• No results found

De visies samengevat per moeder

In document “MIJN KIND KAN BETER LEZEN DAN IK” (pagina 37-41)

Bij geïnterviewde 1 werd vroeger thuis niet gepraat. Haar ouders besteedden hier geen aandacht aan, omdat zij dit zelf ook niet van huis uit hebben meegekregen. Daarnaast werd er niet voorgelezen of geschreven. Zelf vindt ze praten met kinderen wel heel belangrijk, omdat dit volgens haar goed is voor hun kennisontwikkeling. Dit deed ze dan ook veel met haar eigen kinderen. Daarnaast vindt ze het belangrijk dat ouders voorlezen aan hun kinderen, omdat dit goed is voor de ontwikkeling en omdat kinderen hierdoor veel ‘oppikken’. Zelf las ze veel voor aan haar kinderen, zodat haar kinderen met taal in aanraking kwamen. Wel had ze moeite met voorlezen. Kinderen moeten volgens haar thuis al een beetje leren lezen en schrijven, om te voorkomen dat ze en taalachterstand krijgen. Ze wilde niet dat haar kinderen hetzelfde zouden meemaken als zij. Ze is zelf voornamelijk actief geweest met lezen thuis; nooit met schrijven. Ze stelt dat ouders vanaf de geboorte al bezig zijn met de taalontwikkeling. Ouders moeten hun kind helpen, aldus geïnterviewde 1. Wat betreft de materialen thuis, vindt geïnterviewde 1 het belangrijk dat er spelletjes in huis zijn, zodat kinderen spelenderwijs kunnen leren lezen en schrijven. Ze denkt echter dat ouders niet altijd invloed hebben op de geletterdheidsontwikkeling van hun kind, omdat kinderen het zelf moeten willen. Als zij geen zin

33

hebben, kunnen ouders volgens haar ook niets doen. Zelf deed ze wat ze kon op leesgebied. Voor wat ze niet kon doen, vroeg ze hulp aan de leraar. Schrijven heeft ze nooit aandacht aan besteed. Ze zei wel vaak tegen haar kinderen dat ze een boek moesten lezen. Ook liet ze haar kinderen wel boekjes overschrijven.

Geïnterviewde 2 en haar ouders praatten vroeger veel thuis, omdat dit volgens haar het enige communicatiemiddel was. Geïnterviewde 2 vindt het belangrijk dat ouders met kinderen praten, omdat dit ervoor zorgt dat kinderen leren communiceren. Ze praatte thuis ook veel met haar eigen kinderen. Haar ouders konden zelf niet lezen en schrijven, maar er werd wel voorgelezen. Dat wil zeggen; er werden verhalen verteld. Volgens haar deden haar ouders dit voor de binding tussen ouder en kind. Ze vindt voorlezen aan kinderen minder belangrijk, maar ze vond het wel belangrijk om haar kinderen verhalen te vertellen. Geïnterviewde 2 geeft aan dat kinderen vooral ervaringen moeten opdoen in de praktijk. Dit deed ze bijvoorbeeld door met haar kinderen te wandelen en te vertellen over de natuur. Ook vindt ze het niet belangrijk dat kinderen thuis al een beetje leren lezen en schrijven, omdat je niet weet of je ze datgene leert wat ze op school ook leren. Ze bemoeide zich dan ook niet met de lees- en schrijfontwikkeling van haar kinderen. Ouders kunnen het volgens haar verkeerd aanleren aan hun kinderen. Geïnterviewde 2 denkt dat het kind zelf veel initiatief neemt. Als kinderen vragen stellen over lezen of schrijven kun je erop ingaan, maar in principe moeten ze het op school leren. Ze vindt dan ook dat ouders niet persé materialen in huis hoeven te hebben die de lees- en schrijfontwikkeling bevorderen. Geïnterviewde 2 denkt dat ouders invloed hebben op de geletterdheidsontwikkeling van hun kind, omdat hun kind de houding zal overnemen van hun ouders. Geïnterviewde 2 is de enige geïnterviewde die denkt dat taalvaardigheid in de genen zit. Ze vond zichzelf belangrijk voor de leesontwikkeling, omdat ze leesmoeder was. Schrijven heeft ze nooit aandacht aan besteed en in deze ontwikkeling vindt zij zichzelf dan ook niet belangrijk. Ze had boekjes en tijdschriften in huis, maar bood deze niet actief aan aan haar kinderen.

