• No results found

Hoofdstuk 4 Analyse van de gegevens

3. Voorkeur en afkeer

1. Graag rijden

Tabel 4 - Op welke fiets(en) zou u graag rijden? (gebruik vignetten) Sociaaleconomische Status Laag N = 21 Midden N=28 Hoog N = 30 Totaal N = 79 Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Herenfiets basic (1) .05 .04 .10 .06 Vouwfiets (2) .05 .07 .00 .04 Bakfiets (3) .10 .11 .03 .08 Elektrische fiets (4) .14 .14 .07 .11 Damesfiets/Omafiets (5) .24 .36 .17 .25 Fixed gear/Fixie (6) .05 .04 .10 .06 Design/VanMoof (7) .00 .07 .10 .06 Racefiets (8) .14 .21 .20 .19 Herenfiets versnellingen (9) .19 .00 .20 .13 Retro-fiets/Veloretti (10) .05 .07 .17 .10 Herenfiets Bamboo (11) .00 .04 .07 .04 Trekfiets/Hybride (12) .00 .04 .10 .05

In bovenstaande tabel is de verdeling van ‘voorkeur voor het graag rijden op’ de verschillende type fietsen de in de vignetten zijn opgenomen te zien voor de verschillende

40

statusgroepen. Zowel in de statusgroep ‘laag’ als in ‘midden’ lijkt het type fiets ‘damesfiets/omafiets’ het meest in ‘zwang’. Bij de hoge statusgroep is er geen duidelijke voorkeur zichtbaar, maar ‘scoren’ de type fietsen ‘racefiets’ ‘herenfiets met versnellingen’ het hoogst. Toch lijken de verschillen over het geheel niet groot.

Een Anova-toets op de type fietsen leert dat er slechts voor één fiets een significant verschil (P-waarde 0,04; F-ratio 3,29) tussen de statusgroepen wordt gevonden; dit is het type ‘herenfiets versnellingen (9)’. We kunnen dus met 95 procent zekerheid concluderen er een verschil bestaat in ‘het graag rijden op’ het type fiets ‘herenfiets met versnellingen’ voor ‘fietsende gebruikers van de pont’.

Opvallend bij dit verschil is dat het verschil niet lineair van aard is; in de statusgroep ‘midden’ is namelijk geen enkele respondent die aangeeft een ‘voorkeur’ te hebben voor het type ‘herenfiets met versnellingen’. Het bestuderen van het verschil tussen de groepen onderling geeft een P-waarde van 0,99 op het verschil tussen de statusgroepen ‘laag’ en ‘hoog’.

De verdeling voor het type ‘herenfiets met versnellingen’ kan voor een groot deel worden verklaard uit de ‘ratio tussen mannen en vrouwen’ binnen de statusgroepen; de statusgroep ‘laag’ bestaat voor het grootste deel uit mannen (zestien van de 21), de herenfiets met versnellingen ‘scoort’ in deze groep relatief hoog (twintig procent van de respondenten geeft aan graag te rijden op dit type fiets). De groep ‘midden’ bestaat voornamelijk uit vrouwen (negentien van de 28), voor het type ‘herenfiets met versnellingen’ wordt geen voorkeur uitgesproken in deze groep. De ratio man-vrouw is gelijk voor de statusgroep ‘hoog’ (vijftien mannen en vijftien vrouwen), toch is het gemiddelde voor de herenfiets met versnellingen binnen deze groep nagenoeg gelijk aan het gemiddelde binnen de groep ‘laag’.

De voorkeur voor type fiets ‘herenfiets versnellingen’ is waarschijnlijk eerder een gevolg van de verdeling tussen mannen en vrouwen binnen de statusgroepen, dan een

41

verschil in ‘preferentie’ tussen de statusgroepen. Dit zet vraagtekens bij de eerdere conclusie dat er waarschijnlijk een verschil bestaat in de voorkeur voor het type fiets ‘herenfiets met versnellingen’ tussen de statusgroepen.

2 Liever niet rijden

In tabel vijf is de verdeling zichtbaar voor de vraag ‘op welke fiets zou u liever niet rijden?’ Op basis van deze tabel kunnen we vaststellen dat de type fietsen ‘vouwfiets’ en ‘bakfiets’ het ‘minst geliefd’ zijn, met gemiddelden van respectievelijk 35 en 52 procent over alle groepen. Het percentage dat aangeeft ‘liever niet te rijden’ op het type ‘bakfiets’ is met zeventig procent het hoogst binnen de statusgroep ‘hoog’.

