• No results found

Preventieve en curatieve maatregelen bedrijfsgebonden dierziekten

Been- en klauwgezondheid

Binnen klauwgezondheid speelt preventie een belangrijke rol. Klauwbekappen en voetbaden zijn de belangrijkste maatregelen, naast natuurlijk een schone stalvloer. Rondom het droogzetten en ongeveer 3 maanden na afkalven worden de koeien bekapt. In het voetbad in de terugloopgang van de melkstal wordt iedere 3 à 4 weken een preventief middel ter voorkoming van klauwaandoeningen toegepast. De te gebruiken middelen zijn afhankelijk van voorkomende aandoeningen. Standaard is dit formaline. Wanneer bij een groot aantal dieren Mortellaro werd geconstateerd, is antibiotica toegepast in het voetbad. De laatste jaren wordt Mortellaro individueel behandeld met violetspray. Acute aandoeningen worden waar nodig meteen behandeld, eventueel met toepassing van antibiotica (tussenklauwontsteking) of violetspray (stinkpoot en Mortellaro). Bij ernstige gevallen wordt gebruik gemaakt van een klauwblok en/of klauwzak (o.a. zoolzweer).

Uiergezondheid

• Melkinstallatie

De melkinstallatie voldoet aan de door KOM gestelde eisen. De melkmachine wordt tweemaal per jaar, tijdens de onderhoudsbeurt, gecontroleerd. Vervanging van tepelvoering en melkslangen vindt plaats volgens advies. Op meerdere momenten zijn er ‘natte’ metingen uitgevoerd, waarbij met name het bedrijfsvacuüm niveau, de zuig- rustslag verhouding en het vacuüm onder de speen en in de stootrand van de tepelvoering gemeten en beoordeeld zijn. Naar aanleiding van deze metingen is in december 1998 de zuig- rustslag verruimd van 60:40 naar 65:35 en het vacuüm verlaagd van 42.5 kPa naar 40.5 kPa. In 1995 zijn de starre slanggeleiders volgens de toen geldende inzichten vervangen door flexibele geleiders waardoor de positie van de melkklauw minder afhankelijk werd van de melker.

• Melktechniek

In de 2*6 visgraatmelkstal wordt geen krachtvoer verstrekt. Aanvankelijk werd iedere koe direct na voorbehandelen aangesloten. Sinds december 1998 wordt de melkklauw aangesloten na voorbehandeling van 3 koeien. De machinemelktijd is erdoor verminderd.

• Hygiëne tijden het melken

Reinheid rondom het melken speelt een belangrijke rol bij mastitispreventie. Schone, haarvrije uiers, schone spenen, schone melkstellen en een schone melkstal worden steeds nagestreefd. Na het melken worden de spenen gedipt met een gecombineerd middel voor desinfectie en speenverzorging. Er zijn verschillende middelen toegepast met wisselend resultaat op speenconditie en mastitisincidentie. Telkens werd echter weer teruggegrepen naar de ‘gewone’ jododip. Aanvankelijk werd droog voorbehandeld, sinds december 1998 wordt voorbehandeld met vochtige, desinfecterende doekjes. Voor iedere koe wordt een nieuw doekje genomen en de melker draagt kunststof handschoenen.

• Speenconditie

De speenconditie is onregelmatig gescoord vanaf september 1995. In de periode tot januari 1997 en na oktober 1998 maandelijks. Het is nog niet als managementtool ingevoerd. Gescoord wordt of vereelte speenpunten voorkomen. Daarbij is een indeling gemaakt in gladde en rafelige ringen. Bij vereelting met een gladde ring wordt de ernst aangegeven met letters van A t/m C, bij rafelige ringen wordt de ernst

aangegeven met de letters A t/m D. De speenconditie is weergegeven in figuur 8.3. • Stalhygiëne

De ligboxenstal is van het type 3+1 met veel inhoud (nokhoogte 8 meter) met ruimte voor 92 melkkoeien en 27 stuks jongvee ouder dan 1 jaar. De mestgangen zijn voorzien van een dichte vloer. Aanvankelijk was er een hellende vloer met een giergoot in het midden. Deze vloer gaf forse problemen ten aanzien van de begaanbaarheid. Om deze reden is eind 1997 de vloer vervangen door de “sleuvenvloer”. De

begaanbaarheid daarvan is goed. Doordat de mestschuif de mest over vrij grote afstanden moet

verplaatsen, hoopt de mest voor de schuif op en worden de klauwen en benen van de koeien smerig. Voor de ventilatie is de stal voorzien van spaceboarding aan de zijkant. Op het terrein van stalhygiëne en stalklimaat zijn in de loop der jaren meerdere aanpassingen gepleegd. In oktober 1996 zijn de ligplaatsen voorzien van goed schoon te houden en comfortabele koematrassen. De koepelnok bleek matig te functioneren en is in het voorjaar van 1997 vervangen door een (lichtdoorlatende) tafelnok. • Uiergezondheidsmonitoring

