• No results found

De vorming van de socialistische vrouw Erziehung en biopolitiek

Het communistische regime streefde naar een Nieuwe Mens. Deze mens moest zowel qua

lichaam als geest aan bepaalde socialistische ideaalbeelden voldoen. In het kort betekende dit een grote liefde voor de partij en een lichaam dat zich in dienst stelde van het land door middel van arbeid en voortplanting. De SED hoopte als het ware een socialistisch subject te creëren.

Zowel lichaam als ideologie spelen een grote rol bij de vormgeving van subjectiviteit. Bij vrouwen speelde volgens het regime reproductie een belangrijke rol. Reproductie heeft in deze context twee betekenissen. Reproductie van een sociale continuïteit en de biologische

voortzetting van de mens.335 Het reproductieve zelf is het object geworden van verschillende soorten kennis, technologieën en politieke strategieën, die eigenlijk nog weinig te maken hebben met de persoonlijke seksualiteit.336 Deze verzameling vormde de biopolitieke machtspraktijk die het lichaam aan de staat verbond. Daarnaast werd in de DDR door middel van educatie en propaganda het niet-lichamelijke deel van het zelf omgevormd. Alles ten behoeve van de ontwikkeling van het socialistische subject.

De Demokratische Frauenbund Deutschlands deed ook een duit in het zakje wat deze vorming van het volk betrof. De vrouwenbond richtte zich daarbij, niet geheel verrassend, voornamelijk op de vrouw. Zij bemoeide zich zowel met lichaam als geest door middel van het propageren van SED-biopolitiek en het verzorgen van educatie op politiek en cultureel vlak. Biopolitiek DFD

“Schlieβlich sind sie als Mütter oder künftige Mütter Trägerinnen des Lebens und biologisch dazu berufen, nicht nur den Bestand, sondern das Aufblühen der Nation zu sichern”337

Biopolitiek heeft een subject-vormende werking en speelde hierom een belangrijke rol in het construeren van de Nieuwe Vrouw in de DDR. Hardt en Negri, denkers over biopolitiek, tonen aan dat biopolitiek het subject vormt aan de hand van het denken van de Franse filosoof Gilles Deleuze. Deleuze zag in de naoorlogse westerse samenlevingen een ontwikkeling van een disciplinaire samenleving tot gemeenschappen die zich kenmerkten door controle. In navolging

335 Anthony Giddens, Modernity and self-identity: Self and society in the late modern age (Cambridge 1991) 219. 336 Volgens Paul Rabinow en Nikolas Rose geciteerd in: Jemima Repo, The biopolitics of gender (Oxford 2016) 16. 337 Irene Uhlmann, Lore Mallachow, Gudrun Petersein, Inge Brandt ed., Kleine Enzyklopädie- Die Frau (VEB Verlag Enzyklopädie Leipzig 1961) 593.

81 van Deleuze beschouwen Negri en Hardt biopolitiek als een vorm van controle die zich tot diep in het bewustzijn en de lichamen van de bevolking uitstrekt. Tegelijkertijd speelt deze controle een rol in het geheel van sociale relaties.338 Deze controlegemeenschap is ook in de DDR duidelijk terug te zien, en ik geloof dat haar biopolitiek deze subjectvormende dimensie ook bezat.

Volgens Josie McLellans Love in the time of communism lag in de jaren vijftig en zestig de focus van de SED op de volgende zaken: de geboortecijfers, vrouwen een plek geven op de arbeidsmarkt en de internationale en binnenlandse reputatie van de nieuwe Duitse staat. Zoals in alle geïndustrialiseerde landen daalde het aantal geboortes ook in de DDR. Daarnaast liep het land door emigratie, tot 1961, leeg. Er moesten baby’s geboren worden om het land in de toekomst te voorzien van arbeiders. Bovendien waren geboortecijfers een belangrijk strijdtoneel tijdens de Koude Oorlog. Als de Oost-Duitse ouders meer kinderen kregen dan in West-

Duitsland, was dit een teken dat zij meer vertrouwen hadden in de toekomst dan de ouders over de grens.339 Stijgende geboortecijfers waren al in de tijd van nazi-Duitsland versus de Sovjet- Unie een internationaal vergelijkingsmiddel.340