Er is alleen voor het type fiets ‘bakfiets’ een significant verschil tussen de statusgroepen gevonden (P-waarde 0,03, F-ratio 3,80). Dit (significante) verschil tussen de

Tabel 5 - Op welke fiets zou u liever niet rijden? (gebruik vignetten) Sociaaleconomische status Laag N=21 Midden N=28 Hoog N=30 Totaal N=79 Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld

Herenfiets basic (1) .10 .04 .03 .05 Vouwfiets (2) .38 .25 .43 .35 Bakfiets (3) .33 .46 .70 .52 Elektrische fiets (4) .00 .14 .10 .09 Damesfiets/Omafiets (5) .14 .14 .00 .09 Fixed gear/Fixie (6) .14 .11 .07 .10 Design/Van Moof (7) .14 .04 .03 .06 Racefiets (8) .10 .11 .00 .06 Herenfiets versnellingen (9) .05 .00 .03 .03 Retro-fiets/Veloretti (10) .14 .04 .03 .06 Herenfiets Bamboo (11) .14 .00 .07 .06 Trekfiets/Hybride (12) .05 .04 .00 .03

42

statusgroepen lijkt echter niet van groot belang voor de vraag ‘of conspicuous consumption of distinctie van invloed zijn op de ‘voorkeur voor’ of ‘afkeer van’ een bepaald type fiets?’. Het

type fiets ‘ bakfiets’ werd namelijk binnen elke statusgroep minimaal door een derde van de respondenten genoemd als het type waar ze ‘het minst graag op zouden rijden’.

3 Waarom graag rijden

Met uitzondering van het type ‘herenfiets met versnellingen’ (waarvan het verschil waarschijnlijk is te verklaren uit de ratio man-vrouw binnen de steekproef voor de statusgroepen) is er geen verschil gevonden in de ‘voorkeur voor’ een type fiets tussen de statusgroepen.

In bovenstaande tabel zijn de redenen, die door respondenten zijn genoemd om een voorkeur te onderbouwen, zichtbaar voor de verschillende statusgroepen. Alleen voor de variabele ‘snelheid’ werd een significant resultaat gevonden (P-waarde 0,03, F-ratio 3,54).

Op basis van de theorie van Veblen was de verwachting dat ‘uiterlijk’ en ‘comfort’ vaker zouden worden genoemd door de hoge statusgroep als onderbouwing voor ‘het graag rijden op een bepaald type fiets’. Deze ‘redenen’ zouden kunnen duiden op het belang dat door de respondenten wordt gehecht aan de mate van ‘luxe’ van een fiets. Er werd geen

Tabel 6 - Waarom graag rijden

Sociaaleconomische status Laag N = 21 Midden N = 28 Hoog N = 30 Totaal N = 79 Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld

Uiterlijk .24 .36 .43 .35

Comfort .43 .29 .27 .32

Eenvoudig/Sterk .10 .21 .23 .19

Praktisch .14 .14 .10 .13

43

significant verschil gevonden tussen de statusgroepen voor de antwoorden ‘uiterlijk’ en ‘comfort’. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat conspicuous consumption (gebonden aan klasse) voor de ondervraagde respondenten respondenten van invloed is op de voorkeur voor een bepaald type fiets.

4. Waarom liever niet rijden?

In de bovenstaande tabel is af te lezen dat voor alle statusgroepen ‘niet comfortabel’ de meest genoemde reden is; door 63 procent van de respondenten over alle statusgroepen werd ‘niet comfortabel’ genoemd als onderbouwing voor het ‘liever niet rijden op een bepaald type fiets’. Het antwoord ‘niet praktisch’ is daarna het meest gegeven antwoord. Op geen enkel van de bovenstaande redenen is een significant verschil tussen de statusgroepen gevonden.

De antwoordcategorie ‘niet voor mij’ is toegevoegd voor respondenten die aangaven zich ‘niet te kunnen identificeren’ met (het beeld dat bij de respondent bestond van) de ‘gebruikersgroep’ van een type fiets. Hier zal bij het bespreken van de kwalitatieve interviews over worden uitgeweid.