Iedere 14 dagen wordt, gekoppeld aan de melkcontrole, het individueel koecelgetal bepaald. Met behulp van het Celgetal-BO- programma wordt van dieren die meerdere malen een verhoogd celgetal hebben, kwartier- melkmonsters voor biologisch onderzoek aangeboden en onderzocht op eventuele mastitisverwekkers. In 1992 zijn de melkklauwen voorzien van kwartiermelk geleidbaarheidsmeters. De praktische toepasbaarheid van deze geleidbaarheidmeting laat tot nu toe te wensen over en biedt weinig meerwaarde.

• Droogzetten

Bij droogzetten wordt standaard via uierinjectoren antibiotica toegepast. Vanwege de hoge mastitis-incidentie is het achterwege laten van antibiotica als onverantwoord beoordeeld. Het type antibiotica is afgestemd op de meest voorkomende ziekteverwekker, of, ingeval van een bekende individuele ziekteverwekker, een daarop afgestemd antibioticum.

• Mastitisbehandeling

Bij de behandeling van zowel klinische als subklinische mastitis wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de ziekteverwekker. Hiertoe wordt voor behandeling een melkmonster genomen voor bacteriologisch onderzoek. In geval van een acute mastitis en een onbekende ziekteverwekker wordt gebruik gemaakt van een breed werkend antibioticum. Als naderhand de ziekteverwekker bekend is wordt de behandeling eventueel voortgezet met een beter daarop afgestemd middel. Bij de behandeling van mastitis is steeds gekozen voor zowel een injector in het kwartier als een intramusculaire injectie, conform de door de fabrikant aangegeven periode. Bij hardnekkige mastitisgevallen wordt de behandeling verlengd.

• Zomerwrang preventie

Ter voorkoming van zomerwrang bij jongvee zijn telkens aan het begin van de zomer ‘oorflappen’

aangebracht. Pinken aan ieder oor één flap, kalveren één flap. Acute zomerwrang is nooit geconstateerd.

Maag/darmproblemen

Voedingsstoringen: Vanwege het streven naar een hoge mineralenefficiëntie zijn rantsoenen sterk uitgebalanceerd en worden snelle rantsoenwisselingen vermeden. Mede hierdoor verloopt de pensfermentatie stabiel en worden voederstoringen voorkomen. Mestscore is een van de hulpmiddelen om afwijkende situaties snel te onderkennen.

Stofwisselingsstoringen

• Melkziekte

De preventie van melkziekte blijft voortdurend een aandachtspunt. De conditie en voeding van de

rond het afkalven. Dat laatste jaren wordt ook bij subklinische melkziekte gebruik gemaakt van Ca/Mg infusen.

• Slepende melkziekte

Door het voeren van eigen krachtvoer, maïskolvensilage en met name het beperken van de krachtvoergift pas in de tweede helft van de lactatie wordt geprobeerd slepende melkziekte te voorkomen. Voorkomende gevallen treden soms op in combinatie met een ander probleem waardoor de voeropname beperkt is (met name klauwaandoeningen).

Vruchtbaarheid

• Nageboorte

Preventieve maatregelen bestaan uit een goede voeding (Ca, Mg en structuur) in de droogstand en zo goed mogelijke hygiëne tijdens het afkalven (wassen van achterstel koe en alle hulpmiddelen voor verlossing, schoon stro). Niet tijdig afkomen van de nageboorte (niet binnen 12 uur) wordt behandeld met een of meerdere nageboortecapsules. Bij abnormale geboorten en tweelinggeboorten wordt min of meer standaard een nageboortepil gebruikt

• Witvuilen

Goede hygiëne rond het afkalven en in de stal zijn de belangrijkste preventieve maatregelen. Witvuilende dieren worden lokaal met antibiotica behandeld. Hierbij is het belangrijk dat de dieren weer tochtig worden en zichzelf ‘opschonen’.

