• No results found

De Nieuwe Vrouw - De DFD construeert het vrouwelijk socialistisch subject

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Nieuwe Vrouw - De DFD construeert het vrouwelijk socialistisch subject"

Copied!
123
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Nieuwe Vrouw

De Demokratische Frauenbund Deutschlands construeert het vrouwelijk

socialistisch subject

Scriptie researchmaster geschiedenis L.A. Heiligers 10048154 Begeleider: Willem Melching Tweede lezer: Mieke Aerts 1 december 2017

(2)

Inhoudsopgave

2. Inleiding

8. Hoofdstuk 1: Biopolitiek, geschiedenis van een term

30. Hoofdstuk 2: De vrouw in de DDR, een historiografisch overzicht 56. Hoofdstuk 3: De Demokratische Frauenbund Deutschlands

80. Hoofdstuk 4: De vorming van de socialistische vrouw, Erziehung en biopolitiek 106. Conclusie

112. Literatuurlijst 115. Bronnen 117. Afbeeldingen

118. Bijlage 1: Institutionele opbouw en regels DFD 121. Bijlage 2: Afkortingen

(3)

2

Inleiding

“Ohne Einschränkung ist die Gleichberechtigung der Frau nur in der sozialistischen Gesellschaftsordnung möglich.”1

De DDR geloofde dat het communisme de ongelijkheid tussen man en vrouw zou opheffen. In haar grondwet van 1949 werden de verschillen tussen de seksen wettelijk beëindigd.2 Of dit in de praktijk betekende dat vrouwen inderdaad dezelfde behandeling als mannen genoten valt nog te bezien. Deze vraag is in veel studies naar vrouwen in de DDR het thema. Een thema dat een ingewikkeld geheel is van ideeën over emancipatie, vrijheid en gendervooroordelen.

Deze scriptie gaat over vrouwbeelden in dit communistische land. De nieuwe Oost-Duitse staat wilde een Nieuwe Mens construeren, en dus ook een Nieuwe Vrouw. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Hoe poogde de DDR haar ideale socialistische vrouw vorm te geven? De achterliggende vragen zijn hierbij: Hoe is het socialisme te construeren als een levende realiteit? Hoe is het mogelijk een maatschappij die door socialisten bestuurd wordt ook ‘echt socialistisch’ te maken? Het ideologische moet een sociale transformatie op gang brengen door middel van scholing, indoctrinatie en het biopolitieke denken. De ideologische voorschriften moeten als het ware direct ingeschreven worden in het leven van de burgers.3 Aan de hand van een onderzoek naar de massaorganisatie de Demokratische Frauenbund Deutschlands hoop ik licht te laten schijnen op de manier waarop de DDR het vrouwelijk subject probeerde te construeren.

Theorieën over het subject, oftewel het denkende Ik, uit de twintigste eeuw vallen grofweg uiteen in twee stromingen: zij die pogen de natuur of structuur (de waarheid) van het subject te definiëren (Freud, Lacan) en zij die elke definitie van subjectiviteit als een product van cultuur en macht beschouwen (Nietzsche, Foucault.)4 Ook de marxistische denker Althusser is

een belangrijke filosoof binnen dit debat. Hij vroeg zich af hoe mensen gedweeë arbeiders en consumenten werden. Althusser geloofde dat het antwoord hierop tweeledig was: dit ging niet

1 Irene Uhlmann, Lore Mallachow, Gudrun Petersein, Inge Brandt ed., Kleine Enzyklopädie- Die Frau (VEB Verlag Enzyklopädie Leipzig 1961) 640.

2 Uhlmann ed., Kleine Enzyklopädie, 588.

3 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in Soviet socialism (Edinburgh 2016) 75. 4 Nick Mansfield, Subjectivity, theories of the self from Freud to Haraway (New York 2000) 51.

(4)

3 alleen door middel van de Repressive State Apparatuses zoals leger, politie en gevangenis, maar ook door de Ideological State Apparatuses, de kerk, familie en vooral ook onderwijs en de massamedia. “Ideology needs subjectivity” stelde Althusser.5

Waar Althusser nog in een onafhankelijke wetenschap geloofde, ging Foucault een stap verder: Macht en de zogenaamde waarheid die het gebruikt om zich te rechtvaardigen en uit te breiden moeten altijd met scepsis en verzet benaderd worden.6 Bij Foucault is, zoals in hoofdstuk 1 aan de orde komt, de wetenschap een onderdeel van de machtsstructuren die mensen vormen. In de DDR sijpelde de invloedsfeer van de biopolitiek op vele verschillende maatschappelijke niveaus, zoals bijvoorbeeld wetenschap, door. Daarom staat de relatie tussen staat en

subjectvorming centraal, juist omdat de staat het volk via zoveel uiteenlopende routes kon bereiken.

In deze scriptie gaat het om een dergelijk geconstrueerd vrouwelijk subject. Het gaat om het idee van vrouwelijkheid dat binnen deze ideologie bestond, en hoe de staat probeerde dit ideaal over te brengen op haar vrouwelijke bevolking. Vrouwen waren in de DDR belangrijk vanwege hun biologische functie, zij moesten het socialistische volk in stand houden. Hiertoe werd er biopolitiek ingezet, een politieke methode die naar mijn idee ook subjectvormend werkt. Het is een politiek die zich richt op lichamelijkheid en invloed op het biologische leven uitoefent. Hiermee beïnvloedt deze politiek ook het subject. Het subject kan gehoor geven aan de politieke ideeën of zich ertegen verzetten, maar in beide gevallen vindt er een verandering, of in elk geval een reactie, plaats. Het vermoeden dat biopolitiek een belangrijk vormend gegeven was in het leven van vrouwen in de DDR leidde tot een eerste deelvraag. Deze draait om biopolitiek als historisch concept. Ik wilde vaststellen welke noties van deze term de ronde deden en welke voor historici nuttig kunnen zijn, voordat ik iets over biopolitiek in de DDR kon zeggen. Ik zal in het eerste hoofdstuk het debat rondom de term biopolitiek in kaart brengen. Kortom, een

receptiegeschiedenis van deze term schrijven.

Repoductie was niet het enige dat de DDR van haar vrouwen verwachtte. Hoe die perfecte socialistische vrouw er verder uit moest zien haal ik uit secundaire literatuur over de vrouw in de DDR. Hieruit wordt duidelijk dat de werkende vrouw van groot belang was. Binnen het werk van deze auteurs rijzen de volgende vragen: Hoe geëmancipeerd was de DDR nu

5 Nick Mansfield, Subjectivity, theories of the self from Freud to Haraway (New York 2000) 53. 6 Mansfield, Subjectivity, 52-53.

(5)

4 eigenlijk? En hoe zat het met gender? Veranderden de ideeën die over mannelijkheid en

vrouwelijkheid bestonden? Verdwenen de gendervooroordelen met gelijkheid voor de wet? De definitie van emancipatie die in deze scriptie gehanteerd wordt bevat de vrijheid om eigen besluiten te nemen op het gebied van werk, gezin, vrijetijdsbesteding, kortom de invulling van het leven. Waar de DDR pretendeerde vrouwen alle kansen te bieden, betekende dit in de praktijk dat vrouwen vooral erg veel moesten, de zogenaamde Doppelbelastung. Vrouwen konden niet zelf beslissen te gaan werken, het werd bij voorbaat van ze verwacht dat ze gingen werken. Omdat ze daarnaast geacht werden kinderen te produceren en het huishouden te runnen, werden de vrouwen in de DDR ‘dubbel belast’.

In het debat rondom emancipatie komt bij veel auteurs de term agency voorbij. In zeer bondige termen is een agent een wezen met een vermogen tot handelen, en agency betekent het uitoefenen of de manifestatie van dit handelen. Dit is natuurlijk een erg brede definitie. Meestal wordt agency in nauwere zin gebruikt om intentioneel handelen te beschrijven. In meer recente debatten over agency wordt deze gelijkschakeling tussen agency en intentioneel handelen verworpen. Uiteindelijk leidde dit tot een fluïde idee van agency, er zouden vele verschillende soorten agency bestaan.7 In hoofdstuk 2 wordt duidelijk dat dit concept ook een rol speelt in het debat rondom de vrouwenbeweging in socialistische landen. Het gaat hierbij om de motieven: aan de hand van achterliggende drijfveren wordt vrouwen in socialistische landen wel of geen agency toegeschreven. Omdat het in deze discussies over motieven gaat lijkt de ‘klassieke’ betekenis van handelen vanuit de vrije wil, ongeacht het politieke bestel en de heersende cultuur een rol te spelen. Deze betekenis is voor het uitpluizen van het debat tussen Funk en Ghodsee in hoofdstuk twee het meest zinvol.

Het structure-agency debat is een onderliggende rode draad in deze scriptie. Enerzijds speelt voornamelijk structure een rol, in die zin dat mensen gevormd worden door de cultuur, ideologie en structuren van het land waarin ze leven. Mijn onderzoek naar het scheppen van de socialistische vrouw wendt zich in zekere zin tot deze structuren. Een nadruk op biopolitiek lijkt een structuralistische benadering te impliceren. Maar de focus op agency is een ontwikkeling in de DDR-geschiedschrijving die óók in ogenschouw genomen moet worden.