De voornaamste reden genoemd voor het onderbouwen van een ‘afkeer van’ het type ‘vouwfiets’ was ‘niet eenvoudig/sterk’, dit antwoord werd door alle respondenten binnen de

Tabel 7 - Waarom liever niet rijden? Sociaaleconomische status Laag N = 21 Midden N = 28 Hoog N = 30 Totaal N = 79 Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld

Niet Praktisch .43 .25 .30 .32

Uiterlijk negatief .29 .18 .13 .19

Niet eenvoudig/sterk .43 .29 .47 .39

Niet voor mij .19 .36 .23 .27

Niet snel .14 .04 .10 .09

Onveilig .00 .07 .00 .03

44

drie statusgroepen gegeven om hun ‘afkeer van’ dit type fiets te onderbouwen. Voor het type ‘bakfiets’ was de meest genoemde reden ‘niet comfortabel’, dit antwoord werd voor dit type fiets door alle respondenten binnen de drie statusgroepen gegeven. Een Anova-toets toont dat op geen enkele van de door respondenten genoemde redenen een significant verschil tussen de statusgroepen werd gevonden.

De leidende vraag voor het onderdeel ‘voorkeur en afkeer’ is ‘of conspicuous consumption of distinctie van invloed zijn op de voorkeur voor of afkeer van een type fiets?’

Van de genoemde redenen lijken ‘uiterlijk’ en ‘comfort’ het meest relevant om vast te stellen of ‘de mate van luxe’ van belang is bij de voorkeur voor een bepaald type fiets. Deze redenen zouden volgens de theorie van Veblen belangrijker worden bevonden door de hoge klasse. Voor de ondervraagde respondenten bleek dit echter niet het geval, er werd geen significant verschil gevonden voor de antwoorden ‘uiterlijk’ en ‘comfort’. Wel werd er een significant verschil tussen de statusgroepen gevonden voor het antwoord ‘snelheid’, een antwoord dat niet lijkt te duiden op de mate ‘luxe’ van een fiets.

De vraag ‘of distinctie een rol speelt bij de voorkeur voor een type fiets?’, is mijns insziens niet op te maken uit bovenstaande resultaten. Het antwoord ‘uiterlijk’ zou inzicht kunnen geven in of de fiets ‘mooi’ wordt bevonden. Het ‘mooi vinden van een fiets’ lijkt echter niet voldoende om te achterhalen of distinctie van invloed is op de voorkeur voor een bepaald type fiets.

Ook voor de redenen genoemd om een ‘afkeer van’ een type fiets te onderbouwen is het moeilijk om te toetsen of de theorie van Bourdieu of Veblen van invloed is. Wel is het waarschijnlijker dat in de onderbouwing van het ‘afkeuren’ (waarschijnlijker dan in de onderbouwing van de voorkeur voor een bepaalt type fiets) van een type fiets geen sprake is van conspicuous consumption noch van distinctie; de type fietsen ‘bakfiets’ en ‘vouwfiets’ bleken de door de respondenten meest afgekeurde type fietsen. Voor het type fiets ‘bakfiets’

45

werd als voornaamste reden ‘niet comfortabel’ genoemd, voor het type ‘vouwfiets’ ‘niet eenvoudig/sterk’. Bij het ‘afkeuren’ van deze type fietsen lijkt het ‘praktisch gebruik’ of ‘de rijervaring’ door respondenten belangrijker te worden gevonden dan de mate van ‘luxe’ van een bepaald fiets of het willen onderscheiden op basis van ‘smaakvoorkeuren’.

5. Kwalitatieve resultaten

In de kwalitatieve interviews werden ook voornamelijk de ‘rijervaring’ en ‘of de fiets praktisch in gebruik is’ genoemd als redenen voor de voorkeur voor een type fiets. Zoals ook in de kwantitatieve resultaten naar voren kwam, leek het uiterlijk van de fiets mee te spelen in de ‘onderbouwing’ van een voorkeur voor ‘een bepaald type fiets’.

Opvallend was dat respondenten bij het uitspreken van hun voorkeur een onderscheid maakten tussen een fiets die ‘handig of praktisch’ is en een fiets die ‘mooi’ is.

“R (respondent): “Uh die is wel mooi (10 Retrofiets) maar gewoon voor als ik hem zou gebruiken of omdat ik hem mooi vind?

I (interviewer): Nou ik zal ze allebei opschrijven, dus die omdat u hem mooi vindt R: ja ik vind hem erg mooi

I: en die omdat (5 omafiets)?

R: Dit is gewoon daar kan ik veel meer mee. (respondent 9)”

Ook de volgende respondent spreekt zijn voorkeur uit voor een aantal fietsen, onder andere omdat hij de fietsen ‘mooi’ vindt, maar komt uiteindelijk tot de conclusie dat een fiets ‘functioneel moet zijn’.