• Niet of onregelmatig tochtig

Voldoende tijd vrij maken voor het observeren van dieren is een crime. Een aantal jaren is er gewerkt met een elektronische activiteitenmeter, de zogenoemde respactor (een in de transponder ingebouwde bewegingsmeter). De resultaten vielen tegen, het aantal vals positieve dieren was erg groot en de ‘stil’ tochtige dieren werden door het systeem niet opgemerkt. Naast de normale momenten waarop het vee geobserveerd kan worden zoals tijdens melken en voeren, wordt tweemaal daags gecontroleerd op tochtigheid. Rond het middaguur en 's avonds tijdens de laatste ronde over het bedrijf (het ‘afstallen’) wordt extra op tochtige dieren gelet. Dieren die binnen 40 dagen na afkalven geen tocht hebben laten zien, worden door de dierenarts gecontroleerd en zonodig met hormonen behandeld. Hetzelfde geldt voor dieren die onregelmatig tochtig zijn en pinken die op 15 maand leeftijd nog niet tochtig gezien zijn. Doordat op De Marke de dierverzorging en het melken door meerdere personen wordt uitgevoerd, is het belangrijk goed met elkaar te communiceren en waarnemingen correct vast te leggen. Dit vindt, naar tevredenheid, plaats via een whiteboard en een logboek.

Hygiëneprotocol

Het is voor De Marke, meer nog dan voor een praktijkbedrijf, van groot belang afdoende hygiënische maatregelen te nemen om ook vrij te blijven van besmettelijke dierziekten (zie ook §3.4). Daarnaast blijft het van belang de overdracht van ziekten van oudere op jonge dieren te voorkomen. Wanneer onverhoopt en evt. ongemerkt een ziekte uitbreekt bij de oudere dieren is het zaak de jongere dieren hiervan vrij te houden. Daarvoor wordt op De Marke gewerkt volgens een hygiëneprotocol. Het protocol heeft twee doelen:

• Het voorkomen van ‘insleep’. Hiermee wordt bedoeld het opwerpen van barrières ter voorkoming van het binnen het bedrijf brengen van ziektes.

• Het voorkomen van ‘versleep’. Het intern overbrengen van ziektes van het ene dier op het andere of van de ene diergroep op de andere.

Voorkomen van insleep

• Via dieren

Er worden geen dieren aangevoerd. Op geen enkele wijze is er contact met dieren van andere bedrijven. (samenweiden, fokveedagen etc.). Er zijn stroken van minimaal 3 meter langs percelen met aangrenzend weidend vee van anderen. Weiden van vee van anderen is op De Marke niet toegestaan. (ook geen schapen of geiten). Af te voeren dieren (levend en dood) worden buiten de stal aangeboden.

• Via mensen

Het gebruik van de hygiënesluis is voor professionals verplicht. Er is bedrijfskleding voor personen die in aanraking komen met dieren (laarzen en overall). Alle bedrijfsbezoekers gaan door een ontsmettingsvoetbad bij de ingang van het bedrijf. Collega boeren mogen het bedrijf niet betreden met eigen (bevuilde)

bedrijfskleding. In het voer staan is niet toegestaan, markeringen op de voergang worden aangebracht. Bezoek op De Marke is voor eigen risico (meenemen eventuele ziektekiemen). Bezoekers worden op de hoogte gesteld van bovenstaande voorschriften. Er is een duidelijke erf-indeling met een ‘schoon’ en een vuil gedeelte.

• Machines en instrumentarium

Machines van derden die op het bedrijf worden ingezet, zijn vrij van mest. Veevervoer binnen het bedrijf vindt plaats met een eigen veewagen die niet door anderen gebruikt mag worden. De mengvoer-leverancier

gebruikt schone stofzakken en laat deze op het bedrijf achter. Te gebruiken medisch instrumentarium is steriel of is eigen materiaal. Bij klauwverzorging wordt gebruik gemaakt van een schone, ontsmette box en idem materialen.

• Overig

Er wordt geen dierlijke mest aangevoerd en er is geen aanvoer van (voeder)producten van anderen waarbij er risico is op insleep van ziektekiemen.

Voorkomen van interne versleep

• Kalveropfok

Het kalf wordt bij de geboorte zo veel mogelijk steriel opgevangen. Daarbij is er geen contact met de moeder en niet met mest. De kalveren worden gehuisvest in een schone, eventueel ontsmette, eenlingbox c.q. kalveriglo. Vaarskalveren krijgen biest van eigen moeder. Tot een leeftijd van 5 maanden geldt op De Marke een all-in aloud huisvestingssysteem. Tot 5 maanden leeftijd wordt geen ingekuild voer verstekt. Er is alleen toegang tot de jongveestal met schone handen, schone kleding en schoon schoeisel. Schoeisel moet ontsmet worden door ontsmettingsbad. Het jongvee tot 12 maanden is in aparte stal op afstand van grootveestal gehuisvest. Jongvee jonger dan een jaar wordt geweid op 'schoon' land, bij voorkeur zonder voorafgaande drijfmest aanwending.

• Overige dieren

Bij behandeling of bloedtappen wordt per dier een nieuwe naald gebruikt. • Volgorde van werken

Er wordt steeds van jong naar oud gewerkt om zo weinig mogelijk last van besmetting te hebben.