De Demokratische Frauenbund Deutschlands is een goede casus om de sturende werking van de staat op haar vrouwen te onderzoeken. Als massaorganisatie was zij in zekere zin het

(6)

5 verlengstuk van de communistische Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED). Een uitvoerend orgaan wat betreft het winnen van vrouwen voor de ‘goede zaak’. De nomenklatura was ook bij de massapartijen duidelijk zichtbaar. Het grootste deel van de, hooggeplaatste, vrouwen in de DFD waren ook lid van de SED. Er waren wel vrouwen van andere partijen bij betrokken, maar zij hadden weinig vrijheid van handelen. Bijvoorbeeld CDU-vrouwen konden geen religieus geënte bijeenkomsten organiseren. Het systeem van blokpartijen en

massaorganisaties betekende in de praktijk een schijndemocratie.8 De SED en de aan haar gelieerde organisaties maakten de dienst uit in de DDR. Binnen de massaorganisaties waren de SED-leden dominant.

De geschiedenis van de DFD komt in hoofdstuk 3 aan bod. Uit het bronnenonderzoek in Berlijn bleek dat deze bond naast het propageren van biopolitiek nog een andere methode hanteerde om de socialistische mens te scheppen. Ik vat al deze methoden samen onder de term Erzhiehung: opvoeding, scholing. Allereerst werden vrouwen gestimuleerd om lid te worden van de vrouwenbond, waardoor ze hun politieke betrokkenheid ‘konden’ uiten. Als DFD-lid kreeg je cursussen en leerde je hoe je anderen voor de bond kon enthousiasmeren. Ook had de DFD cursussen voor vrouwen, en soms ook mannen, van buiten de bond. Dit alles om de burgers deel te laten nemen aan de publieke ruimte. De onderwerpen van de bijeenkomsten liepen zeer uiteen: van Marxistische geschriften tot naai- en breikringen.

Het vormen van de Nieuwe Mens begon al op jonge leeftijd. De Erziehung werd bij de jeugd stevig ingezet. Natuurlijk door de jeugdbewegingen Junge Pioniere en Freie Deutsche Jugend, maar ook de DFD hield zich met de jongere generaties bezig. Ouders werden bijgestaan in de opvoeding en kinderopvang was al vanaf de beginjaren een belangrijk onderdeel van het werk van de vrouwenbond. In hoofdstuk 4 gaat het over de manier waarop de overheid, SED en massaorganisaties hun ideologie in de praktijk brachten, hier worden de mechanismen van de biopolitiek en de Erziehung onderzocht. Wat ondernamen de SED en de DFD om de

socialistische vrouw vorm te geven?

Hoe totalitaire regimes hun bevolking naar hun hand probeerden te zetten of zelfs te hervormen tot Nieuwe Mens is een thema dat mij al lange tijd fascineert. Hoe lukt het politiek om door te dringen tot het volk? Sinds het einde van mijn bachelor heb ik mij met de DDR beziggehouden. Hiernaast bestaat bij mij een voorliefde voor gendergeschiedenis. Een

(7)

6 ideeëngeschiedenis over het denken over de vrouw in de DDR moest dus wel de basis voor mijn scriptie vormen. De Demokratische Frauenbund leek mij een goed onderzoeksobject, vooral wegens de nauwe banden met de partij, om dit vrouwbeeld te abstraheren, en vooral ook te kijken hoe de staat haar probeerde vorm te geven. De DFD is een onderbelicht onderwerp in de literatuur over vrouwen in de DDR. Er is hier en daar wel wat over verschenen, maar wat mij betreft valt er nog veel meer te halen. Vanuit de secundaire literatuur bleek alleen dat de bond bestond, wat zij precies allemaal ondernam en hoopte te bereiken kwam niet naar voren, een leegte die ik met het derde hoofdstuk probeer op te vullen.

Ook de combinatie met biopolitiek maakt dit tot een relevant onderzoek. Biopolitiek in andere totalitaire regimes als de Sovjet-Unie en nazi-Duitsland is door historici onderzocht, voor de DDR is dit veel minder het geval.9 De SED hanteerde duidelijke biopolitieke maatregelen en de enthousiasmering en propagering daarvan was een kerntaak van de DFD.

Voor dit onderzoek zijn uiteenlopende bronnen gebruikt. Het gros stamt uit het archief van de Democratische Frauenbund Deutschlands dat ligt opgeslagen bij het Bundesarchiv te Berlijn. Omdat het vormen van de Nieuwe Vrouw een naar buiten gerichtte handeling was heb ik vooral bronnen die verzameld waren onder de noemer Agitation und Propaganda onderzocht. Het ging mij om de documenten die de bevolking onder ogen kon hebben gekregen. Dit waren onder andere krantenartikelen, oproepen en pamfletten. Op 11 januari 1965 publiceerde de vrouwenbond een aankondiging in partijblad Neues Deutschland getiteld: “Wer erinnert sich?”10

Dit was een oproep aan vrouwen in de DDR om bronnen en herinneringen over het ontstaan en de vroege jaren van de DFD aan te leveren. In het kader van haar twintigjarig bestaan wilde de vrouwenbond een geschiedenis schrijven. Deze bronnen kwamen zeer van pas bij het schrijven van het derde hoofdstuk van deze scriptie. Verder beslaat het archief veel besluiten, notulen van interne vergaderingen en verslagen van bijeenkomsten met internationale vrouwenorganisaties of andere vrouwen uit de DDR.

Het bronmateriaal voor hoofdstuk 4, over de uitvoer van biopolitiek en Erziehung in de DDR, was minder direct te vinden. Veel leeswerk in het DFD-archief heeft geleid tot een gedegen hoeveelheid uitspraken over biopolitiek en Erziehung. Onderwijs kwam in veel

9 Bijvoorbeeld: Thomas Foth, ‘Understanding ‘caring’ through biopolitics; the case of nurses under the Nazi regime’, Nursing philosophy 14 (2013) en Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in soviet

realism (Edinburgh 2016). 10 DY31/998. 7.

(8)

7 vergaderingen terug en verslagen van bijvoorbeeld lezingen of toespreken maakten het mogelijk om ook de inhoud van het onderwijs te onderzoeken. Ook uitgaven van de vrouwenbond zelf, zoals Marx, Engels en Lenin, Über die Frau und Familie (Auswahlband) of een jubileumuitgave van Bebels Die Frau und der Sozialismus gaven inzicht in wat vrouwen moesten leren.11

Er zijn niet alleen bronnen uit het Bundesarchiv gebruikt. Tijdens de zoektocht naar de internationale betrekkingen kwam ik bij Atria, kennisinstituut voor emancipatie en

vrouwengeschiedenis, het tijdschrift van de West-Berlijnse democratische vrouwenbond (Demokratische Frauenbund Berlin) tegen: Im Blickpunkt der Berlinerin. Ook had Atria twee verslagen van bondscongressen van de DFD in huis, een overzicht tussen de jaren 1982 en 1986. En documenten uit het XII. Bundeskongress dat in 1987 plaatsvond. Daarnaast nog een uitgave over het tweede vrouwencongres uit 1969.

In het kader van agency, en de vraag: “Wat dachten vrouwen in de DDR zelf?”, heb ik Rüdenauers verzameling van dagboeken van DDR-vrouwen gelezen en de beroemde Protokolle van Maxie Wander: Guten Morgen, du Schöne.12 Een laatste prachtbron vond ik per toeval in een tweedehandswinkel aan de Oderbergerstraβe in Berlijn waar, naar verluidt, alleen producten van de Volkseigene Betriebe verkocht worden. Hier zijn wat vraagtekens bij te zetten, maar ze hadden wel een exemplaar van een DDR-encyclopedie over Die Frau uit 1961. Dit bleek zowel een fantastische bron wat betreft beeldvorming en verwachtingspatronen maar ook voor mijn onderzoek naar Erziehung. Deze encyclopedie had duidelijk een pedagogische doelstelling, vergelijkbaar met de encyclopedieën uit verzuild Nederland waar elke zuil haar eigen encyclopedie uitgaf, gebaseerd op de eigen normen en waarden. Al met al hebben

archiefbezoeken in Berlijn en een kleine dosis geluk de bronnen voor deze scriptie opgeleverd.

11 M. Allendorf, R. Blaschke, I. Fenske, B. Hering e.a. 100 Jahre August Bebel “Die Frau und der Sozialismus”, die Frau in der DDR (Berlin 1978) en Marx, Engels, Lenin, Über die Frau und Familie (Auswahlband) (Leipzig 1976). 12 Erika Rüdenauer ed., Dünne Haut, Tagebücher von Frauen aus der DDR (Halle 1987). Maxie Wander, Gute Morgen, du Schöne (1978).

(9)

8

1. Biopolitics, geschiedenis van een term

Biopolitiek is een term geworden met veel betekenissen. Zijn letterlijke betekenis is

ogenschijnlijk evident: politiek die zich bezighoudt met het leven (bios). Het definiëren van biopolitiek is echter geen waardevrije bezigheid.13 Verschillende filosofen en wetenschappers gebruiken de term binnen hun eigen kaders waardoor de betekenis fluctueert.