“Nou uh ik vind een bakfiets niet verkeerd, weetje ik hoef niet in de trein met een fiets, dus dit (2 vouwfiets) vind ik onzin ik wil een rem hebben dus ik hoef niet zo een fixie (6) ik vind bamboe enzo is wel leuk en aardig maar weetje moet gewoon functioneel zijn dus ik vind dit ook (10 retrofiets) want het is een leuk ding. …dus als ik moet kiezen doe me die maar (5 damesfiets) en doe me die maar (7 designfiets) maar dan wil ik er wel kinderzitjes bij en een rekje, bakfiets is me te groot en de anderen weetje is leuk allemaal heel design en dat soort

46

dingen maar niet functioneel. (Respondent 18)”

Daarnaast bleek dat het model van een type fiets voornamelijk ‘aan zou moeten sluiten bij hetgeen hij voor wordt gebruikt’. Dit kwam meermaals naar voren, maar werd het meest duidelijk verwoord in het volgende citaat.

“R: ja voor mijn woonwerkverkeer is een vouwfiets praktisch want die kan in de trein I: ja en uh en verder?

R: Als ik gewoon een dagje zou gaan fietsen ga ik voor een racefiets als ik snel moet gaan fietsen en als ik gewoon met mijn partner ga fietsen (12 hybride fiets) ja ik heb vijf fietsen thuis, en die vind ik wel leuk voor de duinen (8 racefiets) het is een beetje het doel waarvoor je je fiets gebruikt. (respondent 12)”

Hoewel het uiterlijk een rol lijkt te spelen in de voorkeur voor een bepaald type fiets, lijken respondenten aan te geven de ‘gebruikswaarde’ van groter belang te zien.

In de kwalitatieve interviews lijken, net als voor de kwalitatieve interviews is gebleken, voornamelijk de ‘rijervaring’ en het ‘praktisch gebruik’ de belangrijkste redenen voor de afkeer van een ‘bepaald type fiets’. Wel worden er in de kwalitatieve interviews redenen genoemd ter onderbouwing van de ‘afkeer van’ een bepaald type fiets die kunnen duiden op distinctie. In het volgende citaat komt dit vrij expliciet naar voren:

“R: Oke, nooit zou ik gaan fietsen met zo’n ding (3 bakfiets) I: bakfiets ja?

R: ik vind deze verschrikkelijk (11 bamboe). I: en waarom?

R: Nou dat is meer uh hier ga ik ook niet op fietsen op zo’n te ontwerperig ding die vanmoof nooit van mijn leven.

I: en waarom?

R: vink u vind ik een flauwekul designding dit, heel erg lelijk ook, een grove botte fiets , en dit vind ik een last met parkeren (3) en dit is me ook al veel te veel gedoe (9 herenfiets versnellingen). (respondent 9)”

Naast het uitspreken van een ‘afkeer van’ op basis van ‘praktische’ overwegingen (de bakfiets als last met parkeren), geeft de respondent vrij expliciet aan niet geassocieerd te willen worden met het type ‘designfiets’ (meer specifiek vanmoof, maar het type bamboefiets). Met de termen ‘te ontwerperig’ en ‘flauwekul designding’ lijkt ze aan te willen

47

geven dat het type fiets ‘design/Van Moof’ niet overeenkomt met haar ‘smaakvoorkeuren’. Later, wanneer gevraagd wordt ‘of ze vindt dat haar fiets bij haar past?’, lijkt ‘haar smaakvoorkeur’ naar voren te komen;

“Lekker ouderwets model, rokzadeltje en kwa stijl ook ik hou van oude dingetjes een omafiets ligt dan wel voor de hand (respondent 9).”

Deze respondent (respondent 9) lijkt haar voorkeur voor ‘oude dingetjes’, die wellicht is te omschrijven als een ‘klassieke stijl’, als ‘beter’ te zien dan de ‘voorkeur voor’ het type fiets ‘design/Van Moof’.

Het betreft echter één respondent waar expliciet het thema distinctie bij de onderbouwing van een ‘afkeer van’ naar voren lijkt te komen. Wel wordt er in andere interviews door respondenten een ‘beeld van de gebruikersgroep’ geschetst waar ze niet mee geassocieerd lijken te willen worden. Het verschil echter met deze respondenten en respondent 9, is dat in dit beeld voornamelijk ‘de gebruikersgroep’ naar voren lijkt te komen in plaats van de stijl van de fiets.

