• No results found

Economie en milieu

In document 10 jaar diermanagement De Marke. Deel A (pagina 114-117)

Economie

Er zijn vanaf de start van De Marke allerlei milieumaatregelen genomen rondom de teelt en het diermanagement om aan de milieudoelstellingen te voldoen. De kosten van de milieumaatregelen anno 1999 zijn gepubliceerd in rapport nr. 25 (Haan, 2000). Als we uit dit rapport de maatregelen rondom de teelt en het diermanagement scheiden kunnen we een aantal conclusies trekken:

• Teelt

Met name door het verlagen van de stikstofbemesting wordt het stikstofoverschot verlaagd. Deze maatregel kost op De Marke ca. f. 10.000,- en verhoogt de aanvoer van stikstof via voer. Ook door meer maïs te telen daalt het inkomen en stijgt de aanvoer van stikstof iets doordat eiwitrijker krachtvoer nodig is. Het telen van een vanggewas is een erg effectieve maatregel, omdat deze het stikstofoverschot verlaagt en weinig kost.

Door het toepassen van een vruchtwisseling van gras en maïs wordt hogere gewasopbrengsten verkregen waardoor de extra kosten voor loonwerk gecompenseerd worden. Belangrijk is ervoor te zorgen dat veranderingen in de teelt geen nadelige gevolgen hebben voor het diermanagement.

• Diermanagement

Minder jongvee en siëstabeweiding verlaagt het stikstofoverschot en verbetert het inkomen. Meer maïs voeren in de zomer en een kortere weideperiode zijn maatregelen die het stikstofoverschot iets verlagen maar wel zorgen voor een lager netto-bedrijfsresultaat, vooral door hogere arbeidskosten. Door het telen van eigen krachtvoer worden minder mineralen aangevoerd van buiten het bedrijf. Dit bespaart indirect ook energie. Het telen van eigen krachtvoer in de vorm van MKS vermindert echter niet het stikstofoverschot. Resultaten van De Marke zijn vergeleken met een groep LEI bedrijven. Hieruit blijkt dat de krachtvoerkosten per kg melk op De Marke in de periode 1992/93 t/m 1997/98 3,7 cent per kg melk lager zijn dan op vergelijkbare LEI-bedrijven. De prijs per kg krachtvoer is wel 4,4 cent hoger doordat op De Marke veel eiwitrijk krachtvoer aangevoerd wordt. Doordat veel krachtvoer zelf wordt verbouwd is de gift per koe (incl. jongvee) van

aangekochte krachtvoer 740 kg lager dan de LEI bedrijven. De melkproductie per koe is hierbij bijna 1000 kg per koe hoger op De Marke. Economisch gezien is het telen van MKS als eigen krachtvoer een dure maatregel door de hoge loonwerkkosten om de kolven en het stro apart te kunnen oogsten. Het maïsstro wordt wel goed benut door samen in te kuilen met het herfstgras (en in beginjaren met bietenblad) en te voeren aan jongvee en droge koeien.

Mineralenkringloop

De hoeveelheid stikstof in de bruto gewasproductie is lager dan de prognose, terwijl de aanwending van

meststoffen hoger is. De aanwending is vooral hoger door meer organische mest; de kunstmestgift is zelfs lager dan de prognose. De benutting van de aangevoerde stikstof (= % output van input) is hierdoor lager dan de prognose (65% ten opzichte van 78%) (Van Keulen, 2000).

Het voerverbruik in ton ds en stikstof is hoger dan de prognose en ook de output van melk en vlees is iets hoger. De benutting van stikstof uit voer in melk en vlees (% output van input) is ongeveer gelijk aan de prognose: 25,2% volgens de prognose en 24,4% gemiddeld gerealiseerd in de periode 1992-1999. De gerealiseerde benutting is echter iets overschat, omdat het krachtvoer voor jongvee tot 6 maanden niet is meegerekend.

De veestapel produceert 15% meer stikstof via organische mest dan in de prognose is aangenomen (rapport 29, Keulen, 2000). Dit kan bij de bemesting van de gewassen weer benut worden.

Stikstofexcretie

Veehouderijbedrijven hebben te maken met twee soorten “stikstofnormen”:

1. Verliesnormen op basis van het MINAS stikstofoverschot per hectare. Indien het stikstofoverschot per hectare op basis van MINAS groter is dan de voor het bedrijf toegestane norm, dient een heffing op het overschot te worden betaald.

2. Aanwendings- of gebruiksnormen voor dierlijke mest (waarschijnlijk vanaf 2002).

Indien een bedrijf per hectare meer stikstof in de vorm van dierlijke mest produceert dan volgens de forfaitaire aanwendings- of gebruiksnorm is toegestaan, moet een mestafzetcontract worden afgesloten voor het meerdere boven de norm. Hierbij wordt er van uitgegaan dat elke diercategorie een forfaitaire (wettelijk vastgestelde vaste) hoeveelheid stikstof in mest produceert (uitgedrukt in kg N per dier). Dit is de bruto N-excretie verminderd met een hoeveelheid gasvormige N-verliezen. Dit geeft als resultante de netto N-excretie op basis waarvan een bedrijf wordt afgerekend. Voor de jaren 2002 en 2003 zijn afspraken gemaakt tussen het Ministerie van LNV en LTO Nederland om te komen tot geleidelijke aanscherping (verhoging) van de forfaitaire N-excretie. Deze afspraken houden in dat de netto N-excretie in 2002 generiek wordt verlaagd met 10% en in 2003 met 5%. In 2003 vindt evaluatie van de excretiecijfers plaats en worden vervolgafspraken gemaakt.