Biopolitiek verovert binnen de geschiedschrijving steeds meer terrein. Vooral met betrekking tot totalitaire regimes is het een onderwerp dat steeds vaker ter sprake lijkt te komen. Reproductie was extreem belangrijk voor de Sovjet-Unie en nazi-Duitsland en moet daarom als historisch onderzoeksobject behandeld worden. De biopolitiek toont verder de visies van

overheden wat betreft het transformeren van populaties en het vormgeven van de maatschappij.14 Dit politieke handelen valt echter niet alleen aan totalitarisme toe te schrijven, het

ontstond misschien al ten tijde van het liberalisme. Een van de achterliggende vragen van dit onderzoek is dan ook welke definitie voor historici het meest werkzaam is. Of zijn hier ook meerdere opties mogelijk? Verschillende stijlen geschiedschrijving behoeven misschien weer elk hun eigen focus binnen het biopolitieke schema. In hoeverre kunnen historici iets met deze term? Is het vooral een beschrijvend concept waarmee we bepaalde activiteiten van overheden kunnen vangen, of is het een filosofische term waardoor hij voor historisch onderzoek moeilijk

toepasbaar is?

Aan de hand van een receptiegeschiedenis van de term biopolitiek hoop ik te kunnen ontdekken wat deze term voor het historische veld kan betekenen. Mijn vermoeden is dat

historici veel kunnen hebben aan Foucaults methode waarmee hij aantoont dat ook structuren en concepten als ‘macht’, en in dit geval biomacht, historisch veranderlijk zijn. Zijn volgende stap, met deze analyse van het verleden kritiek leveren op het huidige subject, gaat historici misschien een brug te ver. Daar wordt Foucault weer echt te veel filosoof.

Foucaults biopolitique

Foucaults denken over biopolitiek is gebaseerd op eerdere onderzoeken naar onder meer waanzin, ziekte, misdaad en seksualiteit. Met zijn analyses wilde Foucault aantonen hoe een

13 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 3.

14 David L. Hoffmann, Annette F. Timm, ‘Utopian biopolitics: reproductive policies, gender roles, and sexuality in Nazi Germany and the Soviet Union’, in Geyer, Michael, Fitzpatrick, Sheila ed. Beyond Totalitarianism, Stalinism

(10)

9 aantal praktijken in samenwerking met een waarheidsregime een apparatus (dispotíf) vormt. Een dispotief is een “thoroughly heterogenous ensemble of elements such as institutions,

architectural forms, regulatory, decisions, administrative measures, and laws.”15 Deze

combinatie van kennis en macht stelt de norm, bepaalt wat ‘normaal’ is.16 Het abnormale wordt buitengesloten door uiteenlopende machtstechnieken die diep in het leven doorgedrongen zijn. Daarnaast kreeg de norm een air van natuurlijkheid door de inbedding in de taal.17 Niet

overeenstemmen met de norm betekende dat je als ‘onnatuurlijk’ gecategoriseerd werd.

Dergelijke machtsstructuren bleven lang in Foucaults denken aanwezig. Zo is binnen zijn latere concept biopolitiek de combinatie van kennis en macht ook essentieel.

Foucaults gebruik van de term biopolitique was niet consistent en de betekenis veranderde in zijn teksten geregeld. “Filled with doubts and second thoughts, Foucault’s writings on biopolitics involve shifts, feints, changes in focus and direction- perhaps even, as Foucault’s most ungenerous critic has put it, “deceptions”.”18 Volgens de Duitse socioloog

Thomas Lemke is het mogelijk om drie manieren te onderscheiden waarop Foucault deze notie gebruikte. Ten eerste staat biopolitiek voor een historische breuk in het politieke denken en de praktijk, er vond een hervorming van de soevereine macht plaats. Ten tweede schrijft Foucault biopolitieke mechanismen een centrale rol toe in het moderne racisme. Een derde betekenis verwijst naar de manier van regeren die zich kenmerkt door de liberale vormen van sociale regulering en individueel zelfbestuur. Foucault bezigde in zijn werk ook wel de term biopower, maar hij gaf nooit een duidelijk verschil tussen beide aan.19

In Society must be defended, de lezingenreeks uit 1975-1976, ging Foucault uitgebreider in op wat hij bedoelde met biopolitics. In het kort betekent biopolitiek macht over het leven, oftewel de macht hebben over de mens als zijnde een levend wezen.20 Het is de staat die macht uitoefent over het biologische.21 Foucault analyseerde het historische proces waarbij ‘leven’ het nieuwe doelwit werd van politieke strategieën. Biopolitiek is een relatief nieuwe vorm van machtsuitoefening. Foucault toont met het centraal stellen van dit begrip een duidelijke

15 Timothy Campbell, Adam Sitze, Biopolitics, a reader (Durham, 2013) 11. 16 Michel Foucault, The birth of biopolitics (Palgrave MacMillan 2010) 19.

17 Michel Foucault, The history of sexualitiy:1, the will to knowledge (penguin books 1998) deel 4: The deployment of sexuality. 75-115.

18 Campbell, Sitze, Biopolitics, 7.

19 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 34.

20 Michel Foucault, "Society must be defended": lectures at the Collège de France, 1975-76 (2004) 239. 21 Foucault, Society must be defended, 240.

(11)

10 discontinuïteit aan in de politieke praktijk.22 Het aangeven van een breuk is belangrijk in

Foucaults werk: hiermee toont hij dat macht geen a-historische categorie is maar veranderlijk. De verschillende perspectieven die hij hanteert in zijn denken over macht leveren geen algemene theorie op. De theoretische momenten blijven bij Foucault verbonden met de historische voorbeelden.23

Naast deze lezingen uit 1975 en 1976 komt het concept ook in Histoire de la sexualité. La volonté de savoir aan de orde.24 Foucaults relaas was een historische uiteenzetting waarbij hij verschillende machtsmechanismen beschreef die inwerkten op de menselijke seksualiteit door de eeuwen heen. De door de soeverein gefundeerde wetten uit de 17e en 18e eeuw werden

opgevolgd door de nieuwe biopower. De soevereine macht, waarvan Bonaparte een laatste stuiptrekking was, kenmerkte zich door het recht op leven en dood, in de zin van straffen maar ook indirect, door bijvoorbeeld de oproep voor militaire dienst om de soeverein veilig te stellen. De nieuwe machtsstructuur van de biopolitiek kenmerkt zich door het administreren,

veiligstellen, ontwikkelen en bevorderen van leven.25 De staat begon in de 18e eeuw los van de soevereine macht een eigen rationaliteit te ontwikkelen, hetgeen we ook wel de geboorte van de statistiek kunnen noemen.26

De soevereine macht verdween in twee fasen van het toneel. Foucault beschreef twee vormen van macht over leven die elkaar opvolgden: het disciplineren van het individuele lichaam en de regulatieve controle van de totale bevolking. De disciplinaire technologie om het lichaam te controleren kwam al in de zeventiende eeuw op. Foucault noemt dit de anatomo-politiek van het menselijk lichaam. Dit betreft geen onderdrukking zoals bij traditionele vormen van repressie als de slavernij. Het is daarentegen een disciplinering die zorgt voor een verhoging van de economische productiviteit van het lichaam en een verzwakking van haar krachten die ingezet zouden kunnen worden ten behoeve van verzet.27 Het lichaam werd als een machine beschouwd. Het ging erom het lichaam af te richten, haar kunde te vergroten en haar krachten volledig te benutten.

22 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 33.

23 Henk Oosterling, De opstand van het lichaam, over verzet en zelfervaring bij Foucault en Bataille (Amsterdam 1989) Geraadpleegd op 8-10-2017: https://www.henkoosterling.nl/opstand.html

24 Lemke, Biopolitics, 34. 25 Ibidem 35.

26 Oosterling, De opstand van het lichaam. 27 Lemke, Biopolitics, 36.

(12)

11 In de achttiende eeuw, met uitloop naar de negentiende, ontstonden er zodoende steeds meer machtstechnieken die zich concentreerden op het lichaam, op het individuele lichaam welteverstaan. Er werden pogingen ondernomen om de productieve kracht te vergroten door oefeningen, door mensen te drillen et cetera. Ook waren er verscheidene technieken van rationalisering en strenge economisering van de menskracht die zo goedkoop mogelijk ingezet moest worden. Deze technieken werden uitgevoerd door een heel systeem van surveillance, hiërarchieën, inspecties, boekhouding en rapportages: al deze technieken noemde Foucault de disciplinaire technologie van arbeid.

