• No results found

Hoofdstuk 4 Analyse van de gegevens

4. Type fietsen binnen de sociale omgeving

In bovenstaande tabel is de verdeling zichtbaar van het type fietsen binnen de ‘vriendenkring’ van de verschillende statusgroepen. Opvallend is de populariteit van het type fiets ‘damesfiets/omafiets’; voor elk van de statusgroepen wordt door minimaal veertig procent van de respondenten aangegeven dat hun vrienden rijden op dit type fiets. Verder opvallend zijn de resultaten voor het antwoord ‘mijn vrienden fietsen niet’; 29 procent voor de statusgroep ‘laag’, veertien procent voor ‘midden’ en geen enkel antwoord voor de groep ‘hoog’.

Een significantietoets op deze waarden toont voor twee antwoorden een significant resultaat; de antwoorden ‘hybride-fiets’ en het hierboven genoemde antwoord ‘mijn vrienden

7 Om de ‘geslachtsbeperking’ van de herenfiets met versnellingen niet door te laten werken in de vragen ‘op

wat voor type fietsen rijden uw vrienden?’ en ‘op wat voor type fietsen rijden uw vrienden?’, zijn zowel damesfietsen als herenfietsen met versnellingen genoteerd als ‘fiets met versnellingen’.

Tabel 10 - Op wat voor fietsen rijden uw vrienden? Sociaaleconomische status Laag N = 21 Midden N = 28 Hoog N = 30 Totaal N = 79 Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld

Herenfiets .10 .29 .20 .20

Damesfiets/Omafiets .43 .61 .47 .51

Racefiets .00 .18 .17 .13

Bakfiets .10 .04 .10 .08

Fixed Gear (fixie) .05 .07 .17 .10

Mountainbike .05 .07 .03 .05 Retro .05 .00 .10 .05 Elektrisch .05 .11 .07 .08 Vouwfiets .00 .04 .00 .01 Stadsfiets (urban) .05 .14 .30 .18 Hybride-fiets .05 .00 .17 .08 Oude fietsen .10 .04 .10 .08 Design .00 .04 .03 .03 Versnellingen7 .00 .00 .10 .04

Mijn vrienden fietsen niet .29 .14 .00 .13

56

fietsen niet’ (P-waarden respectievelijk 0,05 en 0,01, F-ratio respectievelijk 3,16 en 5,02). Bij deze verschillen dient echter te worden vermeld dat het totaal aantal respondenten over de drie statusgroepen dat aangaf dat hun vrienden ‘fietsen’ op het type ‘hybride-fiets, slechts acht procent bedraagt. Het belang van dit antwoord in het beantwoorde van de hypothese voor dit onderdeel lijkt daarom niet bijzonder groot.

Het totaal aantal respondenten (van de drie statusgroepen) dat aangaf dat hun vrienden ‘niet fietsen’ bedraagt dertien procent; een hoger percentage dan voor het type ‘hybride fiets’, maar relatief beslaat ook het antwoord ‘mijn vrienden fietsen niet’ een klein deel van het totaal aan gegeven antwoorden.

Respondenten werd niet alleen gevraagd op welke ‘type fietsen’ hun vrienden rijden, maar ook voor collega’s werd gevraagd op wat voor type fietsen ‘ze rijden’. Samen dienen deze

Tabel 11 - Op wat voor fietsen rijden uw collega's? Sociaaleconomische status Laag N = 21 Midden N = 28 Hoog N = 30 Totaal N = 79 Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld

Herenfiets .14 .14 .13 .14

Damesfiets/Omafiets .29 .32 .23 .28

Racefiets .10 .00 .10 .06

Bakfiets .05 .07 .00 .04

Fixed Gear (fixie) .05 .07 .07 .06

Mountainbike .05 .00 .03 .03 Retro .05 .04 .00 .03 Elektrisch .10 .11 .07 .09 Vouwfiets .05 .04 .00 .03 Stadsfiets (urban) .05 .04 .27 .13 Hybride-fiets .10 .00 .00 .03 Versnellingen .00 .00 .17 .06 Fietsen oud .05 .00 .07 .04 Fietsen Design .00 .00 .03 .01

Mijn collega's fietsen niet .24 .04 .13 .13

Niet van toepassing .19 .18 .07 .14

57

groepen als ‘indicatoren’ voor de ‘sociale omgeving’. De groepen ‘vrienden’ en ‘collega’s’ zijn niet representatief voor de ‘sociale omgeving’ als geheel, ze maken daar mijns inziens wel een belangrijk deel van uit. Ook is de verwachting dat de groepen ‘vrienden’ en ‘collega’s’ het meest overeenkomen in ‘sociale kenmerken’ als ‘leeftijd’ ‘geslacht’ met de respondent.