Naast biopolitiek was er in de DDR ook sprake van die andere Foucaultiaanse machtsstructuur met betrekking tot lichamelijkheid. Namelijk de inzet van het lichaam voor arbeid zoals in Discipline and Punish beschreven staat. Lichamen werden geconditioneerd voor werk, zij werden voor bepaalde tijdsblokken in ruimtes gezet om te werken, om vooraf gestelde productiedoelen te behalen.341 In de DDR zien we de afbakening van tijd duidelijk terug bij het

werken in Schichten (ploegendiensten). Ook het gebruik van gecontroleerde ruimtes werd ingezet om de productie te verhogen. In de jaren vijftig zag de SED, als zij naar vrouwen keek, voornamelijk potentiële arbeiders. Deze perceptie bewijst volgens eerdere onderzoekers342 dat productie, en niet reproductie, het zwaartepunt van het vrouwenbeleid van de SED was. Als we de financiële middelen bij Ulbrichts en Honeckers maatregelen gericht op het moederschap vergelijken, liggen die van Ulbricht veel lager. Donna Harsch stelt dat deze onderzoekers daarom

338 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 65-67.

339 Josie McLellan, Love in the time of communism, Intimacy and sexuality in the GDR (Cambridge 2011) 13. 340 David L. Hoffmann, Annette F. Tim, ‘Utopian biopolitics: reproductive policies, gender roles, and sexuality in Nazi Germany and the Soviet Union’, in Geyer, Michael, Fitzpatrick, Sheila ed. Beyond Totalitarianism, Stalinism

and Nazism compared (Cambridge University Press, 2009) 88.

341 Michel Foucault, Discipline and Punish, the birth of the prison (New York 1995) 135-169.

342 Zoals Trappe, Koch and Knöbel. Geciteerd in Donna Harsch, Revenge of the domestic, women, the family, and communism in the German Democratic Republic (Princeton 2008) 133.

82 concludeerden dat politiek rondom moederschap pas na 1970 een thema werd in de DDR.343

Enerzijds werd er meer mogelijk wat anticonceptie betrof, anderzijds werd het moederschap ook duidelijk gepropageerd.

Er was duidelijk een focus op arbeidsmobilisatie van vrouwen, maar dit was ook ten tijde van Ulbricht niet het enige. De maatregelen voor moeders waren er vooral op gericht om de combinatie moederschap en werk te verlichten. Volgens Donna Harsch is daarbij alleen al de keuze voor de naam van de Abteilung für Mütter und Kind, binnen het Ministerium für

Gesundheitswesen, een teken aan de wand dat een bepaald maternalisme altijd al belangrijk was voor de SED. Het orgaan dat zich het meest direct met vrouwen bezighield zag vrouwen

blijkbaar ook altijd als beoogd moeder. De reproductie lag erg dichtbij de focus op productie, ook al in de jaren vijftig. Vooral vanuit het verlangen om na de oorlog de populatie weer te versterken.344

De DFD hielp mee het werkende lichaam te ontlasten waardoor er ruimte zou ontstaan voor het moederschap. Uit verscheidene bronnen blijkt zeer duidelijk dat de bond zoveel mogelijk vrouwen op de werkvloer probeerde te krijgen. Maar Harsch’ observatie dat

moederschap tegelijkertijd altijd een focus was is zeker ook te ondersschrijven vanuit de bronnen van de DFD. Juist de combinatie van arbeid en kinderen blijkt volgens de bronnen van de DFD het hoogste goed te zijn geweest.

Het moederschap werd juridisch bevorderd door de Gesetz über den Mutter- und

Kinderschutz und die Rechte der Frau. Dit was een verordening waaruit de biopolitieke agenda van de SED af te lezen valt. Vrouwen kregen vijf weken verlof voor de bevalling en zes (vanaf 1956 elf) weken verlof erna. De staat betaalde voor alle geboortes. Elke moeder kreeg 50 Mark om luiers en andere zaken voor het pasgeboren kind aan te schaffen. Om een grote familie aan te moedigen kreeg een vrouw een extra 100 M als ze haar derde kind op de wereld zette, en 500 M met haar vijfde kind. De combinatie van arbeid en moederschap werd ook door deze wet

gestimuleerd. Als een vrouw werkte kreeg zij bij haar eerste twee kinderen 50 M extra. De DDR verzorgde ook kinderbijslag. Elke moeder kreeg een maandelijkse bijdrage van 20 tot 25 M voor een vierde of een vijfde kind. 345 Alleenstaande vrouwen kregen dezelfde

343 Donna Harsch, Revenge of the domestic, women, the family, and communism in the German Democratic Republic (Princeton 2008) 133.

