• No results found

Voorwaarden voor huidige activiteiten en projecten

Uit voorgaande paragraaf blijkt dat er op dit moment een beperkt aantal activiteiten in en rond Leenderbos, Groote Heide en De Plateaux plaatsvinden die een negatieve invloed hebben op het bereiken van de doelstellingen. Hier worden deze activiteiten in categorieën ingedeeld (zie tekstkader) en waar nodig worden voorwaarden gesteld. De meeste activiteiten worden niet via vrijstelling in het beheerplan in deze paragraaf behandeld:

• De activiteiten die knelpunten veroorzaken via stikstofdepositie worden behandeld in hoofdstuk vijf, de PAS-gebiedsanalyse.

• Om het natuurbeheer meer toe te spitsen op het realiseren van de doelstellingen worden in Hoofdstuk 6 een aantal maatregelen geformuleerd. Omdat het

natuurbeheer in het teken staat van de Natura 2000-doelen, is het vergunningvrij en worden hier geen extra voorwaarden aan gesteld. • Knelpunten die te maken hebben met de hydrologie zijn integraal en

gebiedsgericht aangepakt via het instrument van de GGOR en waar nodig aanvullende maatregelen.

• Knelpunten die het gevolg zijn van voormalige (voltooid verleden tijd) activiteiten, kunnen eveneens niet worden ingedeeld in één van de onderstaande categorieën.

4.4.1 Activiteiten die geen relatie met knelpunten hebben en waarvoor dus geen specifieke

voorwaarden gelden

De meeste huidige activiteiten in en rond de Natura 2000-gebieden hebben geen directe of geen wezenlijke relatie met de instandhoudingsdoelen. Er zijn dan ook geen specifieke voorwaarden nodig. Deze activiteiten kunnen gewoon worden voort- gezet zolang ze niet wezenlijk veranderen. Handelingen die op 31 maart 2010 bekend waren en niet in betekenende mate zijn gewijzigd, met uitzondering van activiteiten zoals genoemd in par 4.3, kunnen zonder Wnb-vergunning doorgang vinden. Ze vallen daarom onder categorie 0 (handelingen die geen effecten hebben op de habitattypen en soorten en waarvoor geen vergunning nodig is):

 Vegetatiebeheer (begrazing, bomenkap, plaggen, chopperen, maaien, bosomvorming, bekalken, enzovoorts) ten behoeve van het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen is per definitie vrijgesteld van Wnb-

vergunningplicht.

 Recreatie op plekken en tijdstippen waar en wanneer dit is toegestaan (veelal de wegen en paden, tussen zonsopgang en zonsondergang) en rekening houdend met bestaande zonering. De beheerders zorgen er voor dat recreatie dusdanig gestuurd wordt dat voldoende rust in het gebied op de essentiële momenten geborgd wordt. Daarbij gelden ook algemene regels van Provincie en gemeenten (AVP, vergunningen voor evenementen ed., regels mbt stiltegebied).

 Het meeste reguliere landbouwkundig gebruik in de omgeving met uitzondering van emissie van meststoffen (dit wordt via de PAS geregeld), uitspoeling van meststoffen naar oppervlakte- en grondwater (via mestwetgeving geregeld) en onderbemaling. Voor beweiden en bemesten heeft provincie kaders opgenomen in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant. Hierin is ook een

vrijstellingsregeling ten aanzien van beweiden en bemesten in opgenomen

 Verkeer buiten het Natura 2000-gebied. Het gaat hier om het instellen en handhaven van verkeersregels. Mitigerende maatregelen mbt stikstof en uitbreiding van snelwegen wordt in de PAS geregeld.

 Monitoring (van natuurwaarden en relevante abiotische factoren zoals hydrologie).

 Faunabeheer, ganzenbeheer en schadebestrijding (huidige aanpak muskus- en beverratten en huidige afschot wilde zwijnen).

 Beheer en onderhoud van paden, wegen en voorzieningen in Natura 2000- gebieden.

 Het beheer van de beken door waterschap de Dommel is momenteel vooral gericht op economische functies. Het waterschap heeft protocollen om ervoor te zorgen dat bij beheer en onderhoud van watergangen en kunstwerken effecten op waterweegbree, vegetaties van waterranonkels en beekprik voorkomen of zo veel mogelijk beperkt worden. Maaien heeft direct ook een (negatief) effect op het beekpeil en dus op grondwaterstanden op de flanken. Waterschap erkent dit nu en wil dus tot maatwerk komen in de vorm van maaiBOS dat het mogelijk maakt meer peilgestuurd te beheren, rekening houdend met de meerdere functies waarvan de N2000 functie richtinggevend moet zijn.