In de tweede helft van de achttiende eeuw ontstond er iets nieuws. Deze nieuwe macht gebruikte de voorgaande disciplinaire machtstechnieken, maar infiltreerde er ook als het ware in. Zij richtte zich niet op de mens als lichaam maar op de mens als levend wezen, de mens als soort. Deze moderne machtstechniek richtte zich op een meervoud van mensen in plaats van het individu.28 Mensen vormen een wereldwijde massa die voor haar soort karakteristieke processen ondergaat zoals geboorte, dood, reproductie, ziekte enzovoorts. Aan het eind van de achttiende eeuw was er door deze nieuwe focus niet meer alleen sprake van de anatomo-politiek van het menselijk lichaam, maar ook van de biopolitiek van de menselijke soort.29 De mens als soort werd het object van een hele reeks ingrepen en regulerende controlemechanismen. Met bevolking bedoelt Foucault niet een juridische of politieke entiteit maar een onafhankelijk biologisch corpus; een sociaal lichaam dat gekenmerkt wordt door zijn eigen processen en fenomenen.30

Dit was de periode waarin de eerste demografen begonnen met het statistisch meten van de bevolking. Een voorbeeld dat Foucault noemt was het identificeren van

geboortebeperkingsmethoden in de achttiende eeuw. Maar ook de endemische ziekten,

epidemieën die niet meer tijdelijk waren maar een altijd aanwezig probleem waren geworden in een bepaald gebied, werden aan de hand van deze nieuwe methoden onderzocht.31

Biopolitiek gaat dus over de populatie. De populatie als politiek, maar ook als

wetenschappelijk probleem.32 De geneeskunde begon zich meer en meer op publieke hygiëne te

28 Michel Foucault, "Society must be defended": lectures at the Collège de France, 1975-76 (2004) 242. 29 Foucault, Society must be defended, 243.

30 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 37. 31 Foucault, Society must be defended, 243-244.

(13)

12 richten.33 De regulering die zich binnen instituten, zoals het leger, gevangenissen, scholen en

ziekenhuizen ontwikkelde, ontstond door de inmenging van de staat. De controle van de bevolking werd vanaf de achttiende eeuw in sterke mate gecentraliseerd. Het verzamelen van demografische data was hiervoor essentieel. De biologische processen van de mens als species werden gecontroleerd. Er werd niet gedisciplineerd, zoals bij de anatomische politiek van het individuele lichaam, maar gereguleerd.34 Een van de belangrijkste gebieden was seksualiteit omdat dit de plek is waar lichaam en populatie elkaar treffen. Sterker nog, seksualiteit was het gebied waar beide machtsvormen werden toegepast. Enerzijds de disciplinering van het persoonlijke lichaam en anderzijds de bemoeienis van de latere biopolitiek.35

De alliantie tussen de twee vormen van macht (dispotifs) binnen de focus op seksualiteit ontstond in de negentiende eeuw. Het apparatus van seksualiteit verenigt beide vormen van macht. Het representeert lichamelijk gedrag dat onderhevig is aan normatieve verwachtingen en aan surveillance en discipline. Tegelijkertijd is het ook belangrijk vanwege de reproductie, een belangrijk onderdeel van de biologische processen van een populatie. Seksualiteit werd steeds meer een politiek thema met maatregelen, economische interventie en ideologische campagnes die de toetsstenen van de moraliteit vastlegden. De norm stond centraal.36 Deze norm was echter geen juridische code die bepaalde over goed en fout. Het absolute gelijk van de soeverein werd vervangen door een relatieve logica van calculatie, meten en vergelijken. Een maatschappij die gedefinieerd werd door de ‘natuurlijke wet’ werd opgevolgd door een normaliserende

gemeenschap.37 Een gemeenschap waarbinnen mensen zich aan de norm moesten conformeren.

De biopolitieke innovaties toonden aan dat het leven bestaat uit processen die veranderbaar en controleerbaar zijn. Biopolitiek richt zich op levende wezens in plaats van juridische subjecten, of preciezer uitgedrukt: het richt zich op juridische subjecten die

tegelijkertijd levende wezens zijn. Thomas Lemke stelt een relationele en historische notie van biopolitiek voor, geheel in de lijn van Foucault. Volgens Foucault is het leven niet de basis of het doel van politiek.38 Het leven geeft eerder een grens aan de politiek, een grens die zowel

gerespecteerd als overwonnen moet worden. Biopolitiek is een breuk in de politieke orde: “the

33 Michel Foucault, "Society must be defended": lectures at the Collège de France, 1975-76 (2004) 244. 34 Foucault, Society must be defended, 247.

35 Ibidem 251-252.

36 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 38. 37 Lemke, Biopolitics, 39.

(14)

13 entry of phenomena peculiar to the life of the human species into the order of knowledge and power, into the sphere of political techniques”.39 Foucaults concept van biopolitiek beschrijft de

ontkoppeling van het leven van zijn concrete fysieke dragers, het wordt als het ware onttrokken aan de individuen. De objecten van de biopolitiek zijn niet afzonderlijke mensen, maar hun biologische kenmerken gemeten en vergroot op het niveau van de populaties. De term biopolitiek verwijst naar de opkomst van een specifieke politieke kennis en nieuwe disciplines zoals

statistiek, demografie, epidemologie en biologie. Deze disciplines maakten het mogelijk om processen van het leven te analyseren op het niveau van populaties en het ‘besturen’ van

individuen en collectieven door praktijken als correctie, uitsluiting, normalisering, disciplinering, therapie en optimalisering.40

Biopoltiek: verschillende definities en chronologieën

Michel Foucault ziet dit politieke denken aan het einde van de achttiende eeuw ontstaan, waar anderen de jaren twintig in Duitsland als belangrijk beginpunt nemen. Zoals al eerder in dit hoofdstuk aangegeven, onderscheidde Lemke drie manieren waarop Foucault biopolitiek gebruikte. Binnen de tweede variant stond racisme centraal. Het specifieke van modern racisme is dat het doorwerkt in machtstechnieken. Het is een mechanisme dat biopower laat werken.41

Binnen biomacht is moord alleen acceptabel als het tot de eliminatie van een biologische bedreiging en de verbetering van de soort of het ras leidt. Het wordt niet ingezet om een

overwinning op politieke tegenstanders te bewerkstelligen.42 De combinatie van biomacht en ras

is door veel auteurs na Foucault opgepakt om de misdaden van nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie biopolitiek te kunnen duiden. Door de focus op racisme verandert de chronologie van het

concept ook. Deze latere periodes worden vanuit dit raciale perspectief centraal gesteld in de opkomst van biopolitiek. Zo benadrukken latere receptiegeschiedenissen van de term biopolitiek een belangrijke rol voor het Duitsland van de jaren twintig in de ontwikkeling van dit

mechanisme. Dit decennium wordt door deze analyses beschreven als de periode waarin biopolitiek ontstond en een belangrijke rol ging spelen in de mechanieken van de staat.43

39 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 5. 40 Lemke, Biopolitics, 5.

41 Michel Foucault, "Society must be defended": lectures at the Collège de France, 1975-76 (2004) 258. 42 Foucault, Society must be defended, 256.

43 Nitzan Lebovic, The philosophy of life and death, Ludwig Klages and the rise of nazi biopolitics (Palgrave Mcmillan US 2013) 183.

(15)

14 Foucault laat nazi-Duitsland dus niet buiten beschouwing. Biopolitiek alszijnde het internaliseren van de grenzen van leven en dood, goed en slecht leven, begon volgens Foucault in de achttiende eeuw. Het nazisme radicaliseerde dit proces met haar raciale tendens.44 In zijn late lezingen over biopolitiek identificeerde Foucault de nazi-leidercultus met een sterkere

institutionalisering en internalisering van een vorm van biopolitiek die zich tegen de staat keerde. “Nazism was the first systematic attempt to initiate the withering away of the state.

the Volk in its community organization, the people as Gemeinschaft, is at once the principle of right and objective behind every organization... It will be the form in which the Gemeinschaft both manifests itself and produces its actions, but the state will be nothing more than this form, or rather, than this instrument.”45

Het ging om een raciale gemeenschap, niet meer om burgerschap en staat.

In History of sexuality I gaat Foucault ook kort in op nazi-Duitsland. Binnen een racistisch discours articuleerde het naziregime een symboliek rondom het Duitse bloed en een politiek handelen met betrekking tot seksualiteit die duidelijke voorbeelden waren van biomacht. Foucault positioneerde het nazisme niet als een uitzondering van de westerse politieke traditie maar ziet het als een demonische synthese van soevereine en biopolitieke regeertechnieken die al aanwezig waren in de westerse maatschappij.46

Historicus Nitzan Lebovic beschrijft in zijn boek over de antisemitische denker Ludwig Klages hoe de nazi’s het discours over leven veranderden in een raciaal discours over leven en dood. Dit vocabulaire penetreerde vervolgens elk niveau van de samenleving. Het verspreidde zich van de hoge politieke kaders tot de kleinste kinderopvangcentra of

vruchtbaarheidsklinieken. Als we de oorsprong van biopolitiek als concept herleiden zien we hoe Lebensphilosophie een rol speelde in de acceptatie van dit politieke denken.47 In zijn recente Biopolitik: zur Einführung toont Lemke dat Lebensphilosophie de discursieve bron was voor biopolitiek. De formulering Blut und Boden is de unieke uitdrukking van de

nationaalsocialistische variant van dit politieke discours.48 In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond Lebensphilosophie als een onafhankelijke filosofische richting. In Duitsland waren Schopenhauer en Nietzsche verantwoordelijk voor deze ontwikkeling, in Frankrijk

44 Nitzan Lebovic, The philosophy of life and death, Ludwig Klages and the rise of nazi biopolitics (Palgrave Mcmillan US 2013) 187.