Opmerkelijk is dat het gemiddelde voor het type ‘omafiets/damesfiets’ voor collega’s een stuk lager ligt dan voor vrienden; waar de helft van alle respondenten bij de vorige vraag nog aangaven dat hun vrienden op dit type fiets rijden, is dit gedeelte voor collega’s 28 procent.

Een significantietoets op de verschillen in antwoorden tussen de statusgroepen op de vraag ‘op wat voor type fietsen rijden uw vrienden?’, geeft voor het type fiets ‘stadsfiets (urban)’ een significant resultaat (P-waarde, 0,01, F-ratio 4,64). Het type ‘stadsfiets (urban)’ werd genoemd door dertien procent van de respondenten. Voor de vraag ‘op wat voor fietsen rijden uw vrienden?’ bedroeg dit percentage achttien procent. Het voornaamste verschil is te vinden in de percentages voor het type ‘damesfiets/omafiets’.

Samenvattend zijn er kleine verschillen tussen de statusgroepen gevonden in het ‘type fietsen binnen de sociale omgeving’. De twee meest relevant (significante) verschillen tussen de statusgroepen voor een antwoord zijn ‘mijn vrienden fietsen niet’ binnen ‘de vriendenkring’ en het verschil op het antwoord ‘stadsfiets (urban)’ voor de ‘het type fietsen waar collega’s op rijden’.

De (denkbeeldige) nulhypothese voor dit onderdeel: “het type fietsen binnen de sociale omgeving verschilt per statusgroep” kan niet worden verworpen. Toch lijken de verschillen van onvoldoende betekenis om de alternatieve hypothese “het type fietsen verschilt binnen de sociale omgeving” aan te nemen.

58

5. Studenten

In de analyse van de hypothesen is tot dusver de respondentgroep ‘student’ buiten beschouwing gelaten. De reden die hiervoor genoemd is dat deze groep zich moeilijk laat indelen binnen de statusgroepen; studenten hebben doorgaans een laag inkomen, scoren midden tot hoog op opleidingsniveau en het is lastig te spreken over een beroepsstatus. Wel is het interessant om de resultaten voor deze groep te bekijken, ze lijken er namelijk een relatief eigen ‘fietshabitus’8, op na te houden. In deze paragraaf zullen dan ook de antwoorden voor respondent worden besproken voor de onderdelen die tot nu toe zijn behandeld.

Tabel 12 – Verkennende vragen (studenten)

Prijs Bezit in jaren Nieuw

Gemiddeld 187.35 1.73 .09

N 17 15 23

In bovenstaande tabel is weergegeven hoe studenten scoren op de variabelen ‘prijs’, ‘bezit in jaren’ en ‘nieuw (tegenover tweedehands)’. De groep ‘studenten’ bestaat uit 23 respondenten. De gemiddelde leeftijd in deze groep is 23,5 jaar, voor de andere groepen lag dit gemiddelde tussen de 44 en de 48 jaar. De gemiddelde tijd dat een ‘fiets in bezit’ is voor respondenten van deze groep is 1,73 jaar; dit is een sterk verschil met de andere groepen waarbij het gemiddelde 7,5 jaar was. Ook het bedrag dat studenten aangeven te betalen voor een fiets ligt stukken lager dan de voor de andere respondentgroepen; studenten betalen gemiddeld 187 euro voor een fiets, waar het gemiddelde voor de andere groepen tezamen 463 euro was.

Het meest opvallend is het percentage binnen deze groep dat aangeeft te rijden op een ‘nieuwe fiets’, dit is slechts negen procent. Ter vergelijking; voor de ‘lage statusgroep’

59

bedroeg dit percentage 38 procent, voor de ‘hoge statusgroep’ maar liefst 79 procent (voor de drie statusgroepen tezamen was dit percentage 55 procent).

Samenvattend lijken studenten voornamelijk te fietsen op tweedehands, relatief goedkope fietsen die van relatief korte tijd in bezit zijn van de respondenten.