Geïnterviewde 3 heeft geen herinneringen aan vroeger. Ze vindt het zelf belangrijk dat ouders met kinderen praten, omdat ouders moeten weten wat er in het leven van het kind speelt. Ze praatte om deze reden veel met haar eigen kinderen. Geïnterviewde 3 vindt voorlezen aan kinderen belangrijk, maar kan hier geen reden voor noemen. Zelf las ze voor, omdat ze niet wilde dat haar kinderen dezelfde ontwikkeling zouden doormaken als zij. Omdat ze veel moeite had met het voorlezen, verzon ze vaak de verhalen. Dat kinderen thuis een beetje leren lezen of schrijven vindt ze belangrijk, omdat je als moeder het beste wilt voor je kind. Zowel thuis als op school moeten kinderen leren lezen en schrijven volgens haar. Ze zegt echter hier zelf niet actief mee bezig geweest te zijn; dat deden ze op de basisschool wel. Dat ouders helpen is volgens haar goed voor de ontwikkeling van het kind. Ouders hebben naar haar mening ook invloed op de geletterdheidsontwikkeling, omdat hulp van ouders veel uitmaakt voor het kind. Ze denkt dat ze zelf niet belangrijk is geweest voor de geletterdheidsontwikkeling van haar kind. Als ik vraag naar stimulering, noemt ze dat ze haar kinderen Disneyfilms liet kijken.

De ouders van geïnterviewde 4 vonden het belangrijk dat er gepraat werd thuis. Ook werd er voorgelezen. Ze leest zelf ook voor, voornamelijk omdat ze de binding tussen ouder en kind belangrijk vindt. Ze stelt dat ze geen moeite heeft met voorlezen. Ze geeft aan dat haar ouders lezen en schrijven belangrijk vonden en dat zij veel had aan haar ouders wat betreft de geletterdheidsontwikkeling. Geïnterviewde 4 vindt het belangrijk dat ouders met kinderen praten, omdat ze van elkaar dingen kunnen leren. Zelf praat ze veel met haar dochter, omdat ze wil weten wat er in het leven van haar

34

dochter speelt. Ook vindt ze het belangrijk dat ouders voorlezen aan hun kinderen, omdat dit goed is voor hun taalontwikkeling. Kinderen moeten volgens haar thuis al een beetje leren lezen en schrijven, zodat ze het alvast kunnen oefenen voordat ze naar school gaan. Dat ouders helpen is volgens haar goed voor de ontwikkeling van het kind. Qua materialen zouden ouders volgens haar papier, pen en potlood in huis moeten hebben. Volgens geïnterviewde 1 hebben ouders zeker invloed op de geletterdheidsontwikkeling van hun kind. Ze vindt zichzelf ook erg belangrijk in de ontwikkeling van haar kind, omdat haar dochter tot haar vierde levensjaar niet kon praten. Hier heeft ze veel tijd in gestoken. Haar dochter moet elke dag een boekje lezen. Daarnaast liet ze haar dochter wel dingen naschrijven.