344 Harsch, Revenge of the domestic, 133.

83 bedragen. Een zwangere vrouw in een zogenaamd “wild” huwelijk, oftewel een vrouw die

ongehuwd samenleefde met haar partner, kreeg opvallend genoeg geen bijdrage voor haar kind. Adoptieve of stiefmoeders ontvingen ook niks extra’s voor de kinderen die zij onder hun hoede namen. In 1958 steeg de kinderbijslag enorm, dit was hetzelfde jaar dat de staat probeerde het aantal werkende getrouwde vrouwen te verhogen door de rantsoenkaarten af te schaffen en lonen van de ongeschoolde arbeiders te verhogen. Elke moeder kreeg nu 500 M bij haar eerste twee kinderen, 700 M voor het derde, 850 M bij het vierde en 1000 voor de vijfde. Elke familie kreeg maandelijks per kind 20 M en voor het derde of meer 40-45 M.346 Of het nu door deze

maatregelen kwam of door andere factoren, het geboorteaantal steeg wel.347

Naast de financiële tegemoetkomingen werden geboortes ook bevorderd door het oprichten van faciliteiten die het leven van de werkende ouders vergemakkelijkten. De SED zorgde voor een stijgend aantal kinderopvangplaatsen. In het bijzonder voor de alleenstaande werkende moeders kwamen er Dauerheimen waar zij ook de allerkleinsten konden

onderbrengen.348 Ook werden er Schwangererhohlungsheimen opgericht, hier konden

toekomstige moeders met een zwakke gezondheid vier weken kuren om aan te sterken. Andere Staatliche Einrichtungen waren de huwelijks- en seksualiteitsvoorlichting,

verloskundigenpraktijken, cursussen voor moeders waar de basis van zwangerschapshygiëne en zuigelingsverzorging werd uitgelegd. De overheid wilde dat vrouwen in klinieken bevielen, om zoveel mogelijk kinderen veilig op de wereld te zetten.349 De strijd tegen zuigelingensterfte werd

verder met een prijsverlaging van het melkpoeder Babysan tegengegaan.350 Vrouwen konden ook

moedermelk doneren bij Frauenmilchsammelstellen, die melk werd aan vrouwen gegeven die te weinig melk aanmaakten.351

De DFD speelde een belangrijke rol in het faciliteren van kinderopvang. Tijdens een conferentie voor werkende vrouwen in 1953 concludeerde de DFD dat er nog te weinig plekken waren en besloot zich in te zetten voor de oprichting van extra crèches.352 Käthe Kern,

346 Donna Harsch, Revenge of the domestic, women, the family, and communism in the German Democratic Republic (Princeton 2008) 135.

347 Harsch, Revenge of the domestic, 135. 348 DY31/1290 Bericht der Volkskammer. 26.

349 Irene Uhlmann, Lore Mallachow, Gudrun Petersein, Inge Brandt ed., Kleine Enzyklopädie- Die Frau (VEB Verlag Enzyklopädie Leipzig 1961) 127.

350 DY31/1290 27-28.

351 Uhlmann ed., Kleine Enzyklopädie, 123.

352 DY31/582 Diskussionsbeitrag der 1. Vorsitzenden des DFD Ilse Thiele auf der Konferenz der werktätigen Frauen am 24. Und 25. Oktober 1953 in Berlin. 11.

84 hoofdafdelingsleider van Mutter und Kind binnen het Ministerie voor Gezondheid, ging tijdens een voordracht in op de groei van kinderopvangplekken. Een andere oplossing kon zijn om een gepensioneerde dame te betalen om op de kinderen te passen.353 Vrouwen werden, zoals het een echt socialistisch collectief betaamd, opgeroepen elkaar te helpen. Vrouwen die werkende moeders hielpen met klusjes en oppaswerk werden zodoende vaak in de krant gefêteerd.354 In 1960 werd de kinderbijslag uitgebreid met een ondersteuning voor alleenstaande werkende moeders als hun kinderen ziek waren. September 1962 was het moment dat de ministerraad besloot werkende moeders te gaan helpen om hun kinderen onder te brengen in kinder- of naschoolse opvang. In 1963 werd het zwangerschapsverlof verlengd.355 De focus van de politieke besluitvorming lag in deze periode duidelijk op de twee gegevens die door de SED zo belangrijk werden bevonden: moederschap en arbeid. Ook het wetboek van arbeid uit 1961 bevatte passages die specifiek op vrouwen van toepassing waren. In de paragrafen 123 tot en met 133 werd de Förderung der werktätige Frau vastgelegd. Een van de belangrijkste maatregelen was daarbij de HAT, de Hausarbeitstag.356 In 1965 werd er nog een verordening uitgegeven over het schooleten. Als dit van betere kwaliteit zou worden hoefden vrouwen niet nog een hele warme maaltijd in elkaar te flansen na een lange werkdag.357

