• No results found

4. De alternatieven

4.6 De vlaktaks

De afgelopen jaren is steeds meer discussie gekomen over een eventuele vlaktaks in de

inkomstenbelasting. Van Vijfeijken en Rijkers pleiten voor een proportioneel tarief, omdat hiermee voldaan wordt aan het gelijkheidsbeginsel en het draagkrachtbeginsel. Zij zijn van mening dat een proportioneel tarief een aantal voordelen heeft. Het is een eenvoudig en efficiënt systeem om te hanteren en het voorkomt tariefsarbitrage. Bovendien maakt een vlaktaks het mogelijk om een loonsomheffing in de loonbelasting in te voeren en om andere heffingen zoals de BTW beter af te stemmen op de inkomstenbelasting. Ook stellen zij dat een vlaktaks zorgt dat de politiek minder instrumentalisme kan toepassen en minder invloed kan uitoefenen door middel van invoering van fiscale faciliteiten. Een proportioneel tarief heeft daarentegen wel het nadeel dat de

belastingopbrengsten dalen, doordat mensen uit de hogere inkomensgroepen minder belasting hoeven te betalen dan bij het systeem met een progressief tarief (2011, p.259).

Ook Bovenberg en Stevens zijn van mening dat een proportioneel tarief in de inkomstenbelasting moet worden ingevoerd. Door een vlaktaks in te voeren worden de administratieve lasten voor de overheid en de burgers minder. Ook verbetert een vlaktaks de transparantie in gegevens van werkgevers en werknemers. Bovendien is door het stelsel van aftrekposten en vrijstellingen de effectieve marginale drukverdeling al redelijk vlak (2010, p.144).

35 Daarentegen zijn ook veel tegenstanders van de vlaktaks aanwezig. Jacobs is van mening dat een vlaktaks niet de oplossing is voor het tegengaan van de groeiende inkomensverschillen, omdat het geen efficiënte manier is om de inkomens te herverdelen. De hogere inkomensgroepen profiteren van het lagere marginale tarief, terwijl de lager inkomensgroepen er nadeel van

ondervinden. In verschillende voorstellen wordt een vlaktaks geïntroduceerd, terwijl de aftrekposten en vrijstellingen ongemoeid blijven. Doordat deze niet worden afgeschaft of beperkt, kan een vlaktaks niet bijdragen aan de herverdeling van inkomens en treden de economische voordelen ook niet op (2015, p.39).

Een vlaktaks heeft nadelige effecten voor de arbeidsmarkt. Zolang de inkomensverdeling hetzelfde blijft zal een vlaktaks leiden tot een lagere arbeidsparticipatie en minder aanbod van arbeid. Bovendien kan de belastindruk voor de lagere inkomensgroepen minder gericht worden verlaagd, doordat de midden en hogere inkomensgroepen ook profiteren van een tariefsverlaging. Een vlaktaks werkt niet doelmatig, doordat geen gebruik wordt gemaakt van informatie over individuele inkomens. Ook leidt een vlaktaks tot meer verstoringen in andere deelmarkten, doordat de inefficiënte herverdeling van een vlaktaks gecompenseerd moet worden met indirecte fiscale faciliteiten om dezelfde inkomensverdeling tot stand te laten komen. Verder zorgt een vlaktaks niet voor een vereenvoudiging van het systeem, omdat het complexiteit van het huidige stelsel ligt in het vaststellen van het belastbaar inkomen en niet in de tariefstructuur (Jacobs, 2015, p.31).

Jacobs is het niet eens met de voordelen die voorstanders noemen zoals het voorkomen van arbitrage tussen de verschillende boxen. Hij is van mening dat arbitrage alleen kan worden

voorkomen door lekken tussen de verschillende boxen te dichten. Een voorbeeld hiervan is het overhevelen van de eigen woning naar box 3. Een vlaktaks kan volgens hem daarom niet bijdragen aan het voorkomen van tariefarbitrage. Tot slot is hij het niet eens met het argument dat de politiek geen manipulatie kan uitoefenen door een vlaktaks, omdat de politiek het tarief van de vlaktaks vaststelt waardoor zij wel degelijk invloed heeft. Er verandert hierdoor niets aan de invoering van diverse fiscale faciliteiten om invloed uit te oefenen op de marginale belastingdruk (Jacobs, 2015, p.32).

Ook de Caminada en De Kam zijn tegenstanders van de vlaktaks. Zij zijn van mening dat een inkomstenbelasting met verschillende tarieven efficiënter werkt dan een proportioneel tarief. Dit komt doordat een proportioneel tarief geen rekening houdt met verschillende gedragsreacties van de bevolking. Bovendien hebben de inkomensgroepen verschillende reacties op het arbeidsaanbod als er aanpassingen met betrekking tot belastingen op arbeid worden ingevoerd (2010, p.242).