45 Lebovic, The philosophy of life and death, 188.

46 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in soviet realism (Edinburgh 2016) 44. 47 Lebovic, The philosophy of life and death, 189.

(16)

15 speelde met name Henri Bergson een belangrijke rol. Hoewel hun theorieën zeer uiteenlopend waren stonden zij allen een herwaardering van het leven voor, het leven moest weer een fundamentele categorie worden en een normatief criterium voor het gezonde, het goede en het ware.49

Het woord biopolitiek verscheen begin van de twintigste eeuw. De Zweedse politicoloog Rudolf Kjellén was een van de eersten die de term gebruikte.50 Kjellén beschouwde de staat als een levend organisme. Hij zag de staat niet als een juridische constructie die het resultaat was van individuele handelingen vanuit de vrije wil, maar als een levensvorm die vóór individuen en collectieven uitgaat.51 Gedurende de tijd van het nationaalsocialisme kreeg deze organistische gedachte een racistisch fundament. De wijdverbreide metafoor Volkskörper beschreef de autoritaire, hiërarchisch gestructureerde en raciaal homogene gemeenschap waar de nazi’s naar verlangden.52 Dit Volkskörper was volgens het nationaalsocialisme een natuurlijk gegeven, geen sociaal construct.

Het nationaalsocialistische concept van biopolitiek kenmerkte zich door een spanning tussen twee ideeën. Aan de ene kant bestond de idee dat het leven een noodlottige en mystieke oorsprong had en aan de andere kant de overtuiging dat actieve modificatie en controle van biologische handelingen mogelijk was.53 Door de vele, uiteenlopende, inspiratiebronnen die het

nationaalsocialisme hadden gevormd was er binnen het nazisme geen coherent idee van

biopolitiek te vinden. Er zijn twee karakteristieken die de biopolitics van de nazi’s vormgaven, ten eerste was er het biopolitieke programma gebaseerd op raciale hygiëne en Erbbiologie. Ten tweede was de combinatie van deze ideeën met de geopolitieke doelen, meer Lebensraum, een belangrijk element.54

Hardt, Negri, Esposito, Agamben

Een voorbeeld van auteurs die biopolitics veel sterker met de Duitse geschiedenis verbinden zijn de neomarxisten Michael Hardt en Antonio Negri. Zij beschrijven biopower als een vorm van

49 In het geval van Nietzsche: ‘Das Leben bejahnen’

50 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 9. 51 Lemke, Biopolitics, 10.

52 Dit verlangen naar een racial homogeen en gezond volk was al lang een sociaal-politiek streven dat ook in de Angelsaksische gebieden een rol speelde. Sociaal-Darwinisme was een wijdverbreid idee.

53 Lemke, Biopolitics, 11. 54 Ibidem 12.

(17)

16 macht die het sociale leven van binnenuit reguleert. Ze sluiten zich aan bij Foucaults stelling dat het leven een object van macht is geworden. Hardt en Negri bezien de Duitse biopolitiek met een nadruk op sheer naked power, wat zij hiermee bedoelen is in grote mate vergelijkbaar met de, door Ernst Jünger zo genoemde, ‘totale mobilisatie’. Roberto Esposito sluit zich in zijn Bios: Biopolitics and philosophy aan bij de stelling dat de jaren twintig cruciaal waren voor de ontwikkeling van biopolitiek.55 De jaren twintig in Duitsland vormden de kern van biopolitieke semantiek. De term biopolitiek werd zoals gezegd door Rudolf Kjellén in de context van het Duitse Lebensformen-discours geïntroduceerd.56

Giorgio Agamben, die met zijn boek Homo Sacer uit 1995 ook een belangrijke bijdrage leverde aan het denken over biopolitiek, bespreekt Duitsland in de jaren twintig nooit als specifieke periode. Het komt alleen impliciet in zijn filosofische discussies aan de orde.57 In Homo Sacer beschrijft hij hoe er een “inner solidarity between democracy and totalitarianism” bestaat.58 Hij ontwaarde een veel langere ontwikkeling dan Foucault met zijn breuk in de achttiende eeuw. Agamben ziet biopolitiek als de kern van de soevereine machtspraktijk. De moderne tijd is niet zozeer een breuk maar eerder een generalisering en radicalisering van de periode ervoor te noemen.59

Biopolitiek is volgens Agamben zo oud als de taal. Door dit perspectief zijn de

verschillen tussen liberalisme, socialisme en nationaalsocialisme te verwaarlozen. Hij beweert echter niet dat biopolitiek in de loop van de geschiedenis hetzelfde bleef. Er gebeurt, ook volgens Agamben, iets belangrijks met de opkomst van de moderniteit, ook al bestaat biopolitiek al zo veel langer. Voor Agamben is de moderniteit een staat van nihilisme waarin alle positieve vormen van leven (bios), bepaalde of gekwalificeerde manieren van leven, minder gewaardeerd worden. Hierdoor is alleen de fundamentele staat van het naakte leven (zoé) over als negatieve basis van de politieke orde en zelfs het enige mogelijke project van politieke macht.60 Het leven wordt nu een belangrijk object van de ontwerpen en calculaties van staatsmacht. Het naakte leven, dat eerst aan de randen van het politieke spectrum stond, werd nu centraal gesteld.61

55 Roberto Esposito, Bios: Biopolitics and philosophy (Minnesota University press 2008). 56 In zijn Grundriss zu einem System der Politik (1920).

57 Nitzan Lebovic, The philosophy of life and death, Ludwig Klages and the rise of nazi biopolitics (Palgrave Mcmillan US 2013) 183.

58 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 53. 59 Lemke, Biopolitics, 53.

60 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in soviet realism (Edinburgh 2016) 51. 61 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, 51.

(18)

17 De Romeinen stuurden mensen in ballingschap, in de middeleeuwen waren er

vervloekten, het bestaan van concentratiekampen: Er zijn altijd mensen geweest die buiten de bescherming van de wet vielen.62 Het kamp representeerde voor Agamben niet zozeer een concrete historische plaats maar symboliseerde en stelde de grens tussen ‘het naakte leven’ en het politieke bestaan. De verschuiving die Agamben noemt, en die zeer stellig geen breuk is, vond plaats in de moderne tijd.63

“Without the biopolitical project’s necessary placement within a historical-social context, ‘bare life’ becomes an abstraction whose complex conditions of emergence must remain as obscure as its political implications. Agamben tends to erase the historical difference between antiquity and the present, as well as the differences between the middle ages and modernity.”64

Interessant is dat Foucault in later werk de genealogie van het concept biopolitiek ook verder terugtrekt. In Securité, territoire, population, een verzameling van lezingen uit 1977 en 1978, stapte Foucault af van het idee van de verschuiving van soevereine macht naar moderne biopower ten behoeve van een uitgebreidere genealogie van regeringsvormen vanaf het vroege christendom, via de reformatie, de zeventiende-eeuwse raison d’etat en achttiende-eeuwse police-science.65

Een denker die zich bezighoudt met de biopolitiek van het nazisme is de reeds genoemde Roberto Esposito. Deze auteur schrijft een genealogie van de term biopolitiek.66 Hij onderscheidt twee vormen, namelijk de verbetering en ontwikkeling van leven versus de vernietiging en eliminatie van leven. De raciale vernietigingspolitiek van de nazi’s ziet hij als de meest extreme vorm van biopolitieke rationaliteit. De politiek omtrent het leven ontwikkelde zich in het Derde Rijk alleen tot een negatieve politiek van de dood, waarvoor Esposito de term thanatopolitics hanteert. Esposito benadrukt verder, in navolging van Foucault en Agamben, dat het nazisme een vorm is van modern politiek denken en handelen. Hij specifieert deze continuïteit weliswaar anders, hij legt meer nadruk op de medische en eugenetische doelen van het nazisme en het programmatische belang van de strijd tegen ziekte, degeneratie en dood. Het immunologische project rondom het bevorderen van het leven leidde volgens Esposito uiteindelijk tot de

62 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 55. 63 Lemke, Biopolitics, 56.

64 Ibidem 63.

65 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in soviet realism (Edinburgh 2016) 43.

66 Campbell, Timothy, ‘Bíos, Immunity, Life: The thought of Roberto Esposito’ taken from the introduction to Bios, Biopolitics and Philosophy by Roberto Esposito (Minneapolis 2007) 1.

(19)

18 concentratiekampen.67

Als een tegenmodel van thanatopolitics presenteert Esposito een levensbevestigende biopolitiek. Dit positieve model richt zich op lichamen, zowel in de individuele als collectieve betekenis. Deze lichamen verdedigen zichzelf tegen de externe overheersing van het biologische leven. Deze vorm van een affirmatieve biopolitiek moet in staat zijn de negatieve soorten van biopolitiek te veranderen. Het werk van zowel Agamben, Negri en Esposito gaat verder dan de negatieve connotatie van het gewelddadige autoritaire potentieel van biomacht. Zij zien allen ook de mogelijkheid om biopolitiek in affirmatieve termen te begrijpen, hierbij wordt de macht over het leven door de lichamen teruggevorderd van het overheidsapparaat.

