een bijkomende KMO-zone in Zwartberg. Ingevolge de herbestemming van de mijnter-reinen en de niet voltooide centrumontwikkeling beschikt Genk over de ruimte om nieuwe bedrijfszones te ontwikkelen.

Anderzijds heeft de stad het verankeringsconcept van Ford dat gebaseerd was op de realisa-tie van een automobiel-toeleveringspark – dat met een conveyor de toeleveringsbedrijven rechtstreeks met Ford verbond – mee helpen realiseren. Door bundeling van krachten kon dit concept in een zeer korte tijdspanne verwezenlijkt worden. In een paar jaar tijd vestigden zich een tiental bedrijven op het park en was het conveyor-systeem operationeel.

In het verleden werd door de stad een niet-geprofileerd acquisitiebeleid gevoerd. Omdat be-schikbare industrieterreinen steeds meer een zeldzaam goed, en bijgevolg een belangrijke ontwikkelingstroef vormen, opteert de stad voor een meer strategische invulling van de ter-reinen die nog beschikbaar zijn. Om de visie hieromtrent te onderbouwen werd recent een studieopdracht gegeven.

Versterking van het handelsapparaat

Een tweede belangrijk economisch segment is het handelsgebeuren. Ingevolge de mijnnij-verheid en de groei van Genk rond de mijnzetels heeft het handelsgebeuren zich in de eerste plaats ontwikkeld rond de mijnzetels. Later is de uitbouw van het centrum op gang geko-men. Bondig samengevat kon midden de jaren ‘90 volgende probleemanalyse geformuleerd worden: Genk heeft het grootste handelsapparaat van Limburg, maar door de gespreide in-planting mist het profilering en slagkracht. De koopbinding van het centrum neemt af, er is in het centrum onvoldoende concentratie van het shoppingaanbod. Ingevolge de mijnslui-ting zijn de bovenlokale handelsstraten in de mijnomgevingen in verval.

Door de stad werd een plan van aanpak ontwikkeld zowel ten behoeve van het centrum als ten behoeve van de bovenlokale handelsomgevingen.

Het plan voor de versterking van het handelsapparaat in het centrum kadert in een ruimer ontwikkelingsplan voor het centrum. In het plan wordt de ruimtelijke, de verkeerskundige en de functionele problematiek in kaart gebracht.

Op basis van de vastgestelde problemen werd er samen met diverse gespecialiseerde studie-bureaus en betrokken partijen een integraal ontwikkelings- en projectenplan voor het cen-trum opgesteld. In die plannen wordt concreet aangegeven welke projecten en acties nodig zijn om aan de vastgestelde problemen tegemoet te komen. Zo werd in het plan duidelijk aangegeven welke functies op vlak van wonen, handel, dienstverlening, ... parkeren, op wel-ke locaties dienden gerealiseerd te worden.

De realisatie van het plan voor de centrumontwikkeling dat, zoals hierboven werd aangege-ven, projecten op diverse domeinen omvat, vereist de inzet van aanzienlijke financiële mid-delen. Omdat het stadsbestuur onmogelijk al deze investeringen alleen kon dragen en om-dat het ook niet tot de kerntaken van de stad behoort om te investeren in winkel- en kantoorvoorzieningen heeft het stadsbestuur naar private investeerders gezocht die samen met haar het centrumplan wilde realiseren. Via een Europese aanbestedingsprocedure dien-den zich vijf kandidaat-investeerders aan die één, meerdere of alle onderdelen van het plan wilden realiseren.

Uiteindelijk koos het stadsbestuur voor de groep Multi Development Corporation. Deze groep deed een degelijk uitgewerkt voorstel om alle private projecten uit het plan te realise-ren en stelde een investering van 116,51 mio euro (4,7 mia BEF) voorop waarvan de groep circa 86,76 mio euro (3,5 mia BEF) zelf wil inbrengen. De resterende 29,75 mio euro (1,2 mia BEF) moet de stad zelf inbrengen voor de bouw van de schouwburg, de bibliotheek, het jeugdcentrum, de aanleg van pleinen en als inbreng in de parkeervoorziening. Deze bedra-gen zijn uiteraard raminbedra-gen, maar geven wel een indicatie van de omvang van de geplande

investeringen in het centrum. Genk startte hiermee één van de eerste publiek-private samen-werkingen inzake stadsontwikkeling. Een eerste project is in uitvoering, de plannen voor de tweede projectzone liggen op de tekentafels.

De wil van het stadsbestuur om Genk-Centrum uit te bouwen en hiervoor aanzienlijke stadsmiddelen vrij te maken, en de bereidheid van een private investeerder om eveneens omvangrijke commerciële projecten in het centrum te verwezenlijken hebben een stimulans tot een ruimere investeringsdynamiek gegeven. Op dit ogenblik zijn er in Genk-Centrum een tiental projecten van andere private investeerders in uitbouw. Het gaat hier om combi-naties van appartementsbouw met winkel- en/of kantoorruimte.

