• No results found

4.7 Systemische toepassing van lidocaïne als analgeticum bij acute pancreatitis

4.7.4 Voorbeeld uit het beperkt onderzoek

Er is besloten om verder in te gaan op de analgesie bij een hond uit het onderzoek met pancreatitis. De hond, een vrouwelijke intacte Labrador Retriever van zes jaar oud, werd aangeboden in spoed met de erge klachten van pancreatitis, in combinatie met tachycardie wat waarschijnlijk te wijten was aan de erge abdominale pijn ten gevolge van de pancreatitis. Ze werd gediagnosticeerd met necrotiserende pancreatitis. De therapie die opgestart werd om de klachten te verminderen bestaat uit: een intraveneuze (IV) injectie methadon 0.1mg/kg (Comfortan, Eurovet Animal Health BV) elke vier uur, een IV injectie maropitant (Cerenia, Zoetis B.V) van 2.3 ml (1 mg/kg) SID, een CRI van metoclopramide (Emeprid, CEVA Santé Animale) aan 4 ml/u (0.9mg/kg/uur), een IV injectie pantoprazole (Pantomed, Takeda Belgium) van 5.7 ml (1 mg/kg) SID, anderhalf keer onderhoudsinfuus met Hartmann Ringerlactaat oplossing (B. Braun Melsungen AG) aan 72 ml/uur en CRI van lidocaïne (Lidor, Richter Pharma AG) aan 40 µg/kg/min na het geven van een IV bolus lidocaïne van 2mg/kg over 2 minuten.

Vervolgens werd de CRI lidocaïne verder opgedreven naar 60 µg/kg/min waarbij de pijnlijkheid onder controle leek, dit werd beoordeeld door de aanwezigheid van tachycardie en de pijnlijkheid op abdominale palpatie uitgevoerd door een dierenarts. Na 48 uur was de patiënt voldoende gestabiliseerd om de CRI lidocaïne af te bouwen. Eerst werd deze gedurende 15 uur op 40 µg/kg/min gehouden en nadien naar 20 µg/kg/min gebracht. De CRI moest in de nacht terug verhoogd worden naar 40 µg/kg/min omdat men dacht dat de hond terug pijnlijker was. In de ochtend werd het CRI afgezet omdat dat hond volgens de dierenarts niet meer pijnlijk leek. De andere medicatie bleef gedurende het krijgen van de CRI constant. Er werden geen bijwerkingen van de lidocaïne vermeld op de fiche.

Figuur 9: Voorbeeld van een analgesie plan bij pancreatitis in functie van de ergheid, waarbij lidocaïne ingezet wordt (Uit: Mansfield en Beths, 2015).

22

5 Discussie

De insteek van dit onderzoek is het nagaan van de multi-inzetbaarheid van lidocaïne in de dierenkliniek Kleine Huisdieren van de faculteit Diergeneeskunde. Uit dit beperkte onderzoek kwam inderdaad een hele variatie aan toepassingen naar voren waarbij lidocaïne gebruikt werd voor verschillende uiteenlopende doelen en in een heel diverse populatie.

Er is zeker een mogelijkheid dat het gebruik van lidocaïne hoger lag tijdens dit onderzoek dan op andere momenten. De anesthesisten wisten dat het gebruik van lidocaïne in deze periode onderzocht werd, waardoor het mogelijk is dat ze bewust of onbewust vaker de voorkeur gaven aan lidocaïne. Dit is echter wel te verantwoorden omdat er vaak verschillende gelijkwaardige alternatieven zijn om analgesie bij een ingreep te bekomen. De studie geeft ondanks de mogelijke overschatting wel een goed beeld van de verschillende technieken die men bij voorkeur gebruikt met lidocaïne. Het onderzoek werd gehouden over een periode van acht weken. Wanneer men zou kijken over een langere tijdsperiode, zou het goed mogelijk zijn dat een nog grotere variatie aan toepassingen gevonden zou zijn.

