• No results found

Gedurende het acht weken lopende onderzoek werden er op de dienst anesthesie, cardiologie en de hospitalisatie van de afdeling Kleine Huisdieren 88 patiënten opgenomen waarbij lidocaïne gebruikt werd. Dit is exclusief het aantal patiënten dat een voedings-, urine-, of zuurstofsonde kreeg. Bij deze procedures wordt ook lidocaïnegel of -oplossing gebruikt, maar het gebruik hiervan werd niet bijgehouden gedurende het onderzoek. De resultaten zullen kort weergegeven worden, waarna enkele interessante thema’s verder uitgediept zullen worden en de hierbij horende cases dieper onderzocht worden.

De patiënten zijn opgesplitst per diersoort. De toepassingen van lidocaïne die gebruikt zijn kan men indelen in twee grote groepen: het systemische gebruik en de lokale toepassingen. De systemische toepassingen kan men onderverdelen in: analgetische toepassingen, toepassingen in de cardiologie en andere (zeldzamere) toepassingen. De lokale technieken kan men onderverdelen in: topicaal gebruik van lidocaïne zoals bij een splash-block, infiltratief gebruik, neuro-axiale en lokale zenuwblocken.

8

3.3.1 Resultaten van de hondenpopulatie

Er werden 43 honden opgenomen in deze studie.

Deze hondenpopulatie omvatte een grote diversiteit aan rassen. De gemiddelde leeftijd van de honden bedroeg 6,65 jaar +/- 3,71 jaar. Hun gemiddelde gewicht bedroeg 19,82 kg +/- 12,88 kg. De hondenpopulatie bestond uit twaalf intacte reuen, dertien gecastreerde reuen, acht intacte teven en negen gesteriliseerde teven. Van één hond ontbrak het signalement in de gegevens. De ASA-classificatie werd bijgehouden, deze verdeling is zichtbaar in het diagram (Figuur 2). De enorme spreiding van de gegevens duidt op een grote verscheidenheid die aanwezig is in de onderzochte populatie. De honden werden om tal van redenen aangeboden op de faculteit waarbij een groot gedeelte een chirurgische ingreep onderging, maar het behoort niet tot het objectief van het beperkte onderzoek om dit verder te bespreken.

De groep werd gesplitst in 29 honden waarbij lokale toepassingen van lidocaïne gebruikt werden en veertien honden waarbij lidocaïne parenteraal gebruikt werd. De lokale toepassingen bestaan voor 58.62 % uit topicale toepassingen. Meer bepaald gaat het om gebruik van een splash-block ter hoogte van de neus, de larynx en bij wondverzorging. Eénmalig werd er ook een splash-block toegepast door het gebruik van een drain, met de bedoeling een wound-soaker katheter te creëren. Verder werd er zes keer (20.69%) een infiltratie gedaan met lidocaïne, twee keer (6.90%) een neuro-axiale block geplaatst en vier keer (13.79%) een lokale zenuwblock met lidocaïne uitgevoerd. Systemische toepassingen werden gebruikt bij veertien honden: negen keer (64.29%) voor cardiologische toepassingen, twee keer (14.29%) met als doel analgesie, twee keer (14.29%) met als doel het onderdrukken van laryngospasmen en eenmaal ( 7.14%) om neurologische spasmen te onderdrukken (Figuur 3).

0 5 10 15

ASA 1 ASA 2 ASA 3 ASA 4 ASA 5

ASA-classificatie honden

Figuur 2: Diagram met de verdeling van de hondenpopulatie uit het beperkte onderzoek in de verschillende klassen (x-as: ASA-classificatie; y-as: aantal honden).

Figuur 3: Procentuele verdeling van de grote groepen van toepassingen van lidocaïne die gebruikt werden bij de honden uit het beperkt onderzoek.

9 gecastreerde katers, drie intacte katers, zestien gesteriliseerde kattinnen en drie intacte kattinnen. De gemiddelde leeftijd bedroeg 7,88+/-5,21 jaar. Het gemiddelde gewicht bedroeg 4,07+/-1.37 kg. In de tabel (Figuur 4) is de ASA- verdeling zichtbaar. Het gebruik van lidocaïne om laryngospasmen te verhinderen bij de intubatie is de meeste gebruikte toepassing bij katten.

Wanneer men een kat onder algemene anesthesie brengt en intubeert, is het standaardprotocol om eerst een splash-block uit te voeren met lidocaïne op de larynx.

Tijdens het beperkte onderzoek werden er 45 katten onder algemene anesthesie gebracht. Dit betekent dat er slechts bij 2 katten een toepassing van lidocaïne gebruikt

werd terwijl deze niet geïntubeerd waren. Het gaat hierbij om katten die enkel een sedatie kregen en daarna een lokale infiltratie van lidocaïne kregen. Er zijn ook combinaties van toepassingen mogelijk bij dezelfde kat. Dit was het geval bij 8 katten die naast een lokale splash-block op de larynx ook nog een andere toepassing met lidocaïne ondergingen.

Concreet werd er bij 51 katten een laryngeale splash-block uitgevoerd, wat 83.61% bedraagt van alle gebruikte toepassingen. Er wordt hierbij meestal een standaard hoeveelheid van 0.2ml lidocaïne gebruikt. Dit was het geval bij 87 % van de katten. Wanneer men dit bekijkt op het gemiddelde gewicht komt dit op een dosis van 0.98mg/kg. Bij twee katten werd een hogere hoeveelheid van 0.3ml lidocaïne gebruikt. De mogelijke redenen hiervoor is dat het hierbij om een keelinspectie ging waarbij men extra manipulatie van de larynx verwachtte en eenmaal ging het om een kat met een hoger gewicht dan gemiddeld waardoor gekozen werd voor een hogere dosering. Bij vier katten werd een lagere hoeveelheid lidocaïne gebruikt uit persoonlijke voorkeur of omdat het om kittens ging. Bij geen enkele intubatie werden er moeilijkheden ondervonden door laryngeale reflexen, wat doet vermoeden dat de laryngeale splash-block succesvol is en zeker zijn dienst bewijst bij de intubatie van katten. Enkele katten werden meermaals opgenomen in deze studie omdat ze verscheidenen keren chirurgie ondergingen gedurende deze acht weken.

Verder werd er in het kader van de stomatologie tweemaal een lokale zenuwblock uitgevoerd, namelijk een infra-alveolaire en een infra-orbitale block. Bij één block was na 45 minuten extra analgesie noodzakelijk om verder te kunnen doen met de procedure. Dit kan te wijten zijn aan de korte werkingsduur van lidocaïne. Er werden zes toepassingen van infiltratie-anesthesie met lidocaïne gebruikt om verschillende redenen. Hierbij werden er geen moeilijkheden ondervonden en leek de analgesie succesvol voor zover men dit kon beoordelen. Tenslotte werden er ook tweemaal lidocaïne intraveneus toegediend als therapie bij aritmiëen. De procentuele verdeling van de toepassingen wordt weergegeven in figuur 5.

Figuur 4: Diagram met de verdeling van de kattenpopulatie uit het beperkte onderzoek in de verschillende klassen (x-as: ASA-classificatie; y-as: aantal katten).

10 Figuur 5: Procentuele verdeling van de toepassingen van lidocaïne die gebruikt werden bij de katten uit het beperkt onderzoek, waarbij de percentages van de toepassing bepaald zijn op het totaal aantal gebruikte toepassingen ongeacht systemisch of lokaal.

11

4 Literatuurstudie aan de hand van voorbeelden uit het

beperkte onderzoek