• No results found

5. Analyse van 3 voorbeelden

5.1 Voorbeeld 1: Ard van der Steur

Het eerste voorbeeld betreft oud-minister van Veiligheid en Justitie Ard van der Steur. Van der Steur kwam in 2017 in opspraak vanwege de Teevendeal. De Teevendeal (2000-2001) ging over een geheime schikking tussen het OM en drugshandelaar Frans H. waarbij er bijna vijf miljoen gulden werd terugbetaald aan H. In 2017 bleek dat Van der Steur als Tweede Kamerlid wist van het terugbetaalde bedrag. Op 26 januari 2017 kondigde Van der Steur zijn aftreden aan door middel van een verklaring. Voor de verklaring beantwoordde hij alle vragen vanuit de Kamer. Van der Steur was op het moment van aftreden lid van het Kabinet Rutte II. Zie bijlage 1 voor de tekst van de verklaring van Van der Steur.

5.1.1 Het topisch potentieel

Van der Steur rechtvaardigt in zijn verklaring waarom hij af moet treden. Hij maakt hierbij gebruik van pragmatische argumentatie. Wat bij deze verklaring direct opvalt, is dat de feiten die de aanleiding voor het ontslag vormen impliciet blijven. De gebeurtenissen liggen wel ten grondslag aan het ontslag, maar Van der Steur laat het onbepaald of deze gebeurtenissen al dan niet waar zijn. Hoewel de beschuldigingen al dan niet terecht zijn, maakt hij in zijn

verklaring wel kenbaar dat het gebrek aan vertrouwen onbetwistbaar leidt tot zijn ontslag. Daarnaast brengt hij twee argumenten naar voren die samen het standpunt dat hij buiten de verklaringen om zijn ministeriële verantwoordelijkheid heeft waargemaakt ondersteunen. Tot slot impliceert hij dat hij buiten de Teevendeal om zijn ministeriële verantwoordelijkheid is nagekomen. Hieruit kan het volgende argumentatieschema worden gereconstrueerd:

Argumentatieschema Ard van der Steur 1. Ik ben gedwongen af te treden.

1.1A In mij is er geen vertrouwen meer.

(1.1A.1 Ik ben mijn ministeriële verantwoordelijkheid niet nagekomen. 1.1A.1.1 Als Tweede Kamerlid heb ik de Kamer verkeerd geïnformeerd over de Teevendeal.

1.1A.1.1.1 Ik wist van het uitgekeerde bedrag maar ik heb niets gezegd.)

(1.1B Mijn aftreden leidt tot een herstel van de democratie. 1.1C Een herstel van de democratie is wenselijk.)

(1.1A’-1.1B’-1.1C’ Als er in mij geen vertrouwen meer is, mijn aftreden leidt tot een herstel van de democratie en het herstel van de democratie is wenselijk, dan ben ik gedwongen af te treden.)

(2. Ik heb mijn ministeriële verantwoordelijkheid grotendeels waargemaakt.

2.1A Tijdens de gebeurtenissen heb ik mijn ministeriële verantwoordelijkheid niet waargemaakt.

2.1B Buiten de gebeurtenissen om heb ik mijn ministeriële verantwoordelijkheid altijd waargemaakt.)

2.1B.1A Ik heb me de afgelopen anderhalf jaar met hart en ziel ingezet voor de versterking van onze rechtsstaat.

2.1B.1B Ik heb elke dag gevochten om Nederland veiliger te maken.

(2.1A’-2.1B’) Als ik tijdens de gebeurtenissen mijn ministeriële verantwoordelijkheid niet ben nagekomen en buiten de gebeurtenissen om altijd, dan heb ik mijn functionele verantwoordelijkheid grotendeels waargemaakt.

Uit het argumentatieschema blijkt dat de verklaring van Van der Steur geen informatief karakter kent: hij benoemt geen achtergrondinformatie over de gebeurtenissen die tot het aftreden leiden. Hij benoemt de gebeurtenissen niet expliciet in zijn verklaring. Hij gaat er dus vanuit dat de luisteraar enige kennis heeft over de gebeurtenissen die voor de verklaring uitgebreid in het nieuws zijn geweest. Verder noemt hij wel impliciete gemeenschappelijke democratische waarden, zoals dat een minister vertrouwen verdient.