“R: uuhm nou ja zou elektrische fiets niet. I: en waarom niet?

R: nou dat doen doe ik wel als ik boven zestig ben zou ik zeggen en verder rijd ik elke fiets. (respondent 17)”

Zo ook blijkt uit het volgende citaat:

“I: uhm op welke fiets liever niet?

R: Welke fiets, deze (bakfiets 3) dan moet ik aan kinderen beginnen daar ik heb ik al helemaal geen zin in. (respondent 4)”

De eerder besproken antwoordcategorie ‘niet voor mij’ bestaat voornamelijk uit respondenten die aangeven zich niet ‘te identificeren’ met (het beeld dat ze hebben van) de groep gebruikers van een type fiets. Het gebruik van deze antwoordcategorie lijkt geen bewijs voor

48

distinctie te zijn (althans niet expliciet) Wel zou het gebruik van de antwoordcategorie ‘niet

voor mij’ kunnen betekenen dat sommige respondenten een beeld hebben van de gebruikers van een type fiets waar zijn zich niet mee lijken te ‘identificeren’. Het al dan niet bestaan van een ‘coherent’ beeld van de gebruikersgroep van een type fiets zal later (in onderdeel 6 van dit hoofdstuk) verder worden besproken.

Het ‘wel of niet geassocieerd willen worden’ met een fiets is geprobeerd te toetsen met de vragen ‘op welke fiets wilt u graag gezien worden?’ en ‘op welke fiets wilt u liever niet gezien worden?’ Met het gebruik van deze formulering (gezien willen worden) is geprobeerd het ‘sociale component van de voorkeur voor of afkeer van een type fiets’ te betrekken. Een verschil in antwoorden met de vraag ‘op welke fiets wilt u graag rijden?’ zou kunnen duiden op een verschil in ‘praktische’ overwegingen of de ‘rijervaring’ en het ‘geassocieerd willen worden met’ als zijnde van invloed op de ‘voorkeur voor’ en ‘afkeer van’ een ‘bepaald type fiets’.

6. Graag gezien

Bij het bestuderen van resultaten van de vraag ‘op welke fiets zou u graag rijden?’ werd voor de statusgroepen ‘laag’ en ‘midden’ voornamelijk een voorkeur voor het type ‘damesfiets/omafiets’ gevonden. Binnen de statusgroep ‘hoog’ was geen duidelijke voorkeur te herkennen, maar kregen de type fietsen ‘racefiets’ en ‘herenfiets met versnellingen’ de hoogste notering. Tussen de statusgroepen werd slechts een significant verschil gevonden voor het type ‘herenfiets met versnellingen’, dit verschil berust naar alle waarschijnlijkheid op de verdeling tussen mannen en vrouwen binnen de statusgroepen.

49

In bovenstaande tabel (tabel 8) is de verdeling tussen de statusgroepen zichtbaar voor de vraag ‘op welke fiets wilt u graag gezien worden?’ Net als bij de vraag ‘op welke fiets zou u graag rijden?’ krijgt het type fiets ‘damesfiets/omafiets’ een hoge notering binnen de statusgroepen ‘laag’ en ‘midden’ (voor hoog blijft dit 17 procent). Het type fiets ‘racefiets’ wordt door de meeste respondenten genoemd in de statusgroep ‘hoog’, dit komt overeen met de resultaten van de vraag ‘op welke fiets zou u graag rijden?’. Het type ‘herenfiets met versnellingen’ krijgt een iets lagere notering, het type ‘design-fiets/Van Moof’ een iets hogere notering.

Toch zijn er geen belangrijke verschillen te ontdekken met de resultaten op de vraag ‘op welke fiets zou u graag rijden?’. Dit zou betekenen dat voor de respondenten (uit de drie statusgroepen) de hierboven besproken redenen voornamelijk van invloed zijn op de voorkeur voor een ‘bepaald type fiets’. De twee meest genoemde redenen ter ‘onderbouwing’ van de voorkeur voor een ‘bepaald type fiets’ zijn: ‘uiterlijk’ en ‘comfortabel’. Deze redenen

Tabel 8 - Op welke fiets wilt u graag gezien worden? (gebruik vignetten) Sociaaleconomische status Laag N = 21 Midden N =28 Hoog N = 30 Totaal N = 79 Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld

Herenfiets basic (1) .14 .00 .07 .06 Vouwfiets (2) .05 .07 .00 .04 Bakfiets (3) .00 .07 .00 .03 Elektrische fiets (4) .05 .07 .07 .06 Damesfiets/Omafiets (5) .19 .29 .17 .22 Fixed gear/Fixie (6) .14 .11 .10 .11 Design/Vanmoof (7) .00 .07 .17 .09 Racefiets (8) .14 .14 .27 .19 Herenfiets versnellingen (9) .19 .04 .07 .09 Retro-fiets Veloretti (10) .05 .11 .03 .06 Herenfiets Bamboo (11) .00 .14 .03 .06 Trekfiets/Hybride (12) .05 .04 .17 .09

Dat vind ik niet belangrijk .19 .11 .10 .13

Geen van allen .00 .00 .03 .01

50

lijken een goed inzicht te geven in de ‘onderbouwing’ van de voorkeur voor een ‘bepaald type fiets’.

Er wordt voor geen enkel van de type fietsen een significant verschil tussen de statusgroepen bevonden. Het is onwaarschijnlijk dat er een significant verschil bestaat tussen de respondenten uit de drie statusgroepen in de voorkeur om op bepaalde typen fietsen ‘gezien te worden’.

7. Liever niet gezien

Bij de vraag ‘op welk type fiets wilt u liever niet rijden?’ bleken de type fietsen ‘vouwfiets’ en ‘bakfiets’ het ‘minst populair’. De ‘vouwfiets’ werd door 35 procent van de respondenten (uit de drie statusgroepen) genoemd, het type fiets ‘bakfiets’ werd door 52 procent van de respondenten (uit de drie statusgroepen) genoemd. De redenen die door respondten hiervoor zijn gegeven zijn voor het type fiets ‘vouwfiets’ voornamelijk ‘niet eenvoudig/sterk’ en voor het type fiets ‘bakfiets’ ‘niet comfortabel’.

51

In de bovenstaande tabel zijn de gemiddelden weergegeven voor de vraag ‘op welke fiets wordt u liever niet gezien?’ De type fietsen ‘bakfiets’ en ‘vouwfiets’ krijgen de hoogste notering. Dit is in lijn met de resultaten voor de vraag ‘op welke fiets zou u liever niet rijden?’ Wel is er in het totaal aantal respondenten dat het type fiets ‘bakfiets’ (52 procent) noemt als type fiets waar ze ‘liever niet op worden gezien’ een verschil te ontdekken met het aantal respondenten dat aangeeft (30 procent) ‘liever niet te willen rijden’ dit type fiets. Respondenten lijken het ‘bezwaarlijker’ te vinden om op het type fiets ‘bakfiets’ te rijden, dan ‘gezien te worden’.

Opvallend is het percentage respondenten binnen de groep ‘midden’ dat aangeeft ‘liever niet op het type elektrische fiets gezien te worden’. Verder opvallend is verdeling voor de antwoordcategorie ‘vind ik niet interessant;’ voor de statusgroep ‘laag’ 33 procent, ‘midden’ 21 procent en ‘hoog’ dertien procent.

Tabel 9 - Op welke fiets wordt u liever niet gezien? Sociaaleconomische status Laag N = 21 Midden N = 28 Hoog N = 30 Total N = 79 Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde

Herenfiets basic (1) .05 .04 .00 .03 Vouwfiets (2) .19 .18 .43 .28 Bakfiets (3) .10 .32 .43 .30 Elektrische fiets (4) .05 .29 .17 .18 Damesfiets/Omafiets (5) .00 .11 .00 .04 Fixed gear/Fixie (6) .05 .04 .07 .05 Design/Vanmoof (7) .10 .00 .03 .04 Racefiets (8) .10 .07 .03 .06 Herenfiets versnellingen (9) .00 .04 .03 .03 Retro-fiets Veloretti (10) .05 .04 .00 .03 Herenfiets Bamboo (11) .00 .00 .00 .00 Trekfiets/Hybride (12) .00 .00 .00 .00

52

Alleen voor het antwoord ‘bakfiets’ werd een significant verschil gevonden (P- waarde, 0,03; F-ratio 3,54). Het bestuderen van de tabel geeft voor de statusgroep ‘hoog’ het hoogste gemiddelde. Dit correspondeert met het eerder bevonden resultaat van ‘het liever niet rijden’ het type ‘bakfiets’; ook daar werd het enige significante verschil tussen de