In de jaren zeventig bleef de DFD het moederschap aanmoedigen. Toen in een tijdschrift een stuk verscheen waarbij de auteur claimde dat ouders die veel kinderen namen

onverantwoordelijk handelden reageerde de Bundesvorstand op een bijeenkomst in 1971 zeer fel. De bond sprak zich juist zeer ten behoeve van families met meerdere kinderen uit.358 Ook

Kaminsky geeft aan dat de pronatalistische politiek in dit decennium van belang bleef. “Um Frauen zu motivieren, mehr Kinder zu bekommen konzentrierte sich die SED ab Anfang der 1970er Jahre und insbesondere mit dem Machtwechsel von Walter Ulbricht zu Erich Honecker auf Massnahmen die Frauen mehr Zeit mit ihren Kindern ermöglichen sollten.” 359

Vrouwen konden voor een tweede kind een Erziehungsurlaub nemen sinds de IX. partijdag van de SED in 1976. Moeders met twee kinderen mochten korter werken, “maar” 40 uur. Het

353 DY31/583. 153.125.

354 DY31/892 ‘Grüsse des ZK der SED’ Berliner Zeitung (8 maart 1867) 63. 355 DY31/1000. 211

356 DY31/1000 211-212. 357 DY31/1000 225. 358 DY31/1007 253.

85 zwangerschapsverlof ging van 20 naar 26 weken.360 Hoewel Kaminsky’s uitspraak de houding

van de overheid goed lijkt te vatten was dit ook het moment dat abortus legaal werd in de DDR. De DDR lijkt sowieso een ambivalente houding te hebben gehad tegenover anticonceptie en abortus. De maatregelen van de DDR ten behoeve van het moederschap bevatten in de jaren vijftig vele “positieve” kenmerken, zoals het groeiend aanbod van kinderopvang, maar ze berusten op regels en wetten die voor vrouwen de eigen controle over reproductie verkleinden. “Negatief” pronatalisme, bijvoorbeeld het moeilijk verkrijgbaar maken van anticonceptie, was goedkoper dan de positieve aansporingen. Ten tijde van Ulbricht ontmoedigde de staat het gebruik van anticonceptie. Er heerste in de openbare ruimte een stilzwijgen over dit onderwerp. Verder liet de beschikbaarheid van deze producten ook te wensen over. De DDR verbood het voorschrijven of het verkopen van anticonceptie niet, maar de verkrijgbare middelen werkten niet goed en waren moeilijk te bemachtigen.361

Ondanks deze moeilijkheden gebruikten de Oost-Duitsers wel anticonceptie. De geboortecijfers stegen weliswaar, maar bescheiden. Coïtus interruptus was waarschijnlijk de meest gehanteerde methode. Uit interviews die Harsch hield met vrouwen die jong waren in de jaren vijftig bleek dat een combinatie van schaamte en pessimisme over de werkzaamheid van anticonceptie vrouwen ervan weerhield het aan te schaffen.362 Abortus werd door de gevestigde

orde over het algemeen als simpelweg fout beschouwd. Er waren maar twee omstandigheden waaronder een vrouw abortus mocht plegen, als haar leven of gezondheid gevaar liep of als een van de ouders een ernstige erfelijke aandoening had.363

De pil kwam in Oost-Duitsland in 1965 op de markt. In eerste instantie waren de DDR- vrouwen nog wat afwachtend en onzeker over de bijeffecten zoals gewichtstoename en

libidoverlies. Hierom was de pil in het begin minder populair dan verwacht. In 1970 slikte 20% van de vruchtbare vrouwen in Oost-Berlijn de pil. De rest van het land volgde snel, eind jaren zeventig was de pil standaard anticonceptie geworden. De maandelijkse prijs werd laag

gehouden op 3,50 Mark. Vrouwen konden advies over anticonceptie krijgen bij hun gynaecoloog of de huwelijksadviesbureaus.364

360 Anna Kaminksy, Frauen in der DDR (Berlijn 2016) 173.

361 Donna Harsch, Revenge of the domestic, women, the family, and communism in the German Democratic Republic (Princeton 2008) 143.

