• No results found

Vraag 23: Beslissingen

Antwoorden bij de vragen en opdrachten Hoofdstuk

Hoofdstuk 4 Vraag 23: Beslissingen

a. De twee beslissingen die Trijn neemt zijn:

(r. 22-23).

2. Ze gunt De Arcibu misschien genade als hij vertelt over Don Frederiks plannen (r. 55-57).

b. Deze beslissingen laten haar macht zien. Blijkbaar wordt ze zo gerespecteerd en is zo machtig dat ze kan bepalen wat er met een krijgsgevangene gebeurt. Ze neemt dus beslissingen in de Raad, een uitzonderlijke gebeurtenis voor een vrouw in de zestiende (en achttiende) eeuw.

Vraag 24: Treurspel

a. Een treurspel is een toneelstuk dat belangrijke vraagstukken over politieke of

godsdienstige onderwerpen op een serieuze manier bespreekt. Het publiek kan van dit toneelstuk leren. Vaak loopt het stuk slecht af (met een of meerdere doden). Een treurspel wordt ook wel een tragedie genoemd.

b.

-­‐ Het centrale thema van dit toneelstuk is de Tachtigjarige Oorlog, een politieke gebeurtenis (en godsdienstig als je kijkt naar de aanleiding van deze oorlog). -­‐ Er worden beslissingen genomen over krijgsgevangenen. Dit is vaak ook een

politieke aangelegenheid.

-­‐ Het loopt niet goed af met De Arcibu, hij wordt uiteindelijk opgehangen. Voor het Hollandse publiek is dit waarschijnlijk minder tragisch, want er wordt tenslotte een vijand opgehangen die zich heeft misdragen tijdens het beleg van Haarlem.

c. Het publiek kan zich identificeren met Trijn Rembrands of De Arcibu.

d. Trijn Rembrands: haar moedige vechten en slimheid: Eerst nadenken dan doen. Het publiek leert wat je met een krijgsgevangene kunt doen. Je kunt hem eerst uithoren en daarna altijd nog vermoorden.

De Arcibu: onderschat nooit de tegenstander, ze kunnen liegen en dan volgt alsnog dood door ophanging. Je kunt je land dus beter niet verraden.

Vraag 25: Ophemelen van Trijn 1. ‘Dappre Maagt’ (r. 1).

2. ‘Ons het meeste heeft bevryd, en meerder heeft gedaan’ (r. 2-3). 3. ‘Sloeg zy den vyand af’ (r. 5).

4. ‘Een Maagd die de eer verweert der vrouwelyke schaar’ (r. 37). 5. ‘Beschermster van haar Stad en haar Stadsgenooten’ (r. 39). 6. ‘Haar heldenhart en onbevlekte trouw’ (r. 41).

Vraag 26: Vrouwen en het beleg

a. Uit het kader blijkt dat de Alkmaarse vrouwen een ondersteunende functie hadden tijdens het beleg van Alkmaar. Of ze één op één vochten met de Spanjaarden weten we niet. Dat wordt ook niet duidelijker uit het toneelstuk. Trijn wordt geroemd om haar werk in de stadsverdediging (r. 4, 39-42), maar wat dat werk precies inhoudt wordt niet uitgelegd in het toneelstuk. De uitspraak is dus aan de ene kant van

toepassing op het toneelstuk omdat het toneelstuk geen voorbeeld geeft van een één op één gevecht tussen een vrouw en een Spanjaard. Aan de andere kant kunnen leerlingen ook het argument geven dat het toneelstuk geen bewijs geeft voor de ondersteunende functie die vrouwen hadden. (Noot: Overigens wordt in andere delen van het

toneelstuk wel genoemd dat vrouwen brandende spullen over de stadsmuren gooiden, alleen is dit niet opgenomen in het hoofdstuk.)

b. Zie voor deze opdracht het eerste deel in hoofdstuk 1 en het geuzenlied van Nanning van Foreest in hoofdstuk 2.

P.C. Hooft: Strijdlustige vrouwen hielpen met brandende spullen aangeven (die over de muur werden gegooid (r. 19-20).