In de daaropvolgende ontwikkeling van het biopolitieke onderzoeksveld zijn twee richtingen te onderscheiden. In de filosofie en de sociale en politieke theorie kwamen vragen over het functioneren van biopolitiek en de tegenmachten centraal te staan. De tweede richting is te vinden binnen de bètawetenschap en technologische studies waarbij het lichaam steeds meer als moleculaire software wordt gezien die gelezen en herschreven kan worden.68

Biopolitiek en gender

Omdat deze geschiedenis een gendergeschiedenis zal worden is het zinvol om de relatie tussen biopolitiek en gender iets meer te specificeren. Eind jaren negentig werd het concept biopolitics met groot enthousiasme toegepast in een veelvoud van onderzoeken binnen de genderstudies. De toewijding waarmee het onderzoek naar biopolitiek werd opgepakt was indrukwekkend, des te opvallender was dan ook de haastige verwerping door diezelfde onderzoekers aan het einde van het decennium. Deze relatief heftige reacties zijn opvallend omdat de term mijns inziens

voornamelijk een beschrijvend concept is. Het was een poging om de historische ontwikkeling van geboorte, sterven, populatie en statistische methoden te vatten. De term hielp onderzoekers enerzijds om een radicale overgang in de retoriek van het recht te begrijpen, en anderzijds verhelderde deze de pronatalistische beleidsvoering, milieumaatregelen en statistische methoden die staten hanteerden. Geen van deze aspecten van biopolitiek leidt noodzakelijk tot dergelijke heftige reacties. Toch gebeurde dit wel: feministische theoretici bevonden zich onder de eersten

67 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 90. 68 Lemke, Biopolitics, 77.

(20)

19 die begrepen dat de term meer bevatte dan op het eerste gezicht scheen.69

Ruth A. Miller onderscheidt drie richtingen die de onderzoekers van biopolitiek over het algemeen bezighouden. De eerste is de dood als een politiek probleem. De tweede is de

biopolitieke regulering van seksueel gedrag uit naam van een gezonde bevolking. De derde, en de meest belangrijke voor feministische denkers, was de biopolitieke regulering van de

voortplanting. De nieuwe rechtssystemen brachten vaak invasieve pronatalistische beleidsvorming met zich mee.70

Miller stelt dat gender aan de zijlijn stond bij Foucaults denken over biopolitiek. Echter, zijn Histoire de la Sexualité is voor veel gendertheoretici juist van groot belang geweest en hierin komt biopolitiek ook al bescheiden aan de orde. Of Foucault erop inging of niet, vrouwelijkheid speelt in elk geval een grote rol in de concrete, empirische geschiedenis van biopolitieke instituties. De maatregelen waren immers meestal gericht op het vrouwelijk lichaam.

Waarom werd biopolitics zo invloedrijk in de vroege jaren van deze eeuw? In deze periode was Agambens op dood gebaseerde interpretatie van biopolitiek voor vele liberale denkers een manier om bepaalde verontrustende politieke gebeurtenissen een plaats te geven.71 Feministen hebben om andere redenen veel gebruik gemaakt van de term dan de aanhangers van Agamben. Gender speelt namelijk geen rol in Agambens eigen onderzoek.72 Feministische

denkers hadden altijd een grotere verscheidenheid voor ogen bij de invulling van de term

biopolitiek en waren van mening dat lichamen, niet alleen in de kampen, maar ook in vredestijd, onderworpen waren aan biopolitiek.73

Jemima Repo heeft in 2016 een monografie over biopolitiek en gender gepubliceerd. Gender als concept ontstond volgens Repo bij onderzoek naar intersekse. Het was toen vooral een argument om kinderen te opereren om aan het bijbehorende sociale construct te voldoen. Gender werd ‘bedacht’ als het mechanisme voor normalisering, disciplinering en besturen van sekse. Het was een apparatus van biomacht dat zestig jaar geleden in de kliniek ontstond en sekse begon te managen.74 Gender is dus geen geestelijk product van het feminisme, het stamt

69 Ruth A. Miller, ‘Biopolitics’ in Lisa Disch, Mary Hawkesworth ed. The Oxford handbook of feminist theory (2016) 1-2.

70 Miller, ‘Biopolitics’, 10. 71 Ibidem 17.

72 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 63. 73 Miller, ‘Biopolitics’, 1-22.

(21)

20 volgens Repo uit de biopolitieke praktijk en werd al voordat het feminisme zich erover boog gebruikt.75

Repo beschrijft biomacht niet als een ding maar als een concept waardoor het mogelijk is om een historisch specifieke machtsrelatie te onderzoeken waarop ons politieke heden rust. Deze lezing van biomacht schuurt met benaderingen die het als een neutrale kracht zien die zich kan materialiseren in een dodelijke thanatopolitics of een affirmatieve biopolitiek van verzet. (Esposito, Hardt&Negri) Biopower kan niet gedehistoriseerd en gedecontextualiseerd worden, we kunnen het niet los van de politieke rationaliteit en technologieën die er deel vanuit maken beschouwen.76 Deze gehistoriseerde biopolitiek, die alleen bestaat in haar context, is voor historici een werkbaar begrip.

Biopolitiek en socialisme

Na uitvoerig naar de biopolitiek van het nazisme te hebben gekeken en de invloeden binnen het genderdiscours is het voor dit onderzoek noodzakelijk om de biopolitiek van het socialisme te bekijken. Omdat het een relatief nieuw veld is, is er nog niet heel veel over deze combinatie te vinden. De meest omvangrijke monografie is het boek van Sergei Prozorov uit 2016. Zijn studie naar de biopolitiek van het stalinisme in de Sovjet-Unie is een eerste handvat om de biopolitiek van een andere socialistische staat, de DDR, te onderzoeken.

Een meer algemene studie van Hoffmann en Timm toont de overeenkomsten tussen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie. Het doel van beide regimes was het omvormen van de

maatschappij, het hervormen van sociale verbindingen en het herschrijven van het sociale contract langs non-liberale doch modernistische lijn.77 Een oppervlakkige overeenkomst is terug

te zien in de verheerlijking van moederschap die in beide staten te vinden was. Daarnaast propageerden beiden het idee dat het welzijn van de staat prevaleerde boven het welzijn van het individu. Dit resulteerde in de totalitaire neiging om de privésfeer te integreren in het project van de staat. Het gaat de auteurs om deze verbondenheid tussen politiek en privé. Juist de ideeën over reproductie, ergo de biopolitiek, tonen het kunstmatige van de scheiding tussen politiek en

75 Jemima Repo, The biopolitics of gender (Oxford 2016) 3. 76 Repo, Biopolitics, 7.

77 David L. Hoffmann, Annette F. Timm, ‘Utopian biopolitics: reproductive policies, gender roles, and sexuality in Nazi Germany and the Soviet Union’, in Geyer, Michael, Fitzpatrick, Sheila ed. Beyond Totalitarianism, Stalinism

(22)

21 privé.78 Verder willen Timm en Hoffmann niet gaan in hun zoektocht naar analogieën; de

verschillen qua ideologie, sociale en culturele ideeën en de implementatie van het beleid blijken te groot.79 De Eerste Wereldoorlog had de ideeën over competitie tussen de naties versterkt. Ook de Sovjet-Unie voelde deze wedijver opkomen, maar interpreteerde dit in ideologische termen in plaats van biologische. De nationale verschillen zouden immers verdwijnen met het socialisme.80

Prozorov beschrijft hoe biopolitiek zich ontwikkelde tot een steeds breder

onderzoeksgebied dat inging op de rationaliteit van macht over levende wezens in verschillende ruimtelijke en temporele contexten.

“The study of biopolitics is not limited to the empirical investigation of power relations in such areas as public health or sexuality, hygiene or the upbringing of children, but rather pertains to the mode in which political power takes life as its object, the manner in which power engages with life, for example as an object of protection, regulation, transformation, and so on. To speak of Stalinism in biopolitical terms is not merely to focus on its medical or social policies but to emphasise the centrality of life to its governmental rationality as a whole.”81

Biopolitiek heeft een systematische kennis over ‘leven’ en levende wezens nodig. Systemen van kennis maken de realiteit van het leven kenbaar en berekenbaar op een manier dat het gevormd en veranderd kan worden.82 Vorming en verandering van het leven is waar de socialistische staten ook zeker op uit waren. Omdat waarheidsregimes niet losstaan van macht is het zaak te onderzoeken hoe een machtsstrategie kennis over het leven mobiliseert en hoe machtsprocessen kennis genereren of verspreiden.83 Wat kan deze aanpak zeggen over maatschappijen? Vanuit historisch perspectief kunnen we stellen dat het belang van het leven voor de politiek alleen maar toegenomen is. Hierdoor is ook de definitie van politiek veranderd. In empirische termen kan een onderzoek naar biopolitiek iets tonen over domeinen die meestal buiten administratieve,

disciplinaire en cognitieve grenzen staan.84

Uiteindelijk heeft de analyse van biopolitiek ook een kritische functie. Biopolitieke

78 David L. Hoffmann, Annette F. Timm, ‘Utopian biopolitics: reproductive policies, gender roles, and sexuality in Nazi Germany and the Soviet Union’, in Geyer, Michael, Fitzpatrick, Sheila ed. Beyond Totalitarianism, Stalinism

and Nazism compared (Cambridge University Press, 2009) 88. 79 Hoffmann, Timm, ‘Utopian biopolitics’, 88.