In tabel 12.5 wordt de forfaitaire N-excretie vergeleken met de berekende excretie op De Marke en het berekende gemiddelde van de bedrijven uit het project “Koeien en Kansen”. De forfaitaire waarden gelden voor een bedrijf met een ligboxenstal en beperkte weidegang van het melkvee (Oenema et al, 2000). De berekende waarden voor De Marke zijn overgenomen uit hoofdstuk 10 van dit rapport. Voor “Koeien en Kansen” zijn de waarden berekend met behulp van het Bedrijfsbegrotingsprogramma voor de Rundveehouderij (BBPR, 2000). De gasvormige N-verliezen zijn voor de Koeien en Kansen bedrijven afhankelijk gesteld van het staltype en de beweidingsvorm.

Tabel 12.5 Stikstofexcretie per dier (kg N)

Forfaitaire

waarde Forfait 2002 Forfait 2003 De Marke

Koeien en Kansen Melk- en kalfkoeien Bruto N-excretie 128,8 128,8 128,8 127,7 133,2 Gasvormig N-verlies 15,7 15,7 15,7 8,9 15,3 Generieke verlaging - 10% 5% - - Netto N-excretie 113,1 101,8 107,4 118,8 117,9 Jongvee > 1 jaar Bruto N-excretie 82,9 82,9 82,9 76,0 74,0 Gasvormig N-verlies 5,2 5,2 5,2 4,6 4,4 Generieke verlaging - 10% 5% - - Netto N-excretie 77,7 69,9 73,8 71,4 69,6

Met behulp van de getallen uit tabel 12.5 kan de berekende N-excretie van De Marke worden gepositioneerd ten opzichte van beleidsvoornemens en verwant onderzoek op praktijkbedrijven. De bruto stikstofexcretie van een melkkoe op De Marke is iets lager dan de forfaitaire waarde. Dit mag ook verwacht worden omdat scherp wordt gevoerd (eiwitarm). Daarentegen is de productie per koe op De Marke hoger dan gemiddeld in Nederland. Hierdoor zou juist een wat hogere excretie verwacht worden.

De gasvormige verliezen op De Marke zijn lager dan de forfaitaire waarde voor ligboxenstallen. Immers, op De Marke is het melkvee gehuisvest in een emissie-arm stalsysteem (sleuvenvloer). Door deze lagere gasvormige verliezen is de uiteindelijke netto stikstofexcretie hoger dan de forfaitaire waarde.

De berekende bruto stikstofexcretie voor melkvee van de Koeien en Kansen bedrijven is hoger dan de forfaitaire waarden en de waarde van De Marke.

De bruto stikstofexcretie van het jongvee ouder dan een jaar is op zowel De Marke als de Koeien en Kansen bedrijven iets lager dan de forfaitaire eindwaarde.

Voor het mestbeleid is de netto-stikstofexcretie van belang.

Naar een grondgebonden veehouderij

De overheid streeft naar een meer grondgebonden veehouderij. In dit rapport is aangegeven dat zelfvoorzieningsgraad een goede maat is voor de mate waarin een bedrijf zorgt voor zijn eigen

voedervoorziening. Het maakt hierbij echter nogal uit of uitgegaan wordt van zelfvoorzienend op basis van droge stof of op basis van stikstof. De Marke heeft een vrije hoge zelfvoorzieningsgraad op ds basis, omdat het ook zelf veel krachtvoer verbouwt. Echter doordat veel eiwitarme gewassen worden verbouwd moet nog veel stikstof aangevoerd worden. De mate van grondgebondenheid wordt in ieder geval niet alleen bepaald door de

verhouding dieren per ha of quotum per ha maar ook door de gewassen die geteeld worden en het bemestingsniveau.

Bij het maken van keuzes over de verhouding quotum en grond en te telen gewassen zullen praktijkbedrijven rekening houden met gevolgen voor:

• Mestafzetcontracten • Minas-eindnorm • Beweidingsruimte • Waterverbruik • Gewasopbrengsten • Rantsoen

De milieudoelen op De Marke gaan verder dan de Minas eindnormen en bij het huidige quotum per ha en de huidige voorstellen van het mestbeleid zijn op De Marke geen mestafzetcontracten nodig, mits op grasland meer mest aangewend mag worden dan op maïsland (derogatieverzoek).

13

Aanbevelingen

Er worden aanbevelingen gedaan voor de volgende onderdelen:

In document 10 jaar diermanagement De Marke. Deel A (pagina 114-117)