362 Harsch, Revenge of the domestic, 144, 363 Ibidem 145.

86 Terwijl Oost-Duitsers lange tijd afhankelijk waren van ouderwetse, slechtwerkende, vormen van anticonceptie was de DDR wereldwijd de vijf-na grootste producent van de moderne methode: de op oestrogeen werkende anticonceptiepil. De DDR exporteerde zoveel van hun pillen dat maar drie procent van de vruchtbare vrouwen in de DDR er zelf gebruik van kon maken. Deze moderne pil, de Ovosiston werd aldaar alleen voorgeschreven als een

zwangerschap de gezondheid van de vrouw in gevaar kon brengen.365

De SED wilde ondanks de komst van de pil de geboortecijfers zien stijgen. Met behulp van population policies probeerden zij dit te bewerkstelligen. Het tegengaan van kraamsterfte bleef hierom hoog op de agenda staan. In 1963 waren er 10.000 zorgcentra voor zwangere vrouwen en moeders met hun pasgeborenen. In 1967 gingen de maandelijkse kinderbijdragen omhoog, zestig mark voor het vierde kind en zeventig voor het vijfde of meer. In 1969

veranderde de kinderbijslag weer en kreeg een moeder maandelijks vijftig mark voor haar derde kind. De SED was niet alleen pronatalistisch maar ook overtuigd van het idee dat moderne instituten het best wisten hoe moeders en kinderen verzorgd konden worden. Kinderen werden in de DDR nu over het algemeen in klinieken geboren.

In het beleid was een overgang te zien van een deels negatief natalisme dat contraceptie en geboortebeperking belemmerde naar een positief natalisme dat stimulansen inzette om geboortes aan te moedigen. Drie besluiten zijn tekenend voor deze ontwikkeling: de legalisering van abortus in het eerste trimester (1971) en een gratis anticonceptiepil voor vrouwen van zestien en ouder (1972) maakten een einde aan de negatieve maatregelen van ervoor. De invoer van het babyjaar van zwangerschapsverlof (1976) is een voorbeeld van een positieve stimulans.366 Vrouwen mochten volgens deze maatregel betaald een jaar vrij nemen na de geboorte van het tweede of daaropvolgende kind. Het was een duidelijk beleid om ouders met een kind te

stimuleren een tweede kind te krijgen. De regeling was erg populair en de geboortecijfers stegen meteen. Hierdoor kwam het gemiddelde aantal kinderen per vrouw in Oost-Duitsland hoger te liggen dan in het westerse buurland.367 Een ontwikkeling waaruit volgens de staat bleek dat de DDR toch echt de betere van de twee Duitslanden was. Frau V. geeft in McLellan’s boek ook aan dat de staat opzettelijk mensen overhaalde om zoveel mogelijk kinderen te krijgen, en dat de

365 Donna Harsch, Revenge of the domestic, women, the family, and communism in the German Democratic Republic (Princeton 2008) 268.

366 Harsch, Revenge of the domestic, 264.

87 SED hierom “bepaalde dingen toestond” (wat de seksuele emancipatie betrof). Ook geloofde mevrouw V. dat het regime expres de stroom liet uitvallen om mensen aan te moedigen geslachtsgemeenschap te hebben.368

Historici beschouwen deze maatregelen als een teken van Honeckers nadruk op sociale hervorming in tegenstelling tot Ulbrichts speerpunt van economische rationalisering. Honecker was extravaganter, sociaal gematigd en prochoice waar Ulbricht zuinig, conservatief op het sociale vlak en anti-abortus was. Toch had Ulbricht al wel enige stappen gezet en is het volgens Harsch niet terecht om Honecker als een geheel nieuwe wind voor te stellen. Ulbricht was wel tegen anticonceptie en abortus, maar desondanks ontstond er in de late jaren zestig al een family- planning model van geboortebeperking.369

In 1972 vond de herziening van artikel elf van de Gesetz über den Mutter-

und Kinderschutz und die Rechte der Frau uit 1950370 plaats en werd abortus, in de eerste twaalf weken, legaal. Ondanks de dalende geboortecijfers werd het wetsartikel verruimd. De staat begon eindelijk de medische risico’s van illegale abortussen in te zien.371 Ook hebben twee ontwikkelingen op het internationale vlak waarschijnlijk een rol gespeeld: het vrije reizen naar Polen (waar abortus legaal was), en de opkomst van de vrouwenbeweging in het Westen. De SED wilde de progressieve wereld doen geloven dat de DDR de vrouwvriendelijkste Duitse staat was.372

Hervorming inzake abortus was in de jaren dertig al een slagzin van de KPD, maar na de oorlog hoorden vrouwen hier niets over. Pas na de slechte verkiezingsuitslag van 1946 begon de partij zich weer in te zetten voor een herziening van de beruchte paragraaf 218 uit de

Weimarperiode. Gelovige vrouwen waren hier uiteraard tegen, maar geen enkele prominente vrouw bleek voor gehele legalisering te zijn. Zelfs dr. Anne-Marie Durand-Wever, die eerder