36

4.7 Conclusie

In dit hoofdstuk is onderzoek gedaan naar een aantal alternatieven om de groeiende

inkomensongelijkheid tegen te gaan om een antwoord te formuleren op de subvraag die in dit hoofdstuk centraal staat: Wat zijn de alternatieven voor een verhoging van de belasting op vermogen?

Als eerst is onderzoek gedaan naar een belastingverlaging op arbeid. De belasting op arbeid heeft een verstorende werking, waardoor een belastingverlaging een positief effect heeft op de werkgelegenheid en daarmee de productie en welvaart in Nederland. Daarentegen dalen de belastingopbrengsten en blijkt uit onderzoek van de Commissie Dijkhuizen dat de Gini-coëfficient stijgt wat inhoudt dat dit geen goede maatregel is om de inkomensongelijkheid tegen te gaan.

Daarna is gekeken naar een verschuiving van directe belastingen naar indirecte belastingen. De effecten van een verhoging van de BTW zoals een lagere koopkracht en hogere

belastingopbrengsten worden opgeheven door de lagere belasting op arbeid die leidt tot een hogere koopkracht en minder belastingopbrengsten. De BTW kan worden gezien als een degressief systeem, waardoor een verschuiving naar de indirecte belastingen leidt tot een minder progressief systeem in zijn geheel. Andere indirecte heffingen, zoals accijnzen en milieuheffingen, hebben positieve

gevolgen voor de volksgezondheid. Deze zijn echter zijn niet gebaseerd op het draagkrachtbeginsel, waardoor zij ook niet kunnen bijdragen aan het tegengaan van de inkomensongelijkheid.

Vervolgens is onderzoek gedaan naar een hoger toptarief in de inkomstenbelasting. Door een hoger tarief wordt het minder aantrekkelijk om hoge beloningen te krijgen, waardoor het een goed middel kan zijn om de inkomensongelijkheid tegen te gaan. Daarentegen stelt Jacobs dat het alleen leidt tot het nodeloos rondpompen van vermogen onder de hogere inkomensgroepen en

welvaartsverliezen. Bovendien demotiveert een toptarief om een opleiding te volgen om een hoog loon te verkrijgen, waardoor het arbeidsaanbod van hoogopgeleiden daalt. Economen zijn het niet eens of deze maatregel wel of geen belastingopbrengsten oplevert.

Verder zijn de effecten van een vereenvoudiging van het fiscale stelsel onderzocht. Minder fiscale regeling kunnen bijdragen aan herverdeling van de inkomens en verminderen administratieve lasten, misbruik en fraude. Het afschaffen van de vrijstellingen in de BTW sfeer leiden echter niet tot meer gelijke verdeling, omdat de BTW het zwaarst drukt bij de lagere inkomensgroepen. Door verschillende fiscale regelingen af te schaffen en de belasting op arbeid te verlagen kan eenzelfde inkomensverdeling worden bereikt met positieve effecten voor de werkgelegenheid. Daarentegen stelt Caminada dat het afschaffen van deze regelingen negatieve inkomenseffecten heeft voor de lagere inkomensgroepen en de hogere inkomensgroepen juist profiteren.

Tot slot is onderzoek gedaan naar de vlaktaks. Voorstanders van een proportioneel tarief in de inkomstenbelasting vinden dat het een eenvoudig en efficiënt systeem is om te hanteren,

37 arbitrage voorkomt, het mogelijk maakt om een loonsomheffing in te voeren en andere heffingen beter op de inkomstenbelasting af te stemmen. Daarentegen is de vlaktaks geen efficiënte manier om de inkomensongelijkheid tegen te gaan, doordat de hogere inkomensgroepen profiteren van het lagere marginale tarief bij de vlaktaks en het heeft een negatief effect op de arbeidsparticipatie. Bovendien werkt een inkomstenbelasting met verschillende tarieven efficiënter, omdat dit systeem rekening houdt met verschillende gedragsreacties en draagkracht van de bevolking.

38

5. Conclusie

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een antwoord geformuleerd op de vraag die in dit onderzoek centraal staat: In hoeverre draagt een verhoging van de belasting op vermogen bij aan het tegengaan van de

groeiende inkomensongelijkheid? Als eerst worden de subconclusies in het kort geformuleerd. Vervolgens wordt een antwoord op de centrale vraag gegeven waarna een algehele conclusie wordt gevormd.