• No results found

5. Ontslagvergoedingen onder de WNT

5.2. De pre-Wwz-situatie

5.2.2. In de rechtspraak toegekende ontslagvergoedingen

5.2.2.1. Volledige reflexwerking WNT

De eerste zaak waar volledige reflexwerking aan de WNT werd toegekend, is de zaak bij de Kantonrechter Breda van 20 juni 2013. Topfunctionaris in deze zaak was een directeur Klant & Markt bij woningcorporatie Laurentius. De kantonrechter oordeelde dat het feit dat de rechter niet aan het WNT-maximum is gebonden, nog niet wil zeggen dat geen rekening gehouden moet worden met de WNT. Ook voor een rechter is de WNT normerend bij de beoordeling van zaken die aan hem worden voorgelegd. De WNT zou bovendien aan kracht verliezen wanneer partijen ervan af zouden zien afspraken te maken over de uitkering en zich tot de rechter zouden wenden, omdat de rechter de vrije hand zou hebben (en nemen). De rechter gaf aan dat hij in de gegeven omstandigheden, indien hij de kantonrechtersformule zou toepassen met een factor van C=0,5 – vermoedelijk omdat de verandering in de omstandigheden in overwegende mate te wijten was aan de werknemer97 -, een vergoeding van globaal €160.000 zou toekennen. De kantonrechter wees echter een vergoeding toe van €75.000, aangezien geen bijzondere omstandigheden waren gesteld of gebleken die een hogere dan wel een lagere vergoeding zouden rechtvaardigen.98 In de zaak tussen Laurentius en de directeur Financiën & Vastgoedprojecten op 27 september 2013 werd door de Kantonrechter Breda hetzelfde geoordeeld. Net als in de voorgaande zaak, konden zowel de werkgever als de topfunctionaris verwijten worden gemaakt. Desondanks waren er volgens de kantonrechter geen omstandigheden gesteld die een hogere dan wel een lagere vergoeding dan €75.000 rechtvaardigden.99

In de WNT-uitspraak van 4 juli 2013 van de Kantonrechter Leeuwarden werd een gelijksoortige redenering gehanteerd: aan de WNT dient een zekere reflexwerking te worden toegekend. Indien echter de billijkheid op grond van de omstandigheden van het geval klaarblijkelijk eist dat een hogere vergoeding wordt toegekend dan €75.000, dan staat de WNT daar niet aan in de weg. In het onderhavige geval wilde de werkgever wachtgeld uitbetalen dat de grens van €75.000 zou overschrijden. De kantonrechter stond dit echter niet toe, aangezien partijen hadden afgesproken dat zij zich niet zouden uitlaten over de omstandigheden die tot de verzochte ontbinding hadden geleid. De kantonrechter kon daardoor geen inhoudelijke beoordeling doen omtrent de billijkheid van het toekennen van een hogere vergoeding.100

De Kantonrechter Rotterdam zette op 25 oktober 2013 de hiervoor beschreven lijn voort door te oordelen dat bij het bepalen van de hoogte van de ontbindingsvergoeding niet dient te worden uitgegaan van de kantonrechtersformule, maar van de regeling opgenomen in de WNT. De WNT- maximering vormt immers een in de wetgeving verankerde neerslag van het maatschappelijk breed gedragen gevoelen dat in de (semi)publieke sector in beginsel geen plaats meer is voor hoge

97 Zo gaf de werknemer een slecht voorbeeld aan de andere werknemers, wegens (onder meer) zijn opvallende

alcoholgebruik en het veelvuldig declareren van diners en lunches. Zie r.o. 3.15 en 3.18.

98 Rechtbank Zeeland West-Brabant (ktr. Breda) 20 juni 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:CA3725, r.o. 3.17-3.19. 99 Rechtbank Zeeland-West Brabant 27 september 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6796.

38 ontslagvergoedingen die betaald worden uit publieke middelen. De maximering dient slechts doorbroken te worden indien de toepassing van de WNT-norm tot een ‘apert onbillijk resultaat’ leidt. In de onderhavige casus waren er geen omstandigheden die op een dergelijk onbillijk resultaat wezen; het betoog van de topfunctionaris dat sprake was van een opgebouwd recht ten aanzien van de toepassing van de kantonrechtersformule met C=1 slaagde niet.101 Dezelfde redenering hanteerde de Kantonrechter Amsterdam op 5 juni 2014. In deze zaak merkte de kantonrechter op dat ook indien de werknemer geen verwijt kan worden gemaakt ter zake van de ontbindingsgrond, de WNT-norm als uitgangspunt dient te worden genomen. Daarnaast hield de kantonrechter bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding rekening met het gegeven dat de werknemer aanspraak kon maken op €131.925,- schadeloosstelling, voortvloeiende uit de toepasselijke cao. Een ontslagvergoeding van €75.000,- werd toegekend. Persoonlijke omstandigheden zoals de leeftijd van de werknemer en de voor hem zeer beperkte kansen op de arbeidsmarkt zijn volgens de kantonrechter reeds verdisconteerd in de hoogte van de maximale WNT-vergoeding.102

In de ambtenarenrecht-zaak bij de Rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2014 diende de rechter een ‘passende regeling’ te treffen in de zin van artikel 10d:4 CAR/UWO. De rechtbank stelde voorop dat zij bij de vaststelling van een passende regeling niet gebonden is aan het WNT-maximum, doch achtte het aangewezen de WNT mee te wegen. Om die reden werd het bedrag voor gemiste pensioenopbouw en salaris over acht maanden van een re-integratiefase gemaximeerd op €75.000,-. Het overige bedrag dat werd toegekend als onderdeel van de ‘passende regeling’ kon niet worden gemaximeerd, aangezien dit voortvloeide uit een algemeen verbindend verklaarde cao.103 In hoger beroep oordeelde de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat artikel 1:6 lid 2 WNT inderdaad geen vrijbrief was voor afwijking van het WNT-maximum: afwijking zal van een sprekende motivering voorzien moeten zijn. De CRvB bekrachtigde de uitspraak van de kantonrechter.104

De meest recente, mij bekende zaak voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wwz waarbij een door de WNT gemaximeerde ontslagvergoeding werd toegekend was bij de Kantonrechter Alkmaar op 13 mei 2015. De kantonrechter hanteerde dezelfde redenering omtrent de reflexwerking van de WNT als de Kantonrechter Leeuwarden. De vertrouwensbreuk tussen de partijen was in casu te wijten aan de werknemer en de kantonrechter zag niet in wat de werkgever nog meer had kunnen doen om deze vertrouwensbreuk te repareren. Bij het vaststellen van de vergoeding op €75.000,- woog de rechter mee dat de werknemer een eenzijdig arbeidsverleden en een gespecialiseerde achtergrond had. Daarnaast had hij jarenlang naar tevredenheid gewerkt voor werkgever.105

101 Rechtbank Rotterdam (ktr. Rotterdam) 25 oktober 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:8418, r.o. 5.6.-5.8. 102 Rechtbank Amsterdam (ktr. Amsterdam) 5 juni 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:3535, r.o. 3.5.-3.7. 103 Rechtbank Oost-Brabant 12 september 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:5489.

104 Centrale Raad van Beroep 29 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1924, r.o. 4.2. en 4.12.

39