De mogelijke toxiciteit van lidocaïne wordt bij elke toepassing vermeld in de literatuur. In het onderzoek werden geen toxische nevenwerkingen gezien omdat de maximale veilige dosis nooit werd overschreden. Het blijft belangrijk om hier steeds aandacht voor te blijven hebben.

In dit onderzoek kwamen verschillende toepassingen aan bod waarbij enkele kritische punten verder worden toegelicht en besproken.

Bij het nemen van punchbiopten is het aangeraden om lidocaïne te gebruiken om pijn te vermijden.

Lidocaïne is hiervoor het ideale product want door de snelle werking kan er snel na de subcutane injectie een biopt genomen worden (Duke et al. 2000). De beperkte werkingsduur is hierbij van geen belang aangezien de ingreep slecht enkele minuten in beslag neemt. Een belangrijke bijwerking van lidocaïne is echter dat het antimicrobiële effecten te weeg brengt (Epstein, 1998). Wanneer men een cultuur wil aanleggen van het biopt is het aangeraden een andere anesthesie techniek te gebruiken om de resultaten niet te beïnvloeden. Verder is er beschreven dat een lokale injectie van lidocaïne irritatie kan veroorzaken maar met de juiste voorzorgsmaatregelen lijkt dit geen probleem te zijn (Thomson en Goodson, 2013).

Lidocaïne kan gebruikt worden om een splash-block uit te voeren in de neusholte om de niesreflexen te onderdrukken die optreden bij een rhinoscopie (Harcout-Brown, 2006). Tijdens het beperkte onderzoek werd deze toepassing bij zeven patiënten gebruikt. Bij de helft was het analgetisch effect echter niet voldoende en was het noodzakelijk ketamine of propofol toe te dienen om de juiste diepte van de anesthesie te bekomen. Patiënten die een rhinoscopie ondergaan kampen vaak met klachten van chronische neusvloei. Daardoor zou het kunnen dat een lokale splash niet altijd het gewenste resultaat kan bereiken omdat er teveel mucus aanwezig is zodat de lidocaïne niet kan doordringen in de mucosa. Maar het blijft zeker een techniek die steeds het proberen waard is omwille van de lage kostprijs en het gemak van uitvoeren. Verder onderzoek in de toekomst hieromtrent zou nog extra informatie kunnen leveren over de concrete werkzaamheid van deze toepassing.

Laryngeale desensitisatie bij de intubatie van katten is noodzakelijk want mechanische stimulatie kan beschermende reflexen van het lichaam zoals laryngospasmen veroorzaken die de intubatie bemoeilijken (Rex, 1971; Dyson, 1988). Desensitisatie kan bekomen worden door middel van verschillende formulaties van lidocaïne (Dyson, 1988). Het gebruik van de xylocaïne 10mg spray moet hierbij echter vermeden worden wegens het voorkomen van fataal laryngeaal oedeem (Watson, 1992).

De recentste literatuur raadt aan een dosis van 1mg/kg lidocaïne 2% formulatie te gebruiken voor het uitvoeren van een laryngeale splash. Na één tot twee minuten treedt de lidocaïne in werking (Duke-Novakovski, 2016). De lidocaïne wordt pas toegediend na de inductie van het dier. Dit betekent dat er minimaal één tot twee minuten tijd zit tussen de inductie en de intubatie. Voor veel patiënten lijkt dit geen probleem te zijn mits er ondertussen zuurstof gesupplementeerd wordt. Er zijn andere mogelijkheden om relaxatie van larynx te bekomen zoals het intraveneus gebruik van rocuronium (Sakai et al., 2018). Het gebruik van een neuromusculaire blocker is echter veel ingrijpender en kan mogelijk ernstige complicaties met zich meebrengen. Daarnaast lijkt het voorgestelde protocol met een lidocaïne

23 splash zeer effectief te zijn, aangezien er in het beperkte onderzoek geen problemen ondervonden werden bij de intubatie van de katten.