Deze activiteiten kunnen worden voortgezet, zolang ze niet wezenlijk veranderen in aard, omvang of intensiteit, aangezien ze geen relatie hebben met de bestaande knelpunten in het gebied. Zodra de activiteiten wezenlijk gaan veranderen zal altijd beoordeeld moeten worden of een Wnb-vergunningplicht aan de orde kan zijn.

4.4.2 Activiteiten met specifieke voorwaarden of waarvoor mitigerende maatregelen

genomen moeten worden (samengevat)13.

Peilbeheer en bemalingen

Op basis van de nu beschikbare kennis is de verwachting dat met de uitvoering van de GGOR maatregelen uit dit beheerplan er als gevolg van de huidige en historische waterhuishoudkundige ingrepen geen significant negatieve effecten optreden. Het uitvoeren van deze maatregelen is dus een voorwaarde voor het voort kunnen zetten van peilbeheer en bemalingen

Lozingen RWZI en riooloverstorten

Lozingen van RWZI en riooloverstorten in Nederland en België vormen een knelpunt dat niet direct in het kader van dit beheerplan opgelost kan worden. Maatregelen zijn nodig en worden in hoofdstuk 6 aangegeven. Er worden hier geen specifieke beperkingen opgelegd.

Kanovaart op de Dommel

Effecten van de kanovaart zijn niet volledig uit te sluiten (zeker niet op de lange termijn) op het habitattype beken en rivieren met waterplanten (H3260). Vanuit het voorzorgsprincipe zijn mitigerende maatregelen nodig. In de eerste beheerplan- periode zal allereerst duidelijk moeten worden wat de huidige kwaliteit en de trend is van het habitattype ‘beken en rivieren met waterplanten’ (zie ook onder paragraaf

7.2 Monitoring). Uit hoofdstuk 6 (Visie) blijkt dat in de Dommel voor de korte termijn behoud van het habitattype wordt nagestreefd. Op korte termijn wordt geen groot knelpunt verwacht en kan de kanovaart doorgang vinden (Ottburg en

Henkens, 2012). Voor de langere termijn is het doel uitbreiding en verbetering van de kwaliteit. Op dit moment lijkt kanovaart geen direct knelpunt voor de instand- houdingsdoelen, maar zorgt het indirect wel voor de afwezigheid van morfologische processen door maaien en afvoer van dode bomen. Hierdoor kan volgens Natuur- monumenten en Waterschap de uitbreiding van het habitattype H3260A (Beken en rivieren met waterplanten) niet worden gerealiseerd. De kans bestaat dat het habitattype dan voor zal komen op locaties waar deze begroeiingen en kanovaart elkaar niet verdragen, waardoor het oppervlak of de kwaliteit in het geding komt. Aan het begin van de eerste beheerplanperiode zal er door betrokken partijen onderzocht worden wat het effect is van maatregelen voor kanovaart (bv. maaien watervegetatie en afvoer van dode bomen) op morfologische processen op het habitattype H3260A (Beken en rivieren met waterplanten) en of de effecten van commerciële en recreatieve kanovaart van elkaar verschillen. Wanneer er sprake is van negatieve effecten kunnen in de eerste beheerplanperiode mitigerende- of voorzorgsmaatregelen worden genomen die voorkomen dat op lange termijn wel knelpunten ontstaan voor de instandhoudingsdoelen.

Vliegen met drones

Door een wijziging van de Wet Luchtvaart vallen drones tot 25 kg niet meer onder Provinciale Nota Luchtvaart. Voor 1 juli 2015 was het niet mogelijk om in een straal van 2000 meter rondom een N2000 gebied zonder TUG vergunning te landen of op te stijgen. Deze leemte die nu in de wetgeving is ontstaan kan voor negatieve effecten zorgen op met name instandhoudingsdoelen voor fauna (en mn. vogels). Het gebruik van drones (alle gewichtsklassen) is een vergunningplichtige activiteit binnen een N2000 gebied. Met uitzondering van het gebruik van drones door inliggende terreinbeheerders ten behoeve van monitoring, beheer en inrichting van hun terreinen.

