• No results found

4. De alternatieven

5.2 Beantwoording subvragen

5.2.1 Welke problemen veroorzaakt de huidige inkomensongelijkheid en hoe wordt deze beïnvloed door de huidige manier van belastingheffing op vermogen?

Er zijn verschillende manieren om de inkomensongelijkheid in Nederland weer te geven. De inkomensverdeling in Nederland heeft een Gini-coëfficient van 0,3 wat inhoudt dat de inkomens relatief gelijk verdeeld zijn. Daarentegen zijn de vermogens meer ongelijk verdeeld met een Gini- coëfficient van 0,82. De parade van Pen en de ratio tussen de hoogste en laagste 10 procent van de inkomensgroepen geven in tegenstelling tot de Gini-coëffcient aan dat niet alleen de

vermogensverdeling, maar ook de inkomensverdeling ongelijk verdeeld is.

Inkomensongelijkheid kent verschillende oorzaken. Ten eerste heeft de uitbreiding van de verzorgingsstaat en aanpassingen van het fiscale stelsel, zoals een verlaging van het minimumloon en de hoogte van de uitkeringen, geleid tot meer ongelijkheid. Een tweede oorzaak ligt in de

beloningsverschillen. De afgelopen jaren zijn deze beloningsverschillen tussen de lagere

inkomensgroepen en de hoge inkomensgroepen door technische ontwikkelingen en globalisering toegenomen. Ten derde ligt een oorzaak bij het verschil in kansen met betrekking tot educatie. Tot slot is er een aantal factoren die een beperkte invloed heeft op de toenemende ongelijkheid zoals de stijging van het aantal deeltijdwerkers en vrouwen op de arbeidsmarkt en de stijging van de

bonussen in de financiële sector.

De toenemende inkomensongelijkheid heeft een aantal nadelige gevolgen voor Nederland. Aan de ene kant zijn er economische nadelen zoals een daling van de arbeidsparticipatie en de consumptie. Ook blijkt uit internationaal onderzoek dat er geen positief verband is tussen

economische groei en werkgelegenheid enerzijds en inkomensongelijkheid anderzijds. Aan de andere kant zijn er sociale gevolgen. Doordat de lagere inkomensgroepen minder kansen met betrekking tot educatie hebben en zich ondergewaardeerd voelen stijgt de criminaliteit. Ook wordt de welzijn door een ongelijke inkomensverdeling nadelig beïnvloed.

39 Het Nederlandse belastingstelsel oefent invloed uit op de inkomensverdeling. Terwijl de belastingheffing in box 1 een nivellerend effect heeft op de inkomensverschillen, heeft de heffing in box 3 daarentegen een denivellerend effect door te heffen over een forfaitair rendement in plaats van over het feitelijke rendement. Deze box 3 heffing wordt gezien als onrechtvaardig en voldoet niet aan het draagkrachtbeginsel. Ook de erfbelasting zorgt voor toenemende inkomensverschillen, doordat de hogere inkomensgroepen hun vermogen minder belast kunnen overdragen aan hun nabestaanden in geval van ondernemingsvermogen, terwijl de lagere inkomensgroepen veelal alleen particulier vermogen nalaten dat zwaarder belast is.

5.2.2 Op welke wijze kan de belasting op vermogen worden verhoogd en wat zijn de effecten van deze maatregelen?

Er zijn verschillende manieren om de belasting op vermogen te verhogen. Als eerst is gekeken naar een progressieve belasting op vermogen. Deze manier van belastingheffing bevordert de sociale mobiliteit en remt de groei van de ongelijkheid. Daarentegen leidt deze progressieve belasting op vermogen tot een kapitaalvlucht naar het buitenland, maar doordat de belastingtarieven in

Nederland lager liggen dan in de omliggende landen heeft deze maatregel weinig invloed hierop. Ook is het verhogen van het belastingtarief of het verbreden van de grondslag een mogelijkheid. Dit levert belastingopbrengsten op voor de overheid en andere belastingen met een verstorende werking op de economie kunnen omlaag zonder negatieve effecten voor de bevolking.

Vervolgens is het stelsel van de duale inkomstenbelasting besproken. Het nadeel van dit stelsel is dat de besparingen worden verstoord. Daartegenover staat dat het arbeidsaanbod wordt gestimuleerd, een prikkel ontstaat om later met pensioen te gaan, overwinsten doelmatig worden belast en verstoringen van de progressie op arbeid en op de kapitaalmarkt worden beperkt.

Bijkomend voordeel is dat het een goed systeem is voor herverdeling van de inkomens en arbitrage wordt voorkomen. Bovendien wordt dit stelsel als rechtvaardiger beschouwd, omdat over het feitelijke rendement wordt geheven in plaats van over het forfaitaire rendement, waardoor de overheid haar politieke doelen kan realiseren tegen de laagste maatschappelijke kosten.

Daarna is het voorstel van de Commissie Dijkhuizen aan bod gekomen. Nadelig van dit stelstel is dat belastingplichtigen die uitsluitend beleggingsinkomsten genieten ook bijdragen aan de premie volksverzekeringen, verliesverrekening kan plaatsvinden met positieve opbrengsten uit sparen en beleggen en een aanzienlijke groep beleggers valt in het hoogste marginale tarief. Ook dalen de belastingopbrengsten door de huidige lage rentestand, maar daar staat tegenover dat de belastingopbrengsten stijgen als de rentestand stijgt. Desondanks is het een doelmatig systeem, doordat kleine beleggers worden belasting over een realistisch rendement, terwijl rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van grote beleggers om hoge rendement te behalen.