Het stadsbestuur en de handelaars hebben samen de vzw Centrummanagement opgericht.

Die vzw ontwikkelt initiatieven die er toe moeten bijdragen dat Genk een aangenaam koop-, uitgangs- en wooncentrum wordt.

Naast de centrumontwikkeling heeft de stad eveneens een actieprogramma uitgetekend voor de revitalisering van de bovenlokale handelsstraten in de vroegere mijnomgevingen.

Dit programma, dat gecoördineerd wordt door een winkelstraatmanager in samenwerking met de handelsverenigingen omvat zowel advies en begeleiding voor de handelaars als re-novatie van de omgeving. Een belangrijk instrument voor dit laatste is de woon-winkelreno-vatiepremie die succesvol mag genoemd worden en die zichtbare resultaten in het straat-beeld oplevert. Door de inplanting van nieuwe stedelijke functies op de voormalige mijnterreinen zullen deze straten ook sterke nieuwe commerciële impulsen krijgen.

Verruiming van de stedelijke functies

De stad maakt ook systematisch en planmatig werk van de uitbouw van de andere stedelij-ke functies zoals cultuur en toerisme.

Genk heeft geen cultuur-historisch verleden. De toeristische mogelijkheden van Genk situe-ren zich voornamelijk op het vlak van recreatie en natuur. Door het vrijkomen van het mijn-patrimonium worden belangrijke nieuwe perspectieven geboden op het vlak van de toeristische valorisatie van het industriële erfgoed. Momenteel wordt werk gemaakt van een globaal toeristisch ontwikkelingsplan voor Genk in het kader waarvan reeds de aanzet tot enkele belangrijke projecten is gegeven. In het centrumplan is de uitbouw van de cultuur-functie opgenomen.

4.2.2 Brede invulling van het sociaal-economische marktsegment

Het stimuleren van de werkgelegenheid in de sector van de sociale economie vormt een twee-de aspect van het vraagstimulerend beleid. Ons inziens is twee-de laatste tijd twee-de discussie rond diensteneconomie te veel gevoerd vanuit een theoretisch begrippenkader, en wordt nog steeds te sterk toegespitst op de creatie van jobs ten behoeve van risicogroepen op de ar-beidsmarkt.

Een groot deel van de zorgverlenende sector, met name daar waar de cliënt een bijdrage be-taalt voor de diensten die hij ontvangt, behoort evenzeer tot de sector van de sociale econo-mie. Deze sector creëert een hoge werkgelegenheid, voornamelijk voor vrouwen. Genk heeft steeds, voornamelijk via het OCMW, bijzondere aandacht besteed aan de uitbouw van deze sector. Hiertoe behoren onder andere de rol die het OCMW speelde en speelt in de uitbouw van het ziekenhuis, de rustoorden, dienstencentra, kinderopvang, ...

In het verlengde van de traditionele zorgverlening hebben stad en OCMW een kader gecre-ëerd dat het mogelijk maakte dat nieuwe vormen van sociale economieprojecten gericht op de tewerkstelling van risicogroepen tot ontwikkeling kwamen. Hiertoe behoren onder ande-re de sociale ande-restaurants, de dienstverlening via tewerkstelling art. 60, de buurthulpverle-ning aan senioren, ...

Naast deze initiatieven hebben zich andere projecten ontwikkeld of zijn in ontwikkeling die inspelen op nieuwe noden, zoals de kringloopcentra, invoegbedrijven, strijkwinkel, ...

Op het vlak van de sociale economie heeft de stad in het verleden voornamelijk een actieve beleidsstimulerende rol aangenomen, in die zin dat de stad financiële impulsen ter beschik-king stelt aan derden die initiatieven op dit vlak wensen te ontwikkelen. Het OCMW daar-entegen neemt op een aantal terreinen ook een uitvoerende taak op zich. Recent heeft de stad zich geëngageerd tot de realisatie van een experiment diensteneconomie, waarbij de stad de mogelijkheid van de creatie van jobs in nieuwe niches in het kader van de diensten-cheques zal onderzoeken en ondersteunen. In dit kader wordt ook onderzocht hoe bestaan-de statuten zoals PWA, WEP, ... kunnen geheroriënteerd worbestaan-den naar duurzame

tewerkstelling.

4.2.3 Stad als werkgever

Tenslotte is er de rol van de stad als werkgever. Door de toenemende functies die de lokale overheid opneemt heeft het personeelskader van de stad een zeer sterke groei gekend. Een niet onbelangrijk deel van die groei is projectgebonden.

Door de nieuwe taken die de gemeentelijke overheid vervult worden er ook nieuwe niet di-rect ambtelijke tewerkstellingsmogelijkheden voor risicogroepen gecreëerd. Voorbeelden daarvan zijn de stadswachten, de buurtwerkplaatsen en het huishoudhulpenproject.

In document Steden aan het werk (pagina 88-93)