De wound-soaker katheter is een vrij recente toepassing voor lokale analgesie. Naast de analgetische eigenschappen van lidocaïne worden ook verschillende anti-inflammatoire effecten beschreven die lokaal de genezing kunnen bevorderen (Wolfe, 2003). Door het gebruik van deze techniek kan het effect van lokale anesthetica zoals lidocaïne gemaximaliseerd worden (Abelson et al., 2009) Het is echt zeker van belang de juiste formulatie van lidocaïne te gebruiken aangezien sommige formulaties adrenaline bevatten en zo vasoconstrictie veroorzaken wat de wondheling juist vertraagt (Armitage-Chan, 2013).

Daarnaast kan deze techniek ook aangewend worden in het kader van tal van verschillende operaties zoals oorkanaalablaties, thoracale chirurgie, traumatische wonden en amputaties. (Duke-Novakovski, 2016). Tijdens dit beperkte onderzoek werd deze techniek slechts éenmalig gebruikt. Dit kan eventueel verklaar worden door de beperkte bekendheid van de techniek of door angst voor complicaties die kunnen veroorzaakt worden door het gebruik van een drain in de wonde.

Regionale zenuwblocken kunnen op verschillende plaatsen in het lichaam toegepast worden. Tijdens het beperkte onderzoek werd er echter vooral gebruik van gemaakt in de stomatologie. Een zenuwblock kan mits goede uitvoering volledige analgesie voorzien en daarbij een reducerend effect hebben op de concentratie van benodigde inhalatie-anesthetica (Reuss-Lamky, 2007). Lidocaïne heeft een beperkte werkingsduur van gemiddeld één tot maximaal twee uur (Duke-Novakovski, 2016). Het effect en de werking van de block valt pas te beoordelen wanneer de ingreep bezig is. Er zijn situaties waarbij de werkingsduur van lidocaïne te kort is voor de ingreep, wanneer men een langere ingreep verwacht gebruikt men beter bupivacaïne wat een maximale werkingsduur heeft tot vier uur (Williams en Wilkins, 2010) Wanneer de block ongeacht met welk anestheticum niet succesvol was, is het noodzakelijk analgesie te voorzien met andere analgetica zoals bijvoorbeeld opioïden zoals een CRI fentanyl dat regelmatig gebruikt wordt bij stomatologische ingrepen op de faculteit. Opioïden hebben echter ook negatieve invloeden zoals respiratoire depressie en een verminderde maaglediging, op het lichaam waardoor het interessant is voor de start van de operatie een afweging te maken tussen de verschillende mogelijke analgetica in functie van de patiënt (Kerr, 2016).

In de literatuur wordt regelmatig het gebruik van een combinatie van lokale anesthetica aangehaald, namelijk de combinatie van lidocaïne met bupivacaïne. Deze combinatie moet echter kritisch bekeken worden aangezien men niet met zekerheid kan zeggen welk anestheticum effect heeft op de zenuw.

Het idee achter deze combinatie is om de snelle werking van lidocaïne te combineren met de langere werkingsduur van bupivacaïne. Ook het effect van de combinatie met adrenaline in het preparaat moet zorgvuldig bekeken worden. In een studie waarbij een vergelijking werd gemaakt van lidocaïne met adrenaline, bupivacaïne met adrenaline en hun combinatie, werd een statistische verschil bemerkt in werkingsduur maar het klinische voordeel was echter klein (Collins et al., 2013).

In het kader van multimodale anesthesie zijn niet alleen lokale toepassingen van lidocaïne interessant, ook systemische toepassingen kunnen gebruikt worden. Lidocaïne wordt dan eerder gebruikt als een niet-traditioneel analgeticum. Hoewel het precieze werkingsmechanisme nog niet gekend is, is er wel aanzienlijk bewijs dat lidocaïne ook werkzaam is als minimale alveolaire concentratie (MAC) reducerend middel (Bradbrook en Clark, 2018).