Nanning van Foreest: Vrouwen, arm en rijk, zij verdedigden Alkmaar dapper (r. 15-16).

Groepsopdracht 9: Debat

Bij deze opdracht wordt er een klein debat georganiseerd. Zorg ervoor dat de stoelen en tafels aan de kant worden geschoven in de klas zodat er een grote ruimte ontstaat (of zoek een plek op in de school waar veel ruimte is, bijvoorbeeld in de aula). De docent leest een stelling voor. Indien de leerlingen het eens zijn met de stelling gaan ze aan de linkerkant van de ruimte staan, wanneer ze het oneens zijn met de stelling gaan ze aan rechterkant van de ruimte staan. Zo krijgen de leerlingen (en de docent) een duidelijk beeld van wie het met de stelling eens en oneens is. De meningen van hun medeklasgenoten worden beter uitgebeeld. De positie die de leerlingen innemen is nooit fout, zolang ze hun positie maar kunnen

onderbouwen met argumenten. Door deze vorm te gebruiken, zijn de leerlingen verplicht om actief mee te doen in de les (door een positie in te nemen) en oefenen ze om hun eigen mening te vormen.

Groepsopdracht 10: Poster en folder

Deze opdracht kan worden uitgevoerd in samenwerking met CKV.

-­‐ Poster: Leerlingen kunnen de poster op de computer ontwerpen of tekenen. Het is belangrijk dat ze een duidelijk ontwerp maken in een groot formaat, bijvoorbeeld A3. Het komt immers in bushaltes en op straat te hangen. Ook moeten alle genoemde elementen op de poster staan: titel/slogan, datum, tijd, locatie, prijs, eventueel namen van bekende acteurs, een afbeelding die gerelateerd is aan Trijn Rembrands, de Tachtigjarige Oorlog of het beleg van Alkmaar. Ook kunnen de leerlingen ingaan op de bijzondere elementen van het toneelstuk van Simon Rivier: het is een treurspel, een vrouw krijgt een grote rol, het gaat over het beleg van Alkmaar. Leerlingen kunnen kijken naar posters van andere toneelstukken, zodat de leerlingen een idee hebben welke prijs ze kunnen vragen, wat een normaal tijdstip is etc.

-­‐ Verslag: Hierin lichten de leerlingen hun keuzes toe. Waarom kozen ze voor dit ontwerp? Waarom voor deze acteur, prijs, datum, locatie, etc.? Hebben ze inspiratie gehaald uit andere posters of hebben ze alles zelf bedacht? Waarom noemen ze die elementen in de folder? De leerlingen kunnen eventueel ook een evaluatie schrijven over de samenwerking (maximaal 100 woorden).

Het is leuk als de leerlingen hun poster presenteren aan de klas en daarbij een korte toelichting geven van hun gemaakte keuzes. De rest van de leerlingen moeten bij de

presentatie betrokken worden door ze de opdracht te geven om hun commentaar te geven (zie beoordelingsformulier op p. 38). Wat vinden ze goed en wat zouden ze anders hebben

gedaan? Op deze manier zijn de leerlingen ‘verplicht’ om naar elkaar te luisteren en op te letten. Indien de school zelf een toneelstuk organiseert, kunnen leerlingen deze opdracht ook toepassen op dat toneelstuk in plaats van die van Simon Rivier.

Eindopdracht 1: Vergelijk de genres

Indien niet alle hoofdstukken aan bod zijn gekomen tijdens de lessen is dit geen probleem. De leerlingen kunnen ook twee hoofdstukken met elkaar vergelijken. Wanneer er maar één hoofdstuk is behandeld kunnen leerlingen de bron die zij gelezen hebben vergelijken met de hedendaagse literatuur.

Verschillen:

1. Voordragen/zingen versus lezen: Nederlandse Historien wordt gelezen, geuzenliederen worden gezongen en gelezen, de Spaanse bronnen waren ook om te lezen, het toneelstuk wordt zowel verbeeld als gelezen.