“Maar daarom voorzitter, verdienen zij een minister die het volle vertrouwen van uw Kamer geniet. Ik voel dat vertrouwen niet en heb voor dit debat aan de minister-president laten weten dat ik aan het einde van deze eerste termijn mijn beslissing hieromtrent wilde kenbaar maken.” Verder maakt Van der Steur gebruik van de drie retorische middelen. Logica wordt ingezet om het argumentatieschema van pragmatische argumentatie op een logische wijze toe te passen. Hij benadrukt het verband tussen zijn aftreden en het herstel van de democratie en de wenselijkheid van het herstel van de democratie. Dit doet Van der Steur door het vertrouwen onlosmakelijk te verbinden met de minister. Hij impliceert hiermee dat het vertrouwen in hem weg is en spreekt over ‘een minister’ waarbij hij indirect verwijst naar zijn opvolger, die wél het vertrouwen heeft.

“Maar daarom voorzitter, verdienen zij een minister die het volle vertrouwen van uw Kamer geniet. Ik voel dat vertrouwen niet en heb voor dit debat aan de minister-president laten weten dat ik aan het einde van deze eerste termijn mijn beslissing hieromtrent wilde kenbaar maken.” Van der Steur zet in zijn verklaring ethos in om zijn eigen imago te redden. In de volgende passage laat hij ten eerste weten dat hij zich met hart en ziel heeft ingezet voor de rechtsstaat en daarnaast heeft ‘gevochten’ om Nederland veiliger te maken. Als laatste benoemt hij dat de samenwerking met zijn staatssecretaris perfect was, wat impliceert dat Van Der Steur goed kan samenwerken. Dit kan in zijn voordeel werken bij een vervolgstap in zijn carrière.

“Dat was voor mij minder moeilijk dan u misschien denkt, want ik heb me de afgelopen anderhalf jaar met hart en ziel ingezet voor de versterking van onze rechtsstaat.”

“Ik heb elke dag gevochten om Nederland veiliger te maken. Samen met alle politieagenten, officieren van Justitie, de mensen van de reclassering, gevangenisbewaarders en alle mensen

van de IND en het COA. Wat een geweldige mensen zijn dat. En dat geldt net zo goed voor mijn integere, loyale, toegewijde en betrokken medewerkers op het ministerie. Daar kun je alleen maar trots op zijn en dat ben ik. Dat geldt ook voor mijn vriend de staatssecretaris Dijkhoff. Onze samenwerking was perfect.”

Pathos zet van der Steur in om op het gevoel van de luisteraar in te spelen. Dit doet hij door in zijn verklaring te verwijzen naar de volgens hem onterechte beschuldigingen omtrent de Teevendeal. Daarnaast benoemt hij ook dat hij de verklaring in eerste instantie wilde gebruiken om zich te verdedigen tegen deze onterechte beschuldigingen. Dit impliceert dat hij tot nu toe hier nog niet de mogelijkheid voor heeft gehad. Hiermee positioneert hij zichzelf als het slachtoffer van de beschuldigingen.

“Ik heb alle vragen in dit debat beantwoord. Ik hecht eraan verantwoording af te leggen aan uw Kamer. Maar ik zie, ik merk en ik voel dat mijn antwoorden er niet toe doen. Want velen hebben het politieke oordeel allang geveld. Ik heb de vragen naar eer en geweten beantwoord.”

“Ik wilde dit debat voeren omdat ik mij wilde verdedigen tegen onterechte beschuldigingen die ongefundeerd zijn en niet op feiten zijn gebaseerd. Ik zal nu mijn ontslag aanbieden aan Zijne Majesteit de Koning. Ik dank u wel.”

5.1.2 De aanpassing aan het publiek

Van der Steur houdt in zijn verklaring rekening met een groot en verscheiden publiek. Ten eerste wordt het imago van de regering en regeringspartijen beschermd. Dit doet Van der Steur door het functioneren van zijn ministerie als onderdeel van de regering in een goed daglicht te zetten. Hij benoemt in de volgende passage verschillende betrokkenen van zijn ministerie en vooral hoe goed deze hebben gefunctioneerd.

“Ik heb elke dag gevochten om Nederland veiliger te maken. Samen met alle politieagenten, officieren van Justitie, de mensen van de reclassering, gevangenisbewaarders en alle mensen van de IND en het COA. Wat een geweldige mensen zijn dat. En dat geldt net zo goed voor mijn integere, loyale, toegewijde en betrokken medewerkers op het ministerie. Daar kun je alleen maar trots op zijn en dat ben ik. Dat geldt ook voor mijn vriend de staatssecretaris Dijkhoff. Onze samenwerking was perfect.”

De controlefunctie van de oppositiepartijen wordt beantwoord doordat Van der Steur zijn ontslag indient zonder dat hij het eens is met de beschuldigingen. Expliciet benoemt hij dat de beschuldigingen onterecht vindt, maar het vertrouwen onlosmakelijk verbonden is aan zijn

functie en dat hij daarom zijn ontslag in zal dienen. Hij plaatst zijn positie als minister dus boven de al dan niet terechte beschuldigingen. Hiermee beantwoordt hij ook de mogelijke kritiek van de media als waakhonden van de democratie. Dit is terug te zien in de volgende passage:

“Maar daarom voorzitter, verdienen zij een minister die het volle vertrouwen van uw Kamer geniet. Ik voel dat vertrouwen niet en heb voor dit debat aan de minister-president laten weten dat ik aan het einde van deze eerste termijn mijn beslissing hieromtrent wilde kenbaar maken. Ik wilde dit debat voeren omdat ik mij wilde verdedigen tegen onterechte beschuldigingen die ongefundeerd zijn en niet op feiten zijn gebaseerd. Ik zal nu mijn ontslag aanbieden aan Zijne Majesteit de Koning. Ik dank u wel.”

Van der Steur gaat tot slot in op de belangen van het volk. Hij benoemt zijn inzet voor de rechtsstaat, waarbij vrijheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de burger centraal staat.

Ik heb de vragen naar eer en geweten beantwoord. Dat was voor mij minder moeilijk dan u misschien denkt, want ik heb me de afgelopen anderhalf jaar met hart en ziel ingezet voor de versterking van onze rechtsstaat.

5.1.3 De presentatiemiddelen

Van der Steur zet verschillende presentatiemiddelen ter ondersteuning van het rechtvaardigen van zijn aftreden en het beperken van gezichtsverlies. Hij begint zijn verklaring met het creëren van welwillendheid bij het publiek. Direct in zijn verklaring begint hij met het inzetten van zijn slachtofferrol. Hij benoemt hierbij dat zijn antwoorden er niet toe doen. Hiermee impliceert hij dat hij geen eerlijke kans krijg om zichzelf te verdedigen. Volgens hem is het oordeel door anderen al geveld.

“Ik heb alle vragen in dit debat beantwoord. Ik hecht eraan verantwoording af te leggen aan uw Kamer. Maar ik zie, ik merk en ik voel dat mijn antwoorden er niet toe doen. Want velen hebben het politieke oordeel allang geveld.”

Daarnaast zet hij formulering in om gezichtsverlies door de gemaakte fout te beperken. Zo versterkt hij zijn ethos door te benoemen dat hij zich ‘met hart en ziel’ heeft ingezet voor de rechtsstaat en dat hij heeft ‘gevochten’ om Nederland veiliger te maken. Daarnaast presenteert hij zijn medewerkers op het ministerie als ‘integer’, ‘loyaal’, ‘toegewijd’ en

‘betrokken’. Ook noemt hij de samenwerking met zijn staatssecretaris niet ‘goed’, maar ‘perfect’. Van Der Steur vermijdt te veel politieke vaktaal, zo noemt hij bijvoorbeeld politieke betrokken van het ministerie ‘de mensen’ en ‘de medewerkers’ in plaats van hun officiële politieke functie te benoemen.

Ook zet Van der Steur geen herhaling in om de nadruk te leggen op bepaalde delen van de verklaring. Dit kan ermee te maken hebben dat het een vrij korte verklaring betreft. De lengte van de verklaring zorgt ervoor dat Van Der Steur alleen woorden gebruikt die volgens hem echt noodzakelijk zijn. Delen extra benadrukken is dan ook niet nodig, alles wat hij zegt is van belang. Hetzelfde geldt voor het gebrek aan aanbrengen van structuur: Hij hoeft maar kort de aandacht van de luisteraar te vast te houden. Structuur aanbrengen is dus minder noodzakelijk.