Bij katten wordt het systemisch gebruik van lidocaïne afgeraden omwille van negatieve cardiovasculaire effecten en mogelijke toxiciteit (Epstein et al., 2015). Het is algemeen aangenomen dat katten gevoeliger zijn voor de toxische effecten van lidocaïne dan honden (Duke-Novakovski, 2016). Recente literatuur over het systemisch gebruik ontbreekt echter waardoor men niet kan besluiten dat dit bij katten niet mogelijk zou zijn. Een mogelijke bijwerking die men zou kunnen bemerken bij honden die een CRI lidocaïne krijgen is onder andere een eetlustremmende effect wat uiteraard niet positief is voor het herstel van de patiënt (MagDougall et al., 2009). Deze bijwerking wordt vermeld in de literatuur maar in praktijk is het moeilijk dit effect te evalueren. In de humane geneeskunde gebruikt men deze toepassing vaker en in verschillende settings maar geeft men aan dat de klinische waarde afhangt van de gevolgde procedure en ingreep die toegepast is (Beaussier et al., 2018).

24 Naast verschillende toepassingen van klassieke lokale anesthesie en systemische toepassingen, zijn er ook verschillende toepassingen die niet gebruikt werden gedurende het onderzoek. Een toepassing die niet besproken werd is het gebruik van lidocaïne bij levensbedreigende aandoeningen zoals een maagtorsie. In de studie van Bruchim et al. (2012) werd geconcludeerd dat het gebruik van intraveneuze lidocaïne bolussen gevolgd door een CRI als effect had dat het voorkomen van aritmiëen en van acute nierinsufficiëntie na een maagtorsie verlaagd werd, verder werd ook de hospitalisatieduur verkort.

Lidocaïne heeft naast analgetische effecten ook inflammatie modulerende effecten. In dit kader zou men kunnen zeggen dat het intra-operatief gebruik van lidocaïne intraveneus zou bijdragen aan een betere overlevingstijd op korte termijn bij honden met septische peritonitis (Bellini, 2016). Cassuto et al. (2003) concludeerde in zijn studie dat er reeds een grote bewijskans is dat het gebruik van lidocaïne als antioxidantia en ontstekingsmediator nuttig is ter verhindering van reperfusieschade bij verschillende aandoeningen. Het zou de inflammatoire celadhesie aan het endotheel verminderen en vasodilatatie veroorzaken. Deze eigenschappen van lidocaïne zouden de reperfusie promoten door preventie van het no-reflow fenomeen (Dugdale, 2010). Dit zijn nieuwere inzichten die op dit moment nog niet altijd ten volle benut worden in de praktijk. De mogelijkheid om lidocaïne te gebruiken in de orthopedie kwamen niet aan bod in het beperkte onderzoek. Maar het dient vermeld te worden dat intra-articulair gebruik van lidocaïne in de orthopedie kan bijdragen als analgeticum na een operatie en als diagnostische techniek om de lokalisatie van pijn te vinden (Di Salvo et al., 2016).

Samengevat is lidocaïne reeds gekend om zijn snelle werking bij lokale toepassingen waarbij het een populair farmacon is. Deze eerder klassieke toepassingen zijn nog altijd zeer nuttig in huidige situaties en zouden zelfs frequenter gebruikt kunnen worden in het kader van multimodale analgesie. De systemische toepassingen van lidocaïne treden nu meer op de voorgrond waardoor er meer analgetische mogelijkheden kunnen gebruikt worden bij de patiënt. Verschillende toepassingen dienen nog verder onderzocht te worden en naar mate deze meer gebruikt worden in de praktijk, zal hun effectiviteit duidelijk worden.