2. Spaans versus Nederlands: De Spaanse bronnen waren van origine in het Spaans, de andere bronnen zijn Nederlands.

3. Proza versus rijm: Nederlandse Historien en de Spaanse bronnen zijn proza, de geuzenliederen en toneelstuk zijn op rijm.

4. Periodes: de bronnen komen uit verschillende eeuwen. Nederlandse Historien uit de zeventiende, geuzenliederen uit de zestiende en negentiende eeuw, Spaanse bronnen uit de zestiende eeuw en het toneelstuk uit de achttiende eeuw.

5. Functie van de tekst: P.C. Hooft wil met de Nederlandse Historien het stadsbestuur iets leren, de geuzenliederen zijn nieuws- en

propagandaverspreiding en dienen als herdenking, de Spaanse bronnen dienden als inspiratiebron voor de toekomstige soldaten en koning Filips III, het toneelstuk is voor lering en vermaak.

Overeenkomsten:

1. Alle schrijvers van de genoemde bronnen zijn mannen.

2. Het onderwerp van de bronnen is de Tachtigjarige Oorlog en het beleg van Alkmaar.

3. Alle bronnen bevatten personen en anekdotes. Eindopdracht 2: Profielwerkstukvragen

Het is belangrijk dat bij deze opdracht de leerlingen niet te groot denken. Het moet wel uitvoerbaar zijn. Het is daarom ook van belang dat ze nadenken over hoe ze aan de informatie gaan komen. Als dat te ingewikkeld wordt dan weten de leerlingen dat het al moeilijker uitvoerbaar is. Voorbeelden voor profielwerkstukvragen zijn:

-­‐ Leerlingen kijken naar een andere stad die belegerd is, bijvoorbeeld Haarlem, Leiden of Naarden. In zo’n stad zouden ze naar het archief kunnen gaan om ook een bron te zoeken. Daarbij kunnen ze zich de vragen stellen: Hoe geeft mijn bron het beleg weer? Is de situatie vergelijkbaar met die van Alkmaar? Ze kunnen een ander stuk uit

Nederlandse Historien pakken.

-­‐ Leerlingen kunnen andere bronnen over het beleg van Alkmaar onderzoeken. Bijvoorbeeld het Een kort verhaal van de forse belegering en het vertrek van de

Spanjaarden bij de stad Alkmaar gelegen in Holland (er is een vertaling van). Wat

wordt daarin gezegd over Alkmaar en komt dat overeen met de bronnen in dit lespakket?

-­‐ Er wordt ook over Trijn Rembrands gesproken in het prozaverhaal Catharina

Rembrands of het beleg van Alkmaar in 1573 van J. Krabbendam (1835). Hoe wordt

Trijn Rembrands en vrouwen daarin afgebeeld? En worden vrouwen in andere bronnen genoemd? Zo ja, hoe?

Een ideale locatie is het Regionaal Archief van Alkmaar waar leerlingen de bronnen gratis kunnen inzien. Daarnaast kunnen leerlingen de website www.literatuurgeschiedenis.nl raadplegen of de bibliotheek bezoeken.

Eindopdracht 3: Betoog favoriete hoofdstuk

Bij deze opdracht is ieder antwoord goed, zolang leerlingen het maar goed onderbouwen. Leerlingen kunnen ingaan op de schrijfstijl, het genre, de gebeurtenis die beschreven wordt

etc. Om hun antwoord te ondersteunen en duidelijk te maken moeten ze voorbeelden uit de bronnen geven.

Eindopdracht 4: Tijdlijn

Hoe uitgebreid en volledig de tijdlijn zal zijn, is afhankelijk van hoeveel hoofdstukken er zijn behandeld tijdens de les. Door een tijdlijn te maken krijgen de leerlingen een chronologisch beeld van wat wanneer gebeurt. De tijdlijn kan op verschillende niveaus gemaakt worden:

-­‐ op het niveau van het beleg van Alkmaar op basis van de besproken bronnen. -­‐ op het niveau van de Tachtigjarige Oorlog (bijvoorbeeld de eerste paar jaar). Eventueel kan de tijdlijn worden aangevuld met informatie uit boeken of het internet.

Verantwoording en toelichting lespakket