40 Verder is onderzoek gedaan naar een verhoging van de erfbelasting. De successiebelasting heeft geen verstorende werking op de economie en werkt nivellerend. Als deze wordt verhoogd zorgt dit voor een prikkel bij de Nederlandse huishoudens om meer te consumeren, omdat het minder aantrekkelijk wordt om vermogen na te laten. Dit heeft een positief effect op de welvaart. Een verhoging van de erfbelasting zorgt dat de vergrijzing daarmee gefinancierd kan worden, al is het CPB het daar niet mee eens. Deze maatregel kan echter op veel kritiek stuiten vanuit de politiek, omdat de erfbelasting wordt gezien als onrechtvaardig.

Tot slot is de kritiek van economen op een eventuele verhoging van de belasting op vermogen besproken. Door het tegengaan van de inkomensongelijkheid worden mensen niet gestimuleerd om een hoog inkomen te verweven. Dit leidt tot minder investeringen en tot minder aanbod van arbeid. Door vermogen hoger te belasten in een kleine open economie zoals Nederland leidt herverdeling van de inkomens tot minder belastingopbrengsten en minder materiële welvaart. Bovendien is een hogere belasting op vermogen niet optimaal om de verstorende werking van de belasting op arbeid tegen te gaan en heeft het op de lange termijn een verstorende werking op de consumptie. Zolang fiscale faciliteiten die ongelijkheid veroorzaken bestaan, kan een hogere belasting op vermogen niet bijdragen aan het tegengaan van de groeiende inkomensongelijkheid.

5.2.3 Wat zijn de alternatieven voor een verhoging van de belasting op vermogen?

Er zijn verschillende alternatieven voor een hogere belasting op vermogen. Ten eerste kan de belasting op arbeid worden verlaagd. Deze belasting heeft een verstorende werking, waardoor een verlaging een positief effect heeft op de werkgelegenheid, de productie en de welvaart in Nederland. Daarentegen dalen de belastingopbrengsten en blijkt dat de Gini-coëfficient stijgt wat inhoudt dat de inkomensongelijkheid niet wordt tegengegaan.

Een tweede alternatief is een verschuiving van directe belastingen naar indirecte belastingen. Een verhoging van de belasting op consumptie levert belastingopbrengsten op en heeft een weinig verstorend effect op de economie. Ook dragen ouderen automatisch bij aan het financieren van de collectieve voorzieningen. Daarentegen wordt de consumptie gezien als een degressief systeem, waardoor een verschuiving leidt tot een minder progressief systeem. Bovendien krijgt deze maatregel weinig politieke steun, doordat het dagelijks leven duurder wordt. Andere indirecte belastingen zoals accijnzen en milieuheffingen hebben een positieve invloed op de volksgezondheid, maar kunnen niet bijdragen aan het tegengaan van de groeiende inkomensongelijkheid.

Een derde mogelijkheid is een verhoging van het toptarief in de inkomstenbelasting. Hoge beloningen worden minder aantrekkelijk, waardoor de beloningsverschillen kleiner worden.

Daarentegen leidt het tot welvaartsverliezen en het nodeloos rondpompen van vermogen onder de hogere inkomensgroepen. Bovendien demotiveert een toptarief om een opleiding te volgen om zo

41 een hoog loon te verkrijgen, waardoor het arbeidsaanbod van hoogopgeleiden daalt. Ook is het niet bekend of de maatregel belastingopbrengsten oplevert.

Een vierde alternatief is het vereenvoudigen van het fiscale stelsel. Er zijn maar weinig fiscale faciliteiten die effectief werken en een vereenvoudiging leidt tot minder administratieve lasten, misbruik en fraude. Doordat hogere inkomensgroepen het meest profiteren van fiscale faciliteiten leidt vereenvoudiging van het systeem tot herverdeling van de inkomens. Dit is echter niet het geval als er vrijstellingen in de BTW sfeer worden afgeschaft, doordat de BTW het zwaarst drukt bij de lagere inkomensgroepen. Ook leidt het afschaffen van fiscale faciliteiten tot negatieve

inkomenseffecten bij de lagere inkomensgroepen, terwijl de hogere inkomensgroepen ervan profiteren.

Tot slot is de vlaktaks een alternatief. De vlaktaks is een eenvoudig en efficiënt systeem om te hanteren, voorkomt arbitrage, maakt het mogelijk om een loonsomheffing in te voeren, verbeterd de transparantie en door de vele fiscale faciliteiten is de marginale drukverdeling al redelijk vlak. Daarentegen is de vlaktaks geen efficiënte manier om de inkomensongelijkheid tegen te gaan, doordat de hogere inkomensgroepen profiteren van het lagere marginale tarief bij de vlaktaks en het heeft een negatief effect op de arbeidsparticipatie. Bovendien werkt een inkomstenbelasting met verschillende tarieven efficiënter, omdat dit systeem rekening houdt met verschillende

gedragsreacties en draagkracht van de bevolking.