• No results found

Vraag 14: Voorbereidingen

Antwoorden bij de vragen en opdrachten Hoofdstuk

Hoofdstuk 3 Vraag 14: Voorbereidingen

Er worden vier voorbereidingen getroffen door het Spaanse leger:

1. De Rode Toren wordt bezet door bevelhebber Íñigo de Medinilla en zijn vaandel (r. 9-10).

2. Het soldatenkamp wordt neergezet en versterkt (r. 11).

3. Door middel van een verkenningstocht wordt bepaald waar de kanonnen worden neergezet voor de aanval: bij de Friese Poort en Rode Toren (r. 18-20).

4. Er worden loopgraven gegraven rondom de stadsmuren van Alkmaar (r. 21-22). Vraag 15: Kroniek

In hoofdstuk 1 vraag 7 is het begrip etymologie en de site www.etymologiebank.nl toegelicht. Leerlingen kunnen terugbladeren en het lezen indien hoofdstuk 1 niet is besproken.

a. Het woord ‘kroniek’ is ontleend aan het Oud-Franse woord cronike, hetgeen ‘geschiedverhaal’ betekent. Eerst werd de –i– uitgesproken als –ij–, maar dit

veranderde later in –ie–. Het Franse woord cronike is ontleend aan het Latijnse woord

chronica. Dit betekent ‘chronologische opsomming van gebeurtenissen’. Chronica is

verkort uit de Griekse woorden khronikà biblía (tijdsboek).

b. Beide genres doen verslag van belangrijke gebeurtenissen. Een kroniek presenteert deze kennis als losse feiten waarbij er geen onderlinge samenhang is (p. 24). Een geschiedschrijving is een interpretatie van de geschiedschrijver waarbij het gestructureerd en samenhangend is (p. 8).

Vraag 16: Ooggetuigenverslag

Er zijn eigenlijk alleen maar argumenten te verzinnen om het eens te zijn met deze stelling. Indien een leerling toch argumenten geeft waarom deze het oneens is met de stelling, moet de docent nader bepalen in hoeverre de argumentatie juist is. Let op: de argumentatie dat het werk een chronologische beschrijving is van het beleg van Alkmaar hoeft niet meteen te betekenen dat het geen ooggetuigenverslag kan zijn. Ooggetuigenverslagen kunnen immers ook chronologisch geordend zijn.

Eens: De tekst bespreekt zo nauwkeurig de weg naar Alkmaar, de voorbereidingen bij

Alkmaar. Daarnaast geeft Mendoza ook anekdotes. Hierdoor lijkt het alsof hij er zelf bij was. De hele tekst staat bol van voorbeelden. Daarom staat hier een kleine selectie:

o Anekdote: ‘Twee luitenants… staande voet’ (r. 3-5).

o Nauwkeurigheid: ‘Deze verovering… zijn mannen’ (r. 9-10).

o Nauwkeurigheid + anekdote: ‘Een loopgraaf… de vijanden’ (r. 23-30). Vraag 17: Bedrog

a. De inwoners vertellen dat er zo’n 1.000 man in Alkmaar is. Verder kunnen de Alkmaarders niet zo goed vechten en hebben weinig discipline. Ook zijn de muren/verdedigingswerken niet zo goed versterkt (r. 1-5).

b. Tijdens de aanval blijkt dat de Alkmaarders heel geordend de muren verdedigen (r. 7-9). Ook blijken de verdedigingswerken wel heel sterk te zijn (r. 14). De Alkmaarders kunnen goed vechten door hun vaardigheden (r. 18-19).

Vraag 18: Dapperheid

a. Door dit te zeggen geeft de schrijver een verklaring voor het verlies, maar schildert tegelijkertijd de Alkmaarders ook minder positief af.

b. Dat blijkt uit verschillende beschrijvingen

-­‐ Wanneer de Spanjaarden gaan aanvallen doen ze dit met ‘enorme kracht en gedrevenheid’ (r. 6).

-­‐ Ondanks de omstandigheden vochten ze ‘met grote standvastigheid en gedrevenheid’ (r. 11-12) ondanks de ‘enorme en overduidelijke gevaren’ (r. 14-15).

-­‐ Ondanks dat de Spanjaarden zich terugtrekken blijft kapitein Salazar achter, met gevaar voor eigen leven, voor het geval dat Don Frederik nog een keer Alkmaar wil aanvallen (r. 22-23).

-­‐ Wanneer ze lafhartig aangevallen worden, terwijl ze terugtrekken, drijven Salazar en andere soldaat de Alkmaarders terug waarbij ze een aantal Alkmaarders

onthoofden (r. 30-32). Vraag 19: Verwijzen

a. Om te verwijzen naar de Spanjaarden gebruikt Trillo de woorden ‘ons’ en ‘wij’. Naar de Alkmaarders verwijst hij met ‘vijanden’.

b. Het woord vijanden heeft een negatieve lading en daardoor wordt het gevoel van ‘wij zijn goed versus zij zijn slecht’ versterkt.

Vraag 20: Emoties

a. Zij voelen zich dan zeer ontevreden (r. 18) en ‘boos en opgefokt’ (r. 22).

b. Het benadrukt de strijdlustigheid, volhardendheid, gedrevenheid en dapperheid van de Spanjaarden. Het laat zien dat ze niet van opgeven/verliezen houden.