25

6 Referentielijst

Abelson, A. L., McCobb, E. C., Shaw, S., Armitage-Chan, E., Wetmore, L. A., Karas, A. Z. en Blaze, C.

2009. Use of wound soaker catheters for the administration of local anesthetic for post-operative analgesia: 56 cases. Veterinary anaesthesia and analgesia, 36(6), 597-602.

Aguiar, J., Chebroux, A., Martinez-Taboada, F. en Leece, E.A., 2015. Analgesic effects of maxillary and inferior alveolar nerve blocks in cats undergoing dental extractions. Journal of Feline Medicine and Surgery. 17, 110–116.

Armitage-Chan, E., 2013. Use of wound soaker catheters in pain management. In Practice, 35(1), 24-29.

Beardow A.W., 2000. Antiarrhythmic agents. In: Small Animal Cardiology Secrets. Hanley & Belfus, p.

79-85.

Beaussier, M., Delbos, A., Maurice-Szamburski, A., Ecoffey, C., Mercadal, L., 2018. Perioperative Use of Intravenous Lidocaine. Drugs 78(12), 1–18.

Bellini, L., en Seymour, C.J., 2016. Effect of intraoperative constant rate infusion of lidocaine on short-term survival of dogs with septic peritonitis: 75 cases (2007–2011). Journal of the American Veterinary Medical Association, 248 (4), 422–429.

Bloom, P., 2003. Diagnostic Techniques in Dermatology. In: Campbell, K., Small Animal Dermatology Secrets, First Edn, Hanley & Belfus, Philadelphia, pp. 21-33.

Bradbrook, C.A., Clark, L., 2018. State of the art analgesia- recent developments in pharmacological approaches to acute pain management in dogs and cats. Part 1. Journal of Veterinary Science 238, 76–

82.

Bruchim, Y., Itay, S., Shira, B.H., Kelmer, E., Sigal, Y., Itamar, A. en Gilad, S., 2012. Evaluation of lidocaine treatment on frequency of cardiac arrhythmias, acute kidney injury, and hospitalization time in dogs with gastric dilatation volvulus. Journal of Veterinary Emergency and Critical Care 22, 419–427 Campoy, L. en Read, M., 2015. Local and Regional Anesthetic Techniques. In: James S.G. en Muir W.W., Handbook of Veterinary Pain Management, 3rd edition, Elsevier Inc., St. Louis, Missouri, USA, pp. 224-265.

Cassuto, J., Sinclair, R. en Bonderovic, M., 2006. Anti-inflammatory properties of local anesthetics and their present and potential clinical implications. Acta Anaesthesiologica Scandinavica 50, 265-282.

Cassutto, B.H. en Gfeller, R.W., 2003. Use of intravenous lidocaine to prevent reperfusion injury and subsequent multiple organ dysfunction syndrome. Journal of Veterinary Emergency and Critical Care 13, 137–148.

Collins, J.B., Song, J. en Mahabir, R.C., 2013. Onset and duration of intradermal mixtures of bupivacaine and lidocaine with epinephrine. Canadian Journal of Plastic Surgery. 21, 51–53.

Cornacchini G., Pedro B., Martin M. en Mair A., 2018. Cardioversion of suspected vagally mediated atrial flutter using lidocaine in an anaesthetised dog. Veterinary Record Case Reports 6, 591.

Dennis, S., 2010. Antiarrhythrnic therapies. In: Fuentes, L., Johnson, L. R., & Dennis, S. BSAVA manual of canine and feline cardiorespiratory medicine, 2nd editon, British Small Animal Veterinary Association, Gloucester, UK, pp.171.

Di Salvo, A., Chiaradia, E., della Rocca, G., Mancini, F., Galarini, R., Giusepponi, D., De Monte, V., Cagnardi, P., Marenzoni, M.L. en Bufalari, A., 2016. Intra-articular administration of lidocaine plus adrenaline in dogs: Pharmacokinetic profile and evaluation of toxicity in vivo and in vitro. Veterinary Journal. 208, 70–75.