2. Typen en merken

Bij het analyseren van de typen fietsen werden geen werkelijke ‘uitschieters’ gevonden. Het meest voorkomende type fiets was het type ‘damesfiets/omafiets’; zeven van de 23 respondenten gaven aan op dit type fiets te rijden, het type fiets dat daarna het meest genoemd werd was het type ‘stadsfiets (urban)’, vijf respondenten binnen deze groep geven aan te rijden op dit type fiets.

3. Voorkeur en afkeer.

Uit het analyseren data kwam geen duidelijke voorkeur voor een bepaald type fiets naar voren; als antwoord op de vraag ‘op welke fiets zou u graag rijden?’ werden op de type fietsen ‘bakfiets’ en ‘hybride-fiets’ na alle typen genoemd. Geen enkele fiets werd meer dan drie keer genoemd. Over het type fiets waar ze ‘liever niet op zouden rijden’ leken de respondenten binnen deze groep meer eensgezind; de type fietsen ‘bakfiets’ en ‘vouwfiets’ werden beide zeven keer genoemd. Dit komt overeen met de andere statusgroepen waar deze typen ook het meest genoemd werden.

Er kwamen geen duidelijke redenen naar voren om de voorkeur voor een type te onderbouwen; de meest genoemde reden was ‘snelheid;’ deze werd tien keer genoemd. Dan ‘eenvoud’ die acht keer werd genoemd, ‘comfort’ zeven keer, ‘uiterlijk’ zes keer en ‘praktisch’ vier keer. De redenen om een fiets af te keuren lijken voor deze groep daarentegen duidelijk; zowel het antwoord ‘niet praktisch’ als ‘niet eenvoudig/sterk’ werd acht keer

60

genoemd. Deze redenen hebben voornamelijk betrekking op de type fietsen ‘bakfiets’ en ‘vouwfiets’

De respondenten binnen de groep ‘student’ lijken geen duidelijke voorkeur te hebben voor het ‘gezien worden’ op een type fiets; het type ‘damesfiets/omafiets’ werd vijf keer genoemd, de type fietsen ‘racefiets’, ‘herenfiets met versnellingen’ en ‘retro-fiets’ werden ieder vier keer genoemd.

Op de vraag ‘op welke fiets wordt u liever niet gezien?’ kwamen drie type fietsen naar voren, al waren de antwoorden redelijk gelijk verdeeld; de type fietsen ‘vouwfiets’ en ‘bakfiets’ werden ieder vijfmaal genoemd, het type ‘elektrische fiets’ werd door zeven van de 23 respondenten binnen deze groep genoemd, veelal met de toevoeging “dat komt later wel.”

Het uitblijven van een ‘sterke voorkeur’ voor het ‘graag rijden op’ en ‘gezien worden op’ een type fiets, in combinatie met het uitblijven van een ‘sterk verschil’ in de redenen die genoemd worden om deze ‘voorkeur’ te onderbouwen, maakt dat er voor de groep ‘studenten’ geen duidelijke voorkeur voor een type fiets lijkt te bestaan.

Wel werd er door de respondenten binnen de groep ‘student’ een ‘afkeer van’ de type fietsen ‘bakfiets’ en ‘vouwfiets’ uitgesproken. De voornaamste redenen die voor de ‘afkeer van’ een type fiets werden genoemd waren ‘niet praktisch’ en ‘niet eenvoudig/sterk’. Op basis van de redenen ‘niet eenvoudig/sterk’ en ‘niet praktisch’ om de ‘afkeer van’ een type fiets uit te spreken, lijkt de ‘groep studenten’ een ‘bepaald type fiets’ voornamelijk te beoordelen op een ‘praktische’ of ‘functionele’ criterium.

61

4. Fietsen binnen de sociale omgeving

Er is een ‘duidelijke voorkeur’ gevonden binnen de ‘vriendenkring’9 van de groep ‘studenten’ voor het type ‘damesfiets/omafiets’; dit type fiets werd door negentien van de 23 respondenten genoemd. Bij de andere respondentgroepen tezamen (de sociaaleconomische statusgroepn ‘laag’, ‘midden’ en ‘hoog’.) werd dit type fiets door ongeveer de helft van alle respondenten genoemd als antwoord op de vraag ‘op wat voor fietsen rijden uw vrienden?’.

62