Bij geïnterviewde 5 werd veel gepraat vroeger. Ook werd er ’s avonds veel voorgelezen. Haar ouders konden goed lezen en schrijven en waren erg actief bezig met de taalvaardigheidsontwikkeling van hun kinderen. Geïnterviewde 5 vindt het belangrijk dat ouders met kinderen praten, omdat ze dat als middel ziet om sociale contacten te onderhouden. Ze wil graag weten wat er in het leven van haar kind gebeurt en daarom praat ze veel met haar kind. Ze twijfelt over de stelling dat voorlezen belangrijk is voor kinderen. Ze denkt dat dit per kind verschilt en dat het eraan ligt of het kind er behoefte aan heeft. Ze wilde wel zelf voorlezen aan haar kind, maar vond dit erg moeilijk en beschamend. Nu leest haar zoon haar voor. Ook twijfelt ze over de vraag of kinderen thuis al een beetje moeten leren lezen en schrijven. Ze geeft aan dat dat aan het niveau van de ouders ligt, omdat ouders hun kind ook iets verkeerd kan aanleren. Ze vindt echter dat ouders hun kinderen wel moeten stimuleren. Ze probeert haar kind zo goed mogelijk te helpen. Qua materialen vindt ze dat ouders leesboekjes op niveau moeten hebben en dat kinderen schrijfboekjes moeten hebben waarin ze letters kunnen natekenen. Ouders hebben ook invloed op de geletterdheidsontwikkeling, volgens geïnterviewde 5. Ze vindt zichzelf deels wel deels niet belangrijk. Ze kan hem niet altijd begeleiden, maar probeert het wel. Ook vraagt ze hulp van de school. Haar zoon heeft een bibliotheekabonnement en ze praat met haar zoon over de boeken die hij leest.

Geïnterviewde 6 praatte vroeger ook veel met haar ouders, maar er werd niet voorgelezen. Haar ouders vonden het belangrijk dat zij haar huiswerk maakte en daar werd ze ook mee geholpen. Haar ouders vonden echter dat het lezen en schrijven op school geleerd moest worden. Geïnterviewde 6 vindt het belangrijk dat ouders met hun kinderen praten, omdat zij hierdoor de geletterdheid ontwikkelen. Kinderen moeten volgens haar woorden en zinnen horen, zodat zij deze leren begrijpen. Om deze reden praatte zij ook veel met haar kinderen. Daarnaast was ze geïnteresseerd in hun leven en wilde ze alles van hen weten. Ook vindt ze voorlezen heel belangrijk en deed dit ook veel. Kinderen leren volgens haar hierdoor luisteren, nieuwe woorden en zinsopbouw. Ze denkt echter wel dat je niet te lang moet voorlezen, omdat de concentratie dan weggaat. Ze had weinig moeite met voorlezen. Ouders zouden ook moeten helpen met leren lezen en schrijven volgens haar, omdat ouders verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van hun kind. Ze gaat er vanuit dat elke ouder dat wil en belangrijk vindt. Ze wil zelf niet dat haar kind achter gaat lopen in de geletterdheidsontwikkeling. Zij vindt zichzelf belangrijk in de lees- en schrijfontwikkeling van haar kind; ouders zijn volgens haar altijd belangrijk. Geïnterviewde 6 vindt het belangrijk dat kinderen spelenderwijs leren, bijvoorbeeld aan de hand van locoboekjes. Hiermee kunnen ze letters en cijfers oefenen, aldus geïnterviewde 6. Ze is sceptisch over de vraag of ouders invloed hebben. Dat ligt volgens haar vooral aan het kind, of deze kan meekomen met de rest van zijn klas. Ze hield nauw contact met de school om de ontwikkeling van haar kinderen in de gaten te houden. Daarbij vroeg ze aan de docent wat zij kon betekenen voor haar kinderen.

35

Geïnterviewde 7 geeft aan dat er bij haar thuis vroeger veel gepraat werd. Er werd niet gelezen en geschreven, omdat haar moeder dit niet kon. Ze heeft dan ook weinig gehad aan haar ouders. Geïnterviewde 7 vindt het zelf belangrijk dat ouders met kinderen praten. Voornamelijk omdat ouders moeten weten wat er in het leven van het kind speelt. Om deze reden praat zij veel met haar kind. Ze weet niet goed of voorlezen belangrijk is voor kinderen, maar ze denkt van wel. Vooral als kinderen klein zijn, is het waardevol, omdat de kinderen woorden horen en ze gestimuleerd worden zelf te lezen. Nu haar zoon acht is, vindt ze het niