• No results found

Voermethode

Van 1992 tot en met 1994 is op De Marke gewerkt met een uitkuilwagen met snijbord. Hiermee konden vrijwel alle voedermiddelen gevoerd worden, ook voederbieten, deze werden vers gesneden gedoseerd. De

verschillende producten werden, meerdere keren per dag, laagsgewijs voor het voerhek gebracht. Alle melkkoeien werden in één groep gehouden.

Vervolgens is overgeschakeld op gemengd voeren vanwege het opname-registratiesysteem. Om de totale voeropname nauwkeurig te kunnen vastleggen mochten de koeien niet kunnen selecteren. Daarvoor was het noodzakelijk het voer te mengen. Om niet dubbel gemechaniseerd te zijn, is besloten de volledige veestapel via een voermengwagen te voeren. In het stalseizoen werden de melkkoeien ingedeeld in twee productiegroepen (hoogproductief en laagproductief). In het stalseizoen 1994/95 is per productiegroep gevoerd volgens het flat- feeding systeem. Beide productiegroepen kregen een vast compleet rantsoen aan het voerhek zonder individuele bijvoeding van krachtvoer. Het energie- en eiwit niveau was afgestemd op het gemiddelde productieniveau van de groep. Dit systeem is echter na één seizoen al verlaten vanwege tegenvallende resultaten. Nieuwmelkte koeien haalden niet hun productietop. Dit werd niet gecompenseerd door een betere persistentie.

In de stalseizoenen van 1995/96 tot en met 1998/99 is opnieuw gewerkt met twee productiegroepen, echter nu niet langer op basis van flatfeeding per groep, maar zo veel mogelijk op basis van normvoeding. Per

productiegroep werd aan het voerhek een basisrantsoen gegeven van ruwvoer, eventueel aangevuld met een kleine hoeveelheid (enkelvoudig) krachtvoer. Het basisrantsoen voor nieuwmelkte dieren was daarbij rijker (met name energie) dan het basisrantsoen voor oudmelkte dieren. Krachtvoer werd zo veel mogelijk op individuele basis verstrekt (via doseerbakken en krachtvoerautomaten). Nadeel van het houden van productiegroepen op De Marke is dat de lay-out van de stal er eigenlijk niet op is berekend. Met name het wisselen van groepen bij het melken is lastig. Daarnaast zorgt het regelmatig wisselen van dieren tussen groepen voor extra arbeid en ook onrust in de stal. Tenslotte hebben sommige dieren moeite de productie goed vast te houden wanneer ze worden teruggezet van de hoogproductieve naar de laagproductieve groep.

Vanaf het stalseizoen 1999/2000 zijn de melkkoeien in één groep gehouden. Het basisrantsoen wordt sindsdien via de voermengwagen éénmaal daags aan het voerhek verstrekt. Daarnaast vindt individuele krachtvoer aanvulling plaats via krachtvoerautomaten en wordt MKS individueel via een multifeeder (electronisch aangestuurde voerbakken met opnamemeting) verstrekt. Om schommelingen in energie en eiwit aanbod gedurende de dag zo veel mogelijk te beperken wordt steeds voldoende voer verstrekt zodat geen

opnamepieken optreden. Daarnaast is elk rantsoenonderdeel in balans gebracht voor energie (VEM) en eiwit (DVE) en wordt gestuurd naar een onbestendig eiwit balans (OEB) van nul gram per dag. Om deze redenen wordt MKS aangevuld met bestendige soja en heeft het standaard krachtvoer bij voorkeur een OEB van 0 g.

Weidegang

De beweidingsstrategie is op De Marke steeds een veelbesproken onderwerp geweest. De Marke heeft er voor gekozen haar milieudoelen te realiseren in combinatie met weidegang. Wel is de beweidingsduur in de loop der jaren sterk gereduceerd om de urineproductie in de weide en daarmee de nitraatuitspoeling te verminderen. Bij de melkkoeien is begonnen met beperkte beweiding gedurende 10 uur per dag. Van 1994 tot 1998 is siëstabeweiding toegepast (2 x ca. 4 uur per dag). De jaren daarna werd nog maar 5 uur per dag geweid. Het jongvee is tot en met 1999 steeds onbeperkt geweid. In 2000 zijn de kalveren binnen gehouden en in 2001 zal waarschijnlijk al het jongvee op stal blijven.

Tot en met 1999 werden de melkkoeien telkens rond 1 oktober opgestald. Vanaf 2000 is er voor gekozen al het vee vanaf half september binnen te houden.

Melkkoeien worden tijdens het weideseizoen in één groep gehouden. Het beweidingsysteem is er op gericht optimale opbrengst te combineren met maximale benutting. Hiervoor worden de percelen opgedeeld in blokken van ca. 1 ha. De melkkoeien weiden 2 dagen per blok, waarna de pinken 2 dagen naweiden. Deze werkwijze geeft de melkkoeien een hoog grasaanbod terwijl de pinken het restgras benutten. Wel is het arbeidsintensief.

Voeropslag

De Marke beschikt over voldoende, vloeistofdichte opslagcapaciteit voor haar geoogste producten. Eventueel perssap kan worden opgevangen. De vloeren bestaan uit asfalt, terwijl de silowanden van beton zijn. Voor

graskuil is een plaat van 40 x 35 meter beschikbaar waar 4 kuilen van 8 x 35 meter opgeslagen kunnen worden. De opslag van snijmaïs en maïsstro met herfstgras vindt plaats in 4 sleufsilo’s van 7 x 35 meter met wandhoogte van 1 meter. MKS ligt opgeslagen in een sleufsilo van 4 x 35 meter met een wandhoogte van 75 cm. De

“voederbietensilo” heeft een afmeting van 10 x 45 meter en een wandhoogte van anderhalve meter. In 1999 zijn de wanden van de bietensilo verwijderd en is de ruimte beschikbaar voor opslag van diverse producten.

Het inkuilen is er opgericht het voer zo snel mogelijk, goed aangereden en luchtdicht te conserveren. Kuilen worden afgedekt met eerst een nieuwe folie, dan een goede gebruikte en tot slot een beschermkleed.

Bij de sleufsilo’s worden vooraf foliestroken over de wanden gelegd, waarna bij afdekken deze stroken over de kuil worden gevouwen. Binnen de silowand wordt een goot vrijgehouden voor het afdichten. De voet van de kuil en de goten binnen de silowanden worden afgedicht met zand of zandslurven.

Vanuit rantsoenoptimalisatie is het noodzakelijk meerdere producten (kuilen) gelijktijdig te kunnen voeren. Echter, gezien het aantal producten dat standaard gelijktijdig gevoerd moet worden is dit nauwelijks mogelijk, aangezien de voersnelheid dan te laag is. Vanuit dit oogpunt is het interessant producten gezamenlijk in te kuilen.

Voorbeelden hiervan zijn: bietenblad op snijmaïs, herfstgras op maïsstro en snijmaïs op GPS. Hierbij is het niet noodzakelijk de producten ook gelijktijdig te oogsten. Oogsten, tussentijds afdekken en naderhand het tweede product boven op het eerste inkuilen is prima mogelijk. Hierdoor wordt voldoende voersnelheid gerealiseerd en worden broei en schimmelvorming bestreden.

Rantsoensamenstelling

Binnen de voeding is het zaak, met het voer van eigen bedrijf als basis, een zo optimaal mogelijk rantsoen samen te stellen. Doel is een goede productie en diergezondheid enerzijds en een zo hoog mogelijke efficiëntie

anderzijds. De mogelijkheid het rantsoen met aangekochte producten te corrigeren is beperkt, vanwege het streven deze voeraankoop fors terug te dringen. Om dit te realiseren zijn twee zaken van belang: streven naar een hoge ruwvoeropname en het voeren van eigen geteeld krachtvoer.

Bij het samenstellen van de rantsoenen vindt overleg plaats tussen de bedrijfsleider van De Marke en een veevoedingsdeskundige van het PV. Ook worden adviezen van derden gevraagd (o.a. voerleverancier, dierenarts en gezondheidsdienst).

Krachtvoerverstrekking

De Marke beschikt over een krachtvoercomputer waarmee twee soorten krachtvoer individueel verstrekt kunnen worden. Daarnaast kan via de voermengwagen krachtvoer aan het basisrantsoen worden toegevoegd. In de melkstal kan geen krachtvoer worden verstrekt.

Eén van de twee soorten in de krachtvoercomputer is meestentijds een standaardbrok. Dit voer treedt met name corrigerend op ten aanzien van de energiewaarde van het rantsoen, zowel kwantitatief alsook kwalitatief. De kwantiteit wordt bepaald via de individuele krachtvoerberekening, terwijl de kwaliteit (welke vorm van energie) bepaald wordt door het basisrantsoen. In de weideperiode bevat de standaardbrok meestal 940 VEM, 90 g DVE en een OEB van 0 g per kilogram. Deze brok bevat met name veel bieten- en/of citruspulp. Tijdens het

stalseizoen wordt doorgaans een wat meer eiwitrijke standaardbrok verstrekt (940 VEM, 105 g DVE en OEB 20g per kg). Om de afbraaksnelheid van het rantsoen wat te verhogen bevat deze brok vaak meer granen.

Eiwitaanvulling binnen het rantsoen kan zowel via de krachtvoerautomaat alsook via het basisrantsoen

plaatsvinden. Bevat het basisrantsoen te weinig eiwit dan vindt toevoeging van eiwitrijk krachtvoer plaats via de voermengwagen (vaak enkelvoudige producten zoals sojaschroot). Voor individuele normvoeding vindt correctie via de krachtvoerautomaat plaats. Bestendig sojaschroot is daar de meest gebruikte soort.

Voor het berekenen van de krachtvoergift is steeds gebruik gemaakt van computerprogramma’s. De eerste jaren via een “eigen” programma van PV, later met het bekende KMV-PC programma. Het ‘eigen’ programma had als optie vooraf het percentage krachtvoervervanging aan te geven. Aangezien dit programma niet mee onderhouden werd, moest worden overgegaan op een ander programma. Gekozen is toen voor het in de praktijk gangbare KMV-PC programma.

Na iedere melkcontrole (elke 14 dagen) vindt een rantsoenberekening plaats. De berekende krachtvoergift wordt handmatig ingevoerd in de krachtvoercomputer, waarbij correctie plaatsvindt t.a.v. conditie van de dieren. De maximale gift die verstrekt werd, varieerde in de loop der jaren van 10 tot 14 kg/dier/dag (voor vaarzen 2 tot 3 kg minder).

Verstrekking van mineralen en vitaminen

Mineralen, sporenelementen en vitaminen zijn steeds volgens de norm (bij)gevoerd. De gebruikte

mineralenmengsels zijn voor zover mogelijk vrij van fosfor. Toevoeging van mineralensupplement vindt voor alle diergroepen plaats via de voermengwagen.

Aan de melkkoeien wordt een standaard supplement verstrekt (‘snijmaïsmineralen’), eventueel aangevuld met krijt (Ca) en zout (Na).

Drinkwatervoorziening

Al het vee heeft de beschikking over leidingwater van het waterbedrijf. De beschikbaarheid van voldoende fris drinkwater is van groot belang. De grootveestal van De Marke is uitgerust met een centrale vlotterbak en 7 grote betonnen drinkbakken verdeeld over de stal. De melkkoeien beschikken over 4 drinkbakken.

Het overtollige deel van het koelwater van de melkkoelinstallatie wordt toegevoegd aan het drinkwater van het vee. Dit water heeft een temperatuur van 55° C. Door vermenging met koud water daalt de temperatuur snel. De opname van lauw water is doorgaans zeer goed, echter verontreiniging van het water is een risico. Hierdoor wordt het water juist minder smakelijk en zullen de waterbakken vaker gereinigd moeten worden. Hiermee gaat juist water verloren.

In de zomerperiode wordt gewerkt met verplaatsbare drinkbakken in de weide (ook daar leidingwater).

Beoordeling van voeding en productie

Omtrent het productieniveau van de melkkoeien zijn geen harde eisen gesteld. Uitgegaan is van een minimaal niveau van 8100 kg per dier per jaar. Wanneer koeien als gevolg van een goede voeding en verzorging meer produceren, binnen de gestelde efficiëntie, dan wordt algemeen aangenomen dat dit de totale mineralen efficiëntie ten goede komt.

Wekelijks wordt een overzicht gemaakt van de actuele voeding en productie. De hoeveelheid verstrekt voer wordt nauwgezet geanalyseerd en geregistreerd. Voor de gerealiseerde melkproductie geldt hetzelfde. Wekelijks wordt op basis hiervan voor iedere diergroep een totaaloverzicht gemaakt met alle noodzakelijke kengetallen. Dit overzicht biedt een schat aan informatie en is snel beschikbaar. Hierdoor kan het weekoverzicht gezien worden als het belangrijkste beoordelingsinstrument.

De melkcontrole (éénmaal per twee weken) verschaft inzicht in de individuele productiegegevens, verloop gedurende de lactatie en productie per leeftijdsgroep. Met name de BSK en de vet en eiwit gehalten (verdeling en opbouw), geven informatie omtrent de voeding.

Daarnaast wordt van iedere tankmelkleverantie het ureumgehalte bepaald via een chemisch-analytische methode. Dit getal is binnen enkele dagen bekend en speelt naast DVE-dekking, OEB, N-efficiëntie en ruweiwit percentage in het rantsoen een belangrijke rol binnen de sturing van het N aanbod in het rantsoen.

Iedere 4 weken worden van de nieuwmelkte koeien (tot 60 dagen in lactatie) de BHBZ waarden in het bloed bepaald. Dit verschaft informatie omtrent de energievoorziening van deze dieren. Zijn er enkele dieren met (te) hoge BHBZ waarde, dan volgt een individuele behandeling voor slepende melkziekte. Hebben meerdere dieren (te) hoge waarden dan volgt naast een behandeling ook een rantsoenaanpassing.

Via een maandelijkse conditiescore van melkkoeien en droogstaande koeien krijgt De Marke een goed beeld van de energievoorziening gedurende de lactatie. Wanneer de resultaatcurve afwijkt van de gewenste curve, vindt aanpassing van het voerregime plaats.

Sinds 1998 wordt circa éénmaal per twee maanden van de melkgevende dieren de mest beoordeeld. Hierbij worden mestdikte en mate van vertering meegenomen.