Dugdale, A., 2010. Local anaesthetics. In: Veterinary anaesthesia : principles to practice. Chichester, West Sussex: Blackwell Pub. pp.109-122

26 Novakovski, T., 2016. Pain management II: local and regionale anaesthetic techniques. In: Duke-Novakovski, T., Vries, M. de, en Seymour, C. BSAVA manual of canine and feline anaesthesia and analgesia, Third edition, BSAVA British Small Animal Veterinary Association, Gloucester, UK , pp. 143-158.

Duke, T., 2000. Local and regional anesthetic and analgesic techniques in the dog and cat: Part II, infiltration and nerve blocks. Canadian Veterinary Journal 41, 949–952.

Dyson, D.H., 1988. Efficacy of lidocaine hydrochloride for laryngeal desensitization: a clinical comparison of techniques in the cat. Journal of the American Veterinary Medical Association 192, 1286-1288.

Epstein, E., 1998. Antimicrobial effects of lidocaine, bicarbonate, and epinephrine. Journal of the American Academy of Dermatology 39, 518–519.

Epstein, M. E., Rodan, I., Griffenhagen, G., Kadrlik, J., Petty, M. C., Robertson, S. A., en Simpson, W., 2015. AAHA/AAFP Pain Management Guidelines for Dogs and Cats. Journal of Feline Medicine and Surgery, 17(3), 251–272.

Flaherty D. en Auckburally A., 2016. Neuromuscular blocking agents. In: . In: BSAVA Manual of Canine and Feline Anaesthesia and Analgesia, third edition.Eds: Duke-Novakovski, T., de Vries, M. en Seymour, C.Gloucester, UK, pp. 214-224

Harcourt‐Brown, N., 2006. Rhinoscopy in the dog 1. Anatomy and techniques. In Practice 28, 170-175.

Henfrey, J. I., Thoday, K. L., en Head, K. W., 1991. A comparison of three local anaesthetic techniques for skin biopsy in dogs. Veterinary Dermatology, 2(1), 21-27.

James J. E. A. en Burgh Daly M., 1969. Section of laryngology: Nasal Reflexes. Proceedings of the Royal Society of Medicine, 62 pp. 1287-1293.

Jolliffe, C.T., Leece, E., Adams, V., en Marlin, D.J., 2007. Effect of intravenous lidocaine on heart rate, systolic arterial blood pressure and cough responses to endotracheal intubation in propofol-anaesthetized dogs. Veterinary anaesthesia and analgesia. 34, 322–330.

Kaka, U., Rahman, N.A., Abubakar, A.A., Goh, Y.M., Fakurazi, S., Omar, M.A. en Chen, H.C., 2018.

Pre-emptive multimodal analgesia with tramadol and ketamine-lidocaine infusion for suppression of central sensitization in a dog model of ovariohysterectomy. Journal of Pain Research. 11, 743–752.

Kelly, D.J., Ahmad, M. enBrull, S.J., 2001. Preemptive analgesia I: Physiological pathways and pharmacological modalities. Canadian Journal of Anesthesia. 48, 1000–1010.

Kerr C.L., 2016. Pain management I: systemic analgesics. In: Duke-Novakovski, T., Vries, M. de, en Seymour, C BSAVA manual of canine and feline anaesthesia and analgesia, Third edition, Gloucester, BSAVA British Small Animal Veterinary Association, pp. 138.

Lemke, K. A., en Dawson, S. D., 2000. Local and regional anesthesia. Veterinary Clinics: Small Animal Practice, 30(4), 839-857.

Lemo, N., Vnuk, D. en Banović, F., 2015. Observation of potential lidocaine toxicity during local anesthesia administration for punch skin biopsy in dogs. Veterinarski arhiv. 85, 523–532.