5

PAS-gebiedsanalyse

Relatie beheerplan en programmatische aanpak stikstof (PAS)14

Stikstof is één van de grootste problemen bij de realisatie van de Natura 2000- doelen. Het gaat daarbij om de gevolgen van stikstofdepositie afkomstig uit de landbouw, het verkeer en de industrie op voor stikstof gevoelige habitats. In het overgrote deel van de gebieden bevinden zich voor stikstof gevoelige habitats en in ruim vijftig gebieden is er sprake van fors overbelaste situaties. Er is een groot verschil tussen het huidige depositieniveau en het uit een oogpunt van natuurdoelen gewenste depositieniveau.

De wet Natuurbescherming (en daarvoor de Natuurbeschermingswet 1998) met bijbehorende regelgeving geeft het juridisch kader voor een zogenoemde

programmatische aanpak voor de vermindering van de stikstofdepositie (PAS). Het doel van de PAS is een samenhangende aanpak die verzekert dat de doelstellingen van voor stikstof gevoelige habitattypen of leefgebieden in de Natura 2000-gebieden worden gerealiseerd. Het biedt tevens inzicht in de ruimte voor ontwikkelingen die op deze gebieden effect kunnen hebben.

De huidige depositieniveaus maken het voor activiteiten in en rond Natura 2000- gebieden die bijdragen aan de stikstofdepositie moeilijk om een vergunning op grond van artikel 2.7 tweede lid van de Wnb (toenmalige Natuurbeschermingswet artikel 19d) te verkrijgen. Er is niet alleen een impasse ontstaan bij de vergunning- verlening, maar ook bij het vaststellen van bestemmingsplannen (artikel 2.7 eerste lid Wnb, toenmalige Nbwet artikel 19j)) en de bepaling in het kader van het

beheerplanproces van de activiteiten die in het licht van de instandhoudingsdoelen van het gebied - eventueel onder voorwaarde en beperkingen – doorgang kunnen vinden zonder vergunningentraject. De PAS moet zorgen dat er in en rond de Natura 2000-gebieden weer ruimte komt voor economische ontwikkeling, terwijl

tegelijkertijd wordt zeker gesteld dat de natuurkwaliteit in die gebieden behouden blijft of beter wordt. De PAS is bovendien bedoeld om de vergunningverleners, en achter hun de rechters, adequate informatie te verschaffen waaraan ze kunnen zien dat er nog ruimte is voor uitbreidingen en hoeveel.

De PAS en de beheerplannen lopen ieder hun eigen juridische spoor. Door de inhoudelijke samenhang en om een compleet beeld te schetsen, zijn in dit

beheerplan wel delen uit de PAS overgenomen. Zo is de PAS-gebiedsanalyse voor Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux integraal overgenomen en worden maatregelen die in het kader van de PAS worden getroffen ook in dit beheerplan beschreven en geoormerkt.

Het ontwerpbeheerplan heeft begin 2016 ter inzage gelegen met de gebiedsanalyse gebaseerd op AERIUS Monitor 14.2. Om verwarring te voorkomen, is de

gebiedsanalyse gebaseer dop AERIUS Monitor 16 in dit beheerplan ingevoegd. Naar aanleiding van de geactualiseerde uitkomsten van AERIUS Monitor 16 blijft het ecologisch oordeel voor dit gebied ongewijzigd. Met het ecologisch oordeel is beoordeeld of met de toedeling van depositie en ontwikkelingsruimte de instandhoudingsdoelstellingen voor de voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten op termijn worden gehaald en/of behoud is geborgd.

14 Teksten gebaseerd op het werkdocument Juridische aspecten van de Programmatische aanpak stikstof (Taakgroep

Daarnaast is beoordeeld of verslechtering van habitats en significante verstoring van soorten wordt voorkomen en welke herstelmaatregelen nodig zijn.

Mogelijk dat er in de toekomst aanleiding is om wijzigingen aan te brengen aangaande de te treffen ‘PAS-maatregelen’ (zie art. 1.13 zesde lid Wnb), dan gebeurt dit binnen het juridische PAS-spoor. Dit beheerplan zal dan niet worden gewijzigd indien er tijdens de beheerplanperiode wijzigingen optreden aangaande de PAS. De meest recente informatie over de PAS en de te treffen maatregelen voor Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux zijn dan ook te vinden op de PAS-website http://pas.natura2000.nl/. Alleen in het geval dat (gewijzigde) maatregelen middels het beheerplan vrijgesteld dienen te worden van vergunningplicht, wordt het

beheerplan hier mogelijk op aangepast.