Vraag 21: Spanjaarden wegjagen

Indien alleen dit hoofdstuk wordt besproken in de les kunnen de leerlingen p. 14-15 of 20 lezen om deze vraag te beantwoorden.

a. Het belangrijke element dat hier niet genoemd wordt is dat de Alkmaarders de dijken doorsteken waardoor de weilanden rondom Alkmaar onder water komen te staan. Door de combinatie van de regen en dit (inundatie-)water zijn de Spanjaarden genoodzaakt om te vluchten.

b. Het wordt niet genoemd omdat de Alkmaarders de Spanjaarden eigenlijk te slim af zijn geweest. Het is de verklaring waarom de Spanjaarden hebben verloren. Ze willen dat niet graag toegeven dus laten ze het weg.

Vraag 22: Subjectiviteit vs. objectiviteit

Het antwoord op deze vraag is eigenlijk dat Mendoza objectief is en Trillo subjectief. Dat wordt uiteraard in de inleidingen over de schrijvers verteld. Het is bij deze opdracht de bedoeling dat de leerlingen ten eerste kritisch kijken naar de stelling. Ten tweede moeten de leerlingen op onderzoek uit want ze moeten bewijs vinden voor wat in de inleidingen wordt gezegd.

Mendoza objectief: over het algemeen is Mendoza neutraal. Hij dikt de overwinningen van de Spanjaarden niet aan en is niet extreem negatief over de Alkmaarders. Hij gebruikt

voornamelijk de term ‘Alkmaarders’ wanneer hij over hen praat. Eenmaal aan het einde van de tekst verwijst hij met de term ‘vijanden/rebellen’ (r. 30-31). Hij schildert de Alkmaarders dus niet negatief af, ondanks dat ze eigenlijk de Spanjaarden continu dwarsbomen: het gevecht om de Rode Toren (r. 12-16) of de gevechten bij de loopgraven (r. 25-31).

Trillo subjectief: Bij Trillo zijn de Spanjaarden de helden en de Alkmaarders de vijanden. Dat steekt hij niet onder stoelen of banken. Voorbeelden uit de tekst zijn:

o Naar de Alkmaarders wordt vaak verwezen met het woorden ‘vijanden’ (r. 7, 23, 25, 30, 31).

o De Alkmaarders vertellen leugens (r. 7-10).

o Ondanks deze leugens blijven de Spanjaarden ‘met grote standvastigheid en gedrevenheid’ (r. 11).

o Spanjaarden vochten ‘met grote dapperheid’ (r. 16). o Spanjaarden houden niet van opgeven (r. 18).

o Spanjaarden verloren, niet door de dapperheid van de Alkmaarders, maar door hun vaardigheden (r. 18-19).

o Benadrukken dat onderofficier Pedro Coque een waardig man is (r. 24). o De Alkmaarders winnen door ‘een meevaller’ (r. 28).

o Salazar bewijst zichzelf keer op keer (r. 24-26 en r. 31-32). Groepsopdracht 7: Stereotypering

Bij deze opdracht leren leerlingen hoe ‘de rest van de wereld’ naar een bepaald land kijkt. Daarnaast leren ze dat deze stereotyperende beelden niet altijd juist zijn. Hollanders lopen immers niet de hele dag wietrokend op klompen rond. De leerlingen kunnen deze opdracht uitvoeren door het internet te gebruiken. Goede zoekwoorden zijn: stereotypen en

vooroordelen. Ze kunnen ingaan op het uiterlijk, de kleding, bepaald gedrag etc. Zo drinken de Russen continu wodka, zijn de Zweden altijd blond en roken Hollanders de hele dag wiet. Het is belangrijk dat de leerlingen de volgende punten verwerken in hun verslag:

1. De stereotyperende elementen van hun land. 2. Hun mening in hoeverre die stereotypen waar zijn. 3. Hoe de landen aan deze kenmerken zijn gekomen.

4. Hun eigen ervaringen met het volk dat zij onderzoeken. Kloppen deze vooroordelen? Groepsopdracht 8: Verschillende visies op een conflict

Voor deze opdracht moeten leerlingen kranten-en tijdschriftartikels lezen en gebruiken. Ze kunnen bijvoorbeeld de scheiding of ruzie tussen bekende personen onderzoeken. Een oorlog kan ook, maar zit vaak complex in elkaar. Wat zegt de ene partij? En wat zegt de andere? Kloppen deze gegevens of spreken ze elkaar tegen? Door dit te analyseren leren de leerlingen niet alleen om kritisch na te denken over wat er geschreven wordt. Ze leren ook dat er

meerdere visies zijn bij een conflict en dat deze visies elkaar kunnen tegenspreken. Ook kunnen de leerlingen nadenken over de bron. Wat is het doel van het medium dat zij hebben gekozen? De waarheid vertellen (een krant), hoge verkoopcijfers (tijdschrift) of allebei? Het is leuk als de leerlingen hun bevindingen presenteren in een verhaalvorm, bijvoorbeeld in een interview. Hierdoor wordt het voor de rest van de klas beeldend hoe hun conflict is verlopen. Er zijn ook andere vormen. Leerlingen kunnen een storyboard maken, een

toneelstukje opvoeren, een overzicht van de argumentatiestructuren of een simpele presentatie (met Prezi of Powerpoint). Bespreek met de leerlingen hoe ze het moeten presenteren.

Hoofdstuk 4