MacDougall, L. M., Hethey, J. A., Livingston, A., Clark, C., Shmon, C. L., en Duke-Novakovski, T., 2009.

Antinociceptive, cardiopulmonary, and sedative effects of five intravenous infusion rates of lidocaine in conscious dogs. Veterinary anaesthesia and analgesia 36.5 (2009): 512-522.

Mansfield, C. en Beths, T., 2015. Management of acute pancreatitis in dogs : a critical appraisal with focus on feeding and analgesia. Journal of small animal practice 56, 27–39.

Mansfield, C., 2012. Acute Pancreatitis in Dogs: Advances in Understanding , Diagnostics , and Treatment. Topics in companion animal medicine, 27, 123–132.

27 Martin-Flores, M., 2013. Clinical Pharmacology and Toxicology of Local Anesthetics and Adjuncts. In:

Campoy, L. en Read M.R., Small Animal Regional Anesthesia and Analgesia, first edition, John Wiley

& Sons, Somerset, UK, pp. 25-39.

Milella L. en Gurney M., 2016. Dental and oral surgery. In: Duke-Novakovski, T., Vries, M. de, en Seymour, C BSAVA manual of canine and feline anaesthesia and analgesia, Third edition, Gloucester, BSAVA British Small Animal Veterinary Association, pp.284-213.

Morgaz, J., Muñoz-rascón, P., Serrano-rodríguez, J.M., Navarrete, R., Manuel, J., Fernández-sarmiento, J.A., Gómez-villamandos, R.J., Manuel, J. en Granados, M., 2014. Effectiveness of pre-peritoneal continuous wound infusion with lidocaine for pain control following ovariohysterectomy in dogs. Veterinary Journal 202, 522–526.

Mosing M., 2016. General principles of perioperative care. In: Duke-Novakovski, T., Vries, M. de, en Seymour, C BSAVA manual of canine and feline anaesthesia and analgesia, Third edition, Gloucester, BSAVA British Small Animal Veterinary Association, pp. 13-23

Muir, W.W. en Woolf, C.J., 2001. Mechanisms of pain and their therapeutic implications. Journal of the American Veterinary Medical Association 219, 1346-1356.

Muir, W.W., Wiese, A.J. en March, P.A., 2003. Combination on Minimum Alveolar Concentration in Dogs Anesthetized With Isoflurane. American Journal of Veterinary Research 64, 1155–1160.

O’Morrow, C, 2010. Veterinary Dentistry: Advanced dental local nerve block anesthesia. Canadian Veterinary Journal 51, 1411–1415.

Panti, A., Cafrita, I.C. en Clark, L., 2016. Effect of intravenous lidocaine on cough response to endotracheal intubation in propofol-anaesthetized dogs. Veterinary Anaesthesia and Analgesia 43, 405–

411.

Pascoe, P.J., 2016. The effects of lidocaine or a lidocaine-bupivacaine mixture administered into the infraorbital canal in dogs. American Journal Veterinary Research 77, 682–687.

Pypendop, B. H., Ilkiw J., en Robertson S.A.,2006 . Effects of intravenous administration of lidocaine on the thermal threshold in cats. American journal of veterinary research 67.1, pp. 16-20

Raisis, A. L., Leece, E. A., Platt, S. R., Adams, V. J., Corletto, F. en Brearley, J., 2007. Evaluation of an anaesthetic technique used in dogs undergoing carniectomy for tumor resection. Veterinary Anaesthesia and analgesia 34, pp.171-180

Ramsey I., 2017. BSAVA Small Animal Formulary - Part A: Canine and Feline, Ninth edition, British Small Animal Veterinary Association, Gloucester, Engeland.

Reid, J., Nolan, A. M., Hughes, J. M. L., Lascelles, D., Pawson, P., & Scott, E. M. (2007). Development

Reid, J., Nolan, A. M., Hughes, J. M. L., Lascelles, D., Pawson, P., & Scott, E. M. (2007). Development