80 Ibidem 96.

81 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in soviet realism (Edinburgh 2016) 4. 82 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 119.

83 Lemke, Biopolitics, 119. 84 Ibidem 121.

(23)

22 fenomenen zijn niet het resultaat van antropologisch gegronde drijfveren, evolutionaire wetten, of universele politieke beperkingen. Hun oorsprong ligt in de sociale praktijk en politieke besluitvorming. 85

Met hun Blut-und-Boden-discours lijken de nationaalsocialisten bij uitstek aanhangers van biopolitiek. Maar zoals we hebben gezien is biopolitics een fenomeen waarvan het ontstaan minstens tot aan het midden van de achttiende eeuw teruggaat. In de periode tussen de twee wereldoorlogen was er in het bijzonder sprake van een opbloeien van deze politieke vorm aan alle kanten van het politieke spectrum. Projecten als ‘de nieuwe Sovjet-mens’ onder Stalin, maar ook eugenetische projecten in liberale democratieën. Lemke laat ons zien dat het biopolitieke beleid in verschillende politieke systemen kan ontstaan. Ook de stalinistische ideologen zochten met behulp van nieuwe technologische ontwikkelingen en mogelijkheden naar manieren om het sovjet-volk op te voeden en te verheffen.86

Foucaults genealogische schema voor het bestuderen van biopolitiek biedt wel degelijk ruimte voor een mogelijkheid die hij zelf niet onderzocht, namelijk de biopolitiek van de klassenstrijd. Deze is uiteraard wel kwalitatief anders dan de op racisme gebaseerde biopolitiek die hij in het westers gouvernementalisme bespeurde. Dit is dan ook een van de meest

belangrijke verschillen tussen beide vormen van politieke rationaliteit. De westerse biopolitiek had een zeker naturalisme als fundamenteel principe, dit werkte binnen het liberalisme door in de economie en bij het nazisme in ideeën over ras. Het doel van Sovjet-biopolitiek was de

constructie van het socialisme als nieuwe vorm van leven. Zij was juist sterk anti-naturalistisch. Een essentieel aspect was het streven om de (quasi-)natuurlijke stand van zaken in elk aspect van het leven te overstijgen. De naturalistische oriëntatie van westerse biopolitiek leidde tot een beschermende houding, het doel was om het leven te behouden zoals het was door middel van, vaak, negatieve middelen. De Sovjets kenmerkten zich door een transformerende oriëntatie waarbij er geen waarde werd gehecht aan hoe het leven was maar alleen gekeken werd naar wat het kon worden.87 Veel studies over biopolitiek zien gevaar in een excessief verlangen naar veiligheid, de conclusies van Prozorov tonen aan dat een constructivistische houding die een levensvorm, sociale orde, of type subjectiviteit produceert ook sinistere consequenties kan

85 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 122. 86 Lemke, Biopolitics, 14.

(24)

23 hebben.88 Socialisme is verbonden met haar eigen type gouvernementaliteit, en ook in het

Westen is er een eigen variant. Foucault stelde ook al dat de resultaten weliswaar verschillend waren maar de uitkomst kon in beide gevallen negatief zijn. “…yielding very dissimilar fruit in both cases and, in the event of course of a more or less normal or aberrant branch, the same deadly fruit.”89

In een ander college geeft Foucault juist een overeenkomst aan tussen het Westen en de Sovjet-Unie. Hier zegt hij dat de socialistische staat evengoed getekend is door racisme als de kapitalistische staat.90 Het uitgangspunt van zijn voordrachten aan het Collège de France in 1976 is dat de transformatie van soevereine macht naar biopolitiek een verschuiving betekende van een politiek-militair discours naar een racistisch-biologisch vertoog.91 Foucault wijst op twee verdere transformaties van het racistische idioom in de twintigste eeuw: nazi-Duitsland en het staatssocialisme van de Sovjet-Unie. Het nationaalsocialisme werkte volgens motieven van oude rassenoorlogen; expansie naar buiten en het vernietigen van interne vijanden. Het werd

gekenmerkt door een: “oneiric exaltation of a superior blood (that) implied both the systematic genocide of others and the risk of exposing oneself to a total sacrifice”.92 Het sovjet-socialisme

behelsde ook een vorm van staatsracisme. Zij hanteerden de discrete middelen van medische politiemachten. Het Utopia van de klasseloze samenleving moest gerealiseerd worden door een zuivering van de maatschappij waarin iedereen die niet in de politieke lijn geloofde als ziek of gek bestempeld werd. Foucault liet zien dat in deze variant van staatsracisme de klassenvijand als biologisch gevaarlijk werd beschouwd en moest worden verwijderd uit het sociale lichaam.93

“Socialism was racism from the outset, even in the nineteenth century. No matter whether it was Fourier at the beginning of the century or the anarchists at the end of it, you will always find a racist component in socialism.”94

Stalinisme lijkt een voorbeeld van extreem productieve biopolitics die in een even extreme thanatopolitics veranderde.95 Foucaults werk over biopolitiek ging niet vaak in op het

88 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in soviet realism (Edinburgh 2016) 6. 89 Michel Foucault, The birth of biopolitics (Palgrave MacMillan 2010) 93.

90 Michel Foucault, Society must be defended: lectures at the Collège de France, 1975-76 (2004) 261. 91 Thomas Lemke, Biopolitics, an advanced introduction (New York, Londen 2011) 40.

92 Lemke, Biopolitics, 43. 93 Ibidem 43.

94 Foucault geciteerd in Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, 45. 95 Prozorov, The biopolitics of Stalinism, 39.

(25)

24 stalinisme en de Sovjet-Unie.96 Waarom besprak Foucault deze staat zo summier? Was dit een

geval van eurocentrisme, zoals Edward Saïd beweerde? De lezingen uit 1975-1976 aan het Collège de France die in het boek Society must be defended gebundeld zijn, bevatten Foucaults meest uitgebreide behandeling van biopolitiek en de Sovjet-Unie. Hij negeerde dit deel van de wereld dus niet helemaal. Deze teksten suggereren dat de reden dat Foucault de Sovjet-Unie niet zo specifiek behandelde was dat hij geloofde dat de sovjet-biopolitiek gevormd was door een merkwaardig voortbestaan van de gouvernementele technologieën die in het achttiende- en negentiende-eeuws Europa uitgevonden waren. Op het macroniveau van staatsideologie en het socio-economische systeem wees de Sovjet-Unie het westers kapitalisme natuurlijk nadrukkelijk af, maar er waren op het microniveau van disciplinaire en biopolitieke praktijken nog wel

degelijk invloeden uit het Westen te vinden. Foucault stelde dat het socialisme het bourgeois waardesysteem had overgenomen. Iets dat hij vooral in de kunst meende terug te zien.

Het socialisme heeft volgens Foucault nooit kritiek geuit op biomacht, het heeft integraal het fundamentele idee van moderne biopolitiek overgenomen. Het idee dat de essentiële functie van de maatschappij of staat is om controle te nemen over het leven, het leven te reguleren, haar op toevalligheden gebaseerde natuur zoveel mogelijk te dirigeren en het onderzoeken van biologische mogelijkheden. Als de socialistische staat tot stand komt, mag die staat gaan moorden, elimineren, of diskwalificeren. Daarom is racisme operationeel in de manier waarop socialistische staten, van het type Sovjet-Unie, omgaan met geesteszieken, criminelen, politieke dissidenten et cetera. Socialisme is daarnaast ook racistisch door haar nadruk op klassenstrijd en de fysieke confrontatie met de vijand. Bij een buitensluiten van economische voordelen of privéleges is er geen sprake van racisme. De behoefte om de tegenstander fysiek te bevechten en proberen hem te vermoorden is wel racistisch van aard.97 Foucaults overtuiging dat de Sovjet-Unie geen autonome gouvernementele stijl had, wordt bevestigd door deze lezing van racisme en eugenetische interesses.98 De Sovjet-Unie noemde eugenetica weliswaar een fascistische

wetenschap99, maar hield zich beslist bezig met ‘verbetering’ van het volk. Hartmann en Timm stellen zelfs dat in de jaren twintig de eugenetica omarmd werd in de SU, er werd een Russische

96 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in soviet realism (Edinburgh 2016) 40. 97 Prozorov, The biopolitics of Stalinism,45.

98 Ibidem 46.

99 David L. Hoffmann, Annette F. Timm, ‘Utopian biopolitics: reproductive policies, gender roles, and sexuality in Nazi Germany and the Soviet Union’, in Geyer, Michael, Fitzpatrick, Sheila ed. Beyond Totalitarianism, Stalinism

(26)

25 Eugenetica Sociëteit opgericht in 1920. Deze zou tien jaar blijven bestaan. Uiteindelijk raakten de bolsjewistische beleidsmakers ervan overtuigd dat eugenetica niet verenigbaar was met het Sovjet-project omtrent de nieuwe mens. Democratische landen als Zweden of de Verenigde Staten beoefenden op dat moment nog in grote mate eugenetica.100

Bij het overnemen van westerse machtspraktijken werd er iets toegevoegd: de

partijdiscipline.101 De sovjet-ervaring is gouvernementeel hetzelfde als die in het Westen, het ideologische verschil daargelaten. Foucault had zelf gouvernementaliteit bovenaan staan en een bepaalde minachting jegens ideologie. Dit is een persoonlijke voorkeur van de Franse filosoof waar velen het niet mee eens zullen zijn. Het is zeker hard te maken dat juist ideologie alles fundamenteel anders maakt. Er kunnen weliswaar dezelfde machtstechnieken gebruikt worden maar de motivatie is misschien toch anders als er verschillende denksystemen aan ten grondslag liggen.

Het idee dat dezelfde rationaliteiten en technieken van biopolitieke regulering gebruikt werden in Oost en West heeft veel navolging gehad. In de post-sovjetgolf van studies naar het stalinisme werd dit de moderniteitsschool genoemd. Deze onderzoeken waren verder gevorderd dan de totalitaire en revisionistische theorieën. De moderniteitsschool wilde de aandacht

verleggen van ideologie en politieke cultuur naar een focus op de gouvernementele rationaliteit die werkzaam was in de socialistische samenleving.

“Many features of Stalinist culture reflected the ambitions of nineteenth and

twentieth century political leaders and social reformers to manage and mobilise their populations in ways unique to the modern era. In fact, the very notion of reshaping societies was a defining feature of European modernity. By the nineteenth century there arose in countries throughout Europe a new ethos of social intervention, by which state officials and nongovernmental professionals sought to reshape their societies in accordance with scientific and aesthetic norms.”102.

Een andere ontwikkeling die binnen het Sovjet-onderzoek plaatsvond richtte zich meer specifiek op de bevolking. Sinds de late jaren negentig is er steeds meer interesse in de subjectiviteit en subjectivering onder het socialisme. Veel onderzoekers ruilden het Koude Oorlog paradigma van

100 David L. Hoffmann, Annette F. Timm, ‘Utopian biopolitics: reproductive policies, gender roles, and sexuality in Nazi Germany and the Soviet Union’, in Geyer, Michael, Fitzpatrick, Sheila ed. Beyond Totalitarianism, Stalinism

and Nazism compared (Cambridge University Press, 2009) 102.12.

101 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in soviet realism (Edinburgh 2016) 42. 102 Prozorov, The biopolitics of Stalinism, 61.

(27)

26 het totalitarisme-onderzoek in voor een door Foucault geïnspireerd denken over het subject.103

Het was een combinatie van Foucaults late werk over subjectivering en de technieken van het zelf.104 De centrale vraag was op welke manier staten een subjectvormende kracht waren; “affirm the positive productivity of the Soviet regime with regard to the subject, all but

validating the regime’s own claim to have produced the ‘New Soviet Person”.105 Dit perspectief

staat in deze scriptie centraal.

Uit een onderzoek van de Amerikaanse historicus Stephen Kotkin bleek dat

subjectivering onder het Stalinisme niet alleen op totalitaire overheersing berustte, maar juist op pragmatisme en aanpassingsvermogen. Er was eerder sprake van zelfconstructie door een complex engagement met het systeem waarin verzet een even grote rol speelde als

gehoorzaamheid of internalisering.106 De focus op Foucault ligt in deze studies bij zijn latere werk, maar zijn denken over biopolitics blijft een rol spelen. Biopolitiek vertaalt ideologie in het leven door de mobilisering van het leven als een instrument voor het vormen van het zelf.107 Door het leven van de bevolking vorm te geven oefenden staten ook indirect invloed uit op de vorming van het zelf. Zowel lichaam als geest en/of persoonlijkheid waren onderwerp van ideologische vorming.

“In de Sovjet-Unie worden mensen niet geboren. Menselijke organismen worden geboren, maar mensen worden gecreëerd; tractorbestuurders, chauffeurs, mecaniciens, academici, wetenschappers et cetera. Men wordt een mens gemaakt.” Pseudowetenschapper Trofim Lysenko, landbouwkundige in de Sovjet Unie, gaf met deze uitspraak dit proces van het creëren van mensen duidelijk aan.108 Lysenko dacht dat aangeleerde of verworven eigenschappen overerfbaar waren en vervalste menig experiment om dit te ‘bewijzen’.109 Zijn geloof in de

maakbaarheid van de natuur, en daardoor de oplossing voor hongersnoden in de SU, bevatte ook een geloof in de construeerbaarheid van de mens. Een bijkomend voordeel voor het totalitaire regime was dat als mensen maakbaar waren ze ook op elk moment in hun leven ‘vermaakt’ konden worden.110 Het ultieme doel van het regime was de massa de ‘juiste’ cultuur aan te

103 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in soviet realism (Edinburgh 2016) xi. 104 Prozorov, The biopolitics of Stalinism, 171.

105 Ibidem xi. 106 Ibidem 174. 107 Ibidem 176. 108 Ibidem 91.

109 Anne Applebaum, Ijzeren gordijn, de inlijving van Oost-Europa 1944-1956 (Amsterdam 2013) 170. 110 Prozorov, The biopolitics of Stalinism (Edinburgh 2016) 92.

(28)

27 leren.111

Om de constructie van de ‘Nieuwe Mens’ te bespoedigen investeerde de Sovjet-Unie in campagnes rondom hygiëne en geletterdheid, het reguleren van seksueel gedrag en opvoeding van de kinderen, vaccinaties en tandheelkundige zorg. Binnen de studies over de biopolitics van de Sovjets die zich op zulke zaken focussen lijkt er inderdaad een sterke overeenkomst te zijn met de westerse variant. Hiermee zouden deze ontwikkelingen in de Sovjet-Unie een onderdeel zijn van een algemenere moderniserende golf van staatsinterventie op dergelijke gebieden.112 Een ontwikkeling die in heel Europa op ongeveer hetzelfde moment plaatsvond.

Het zwakke punt van de moderniteitsschool is dat zij het concept biopolitiek nogal uitholt. De betekenis die overblijft is bijna letterlijk biologische politieke maatregelen, de maatregelen wat betreft gezondheid, reproductie, hygiëne, lichamelijk gedrag en seksuele praktijken, er is echter niets historisch ‘nieuws’ aan het besturen van gezondheid, reproductie et cetera.113 Daarom mist deze werkdefinitie toch een aspect van wat volgens Prozorov onder biopolitiek verstaan dient te worden. Het specifiek moderne van biopolitiek kan niet simpelweg gedefinieerd worden aan de hand van haar object of haar domein. Dit bestond immers al eeuwen daarvoor, iets wat Agamben via een andere route beweerde. Prozorov stelt voor om de

biopolitiek niet alleen als bevolkingspolitiek te beschouwen maar ook als onlosmakelijk verbonden met de ideologische of ideële aspecten van politiek.114 Ik zou hier zelf bij willen

aansluiten omdat ik moeite heb met het negeren van het belang van de ideologie.

Biopolitiek gaat meer om de wisselwerking tussen ‘het leven’ als politiek onderwerp en de ideologie. Hoe moet het leven geleefd worden in overeenstemming met een idee, of hoe moet een gegeven idee vertaald worden naar het leven? De definitie die Prozorov voorstelt houdt ergens het midden tussen de grote theorieën en de empirische analyse van regeertechnieken.

“What we are interested in is not the empirical application of a ready-made theory of biopolitics, none of which has been able to address Stalinism in its specificity. Nor are we interested in the empirical study of predefined biopolitical techniques in the Soviet context, which would only lead to finding already familiar similarities and differences [met bijvoorbeeld het nazisme LH]. The reader will therefore not find in this book many descriptions of Soviet manuals on parenting, bodily regimen in youth organisations, urban campaigns for hygiene et cetera… Our concern is rather the

111 Sergei Prozorov, The biopolitics of Stalinism, ideology and life in soviet realism (Edinburgh 2016) 130. 112 Prozorov, The biopolitics of Stalinism, 62.

113 Ibidem 64. 114 Ibidem 65.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Per Saldo verzorgt on- der meer een workshop en een cursus voor mensen die een keukentafelgesprek met de gemeente gaan voeren, zowel voor de zorgvragers als voor hun omgeving. De

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

De arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide allochtone jongeren is weliswaar nog steeds niet evenredig aan die van hoger opgeleide autochtonen, maar wel veel beter dan die

In deze PBLQatie hanteren we een aanpak die is gebaseerd op de samen- hang tussen de burger en zijn digitale vaardigheden, het beleid dat de overheid voert bij het inrichten van

Door deze belofte te ondertekenen, ga ik de verbintenis aan om de vakbondsrechten te respecteren en te bevorderen tijdens al mijn werkzaamheden die te maken hebben met EU-wetgeving

Adresses e-mail des députés européens belges/Emailadressen van de Belgische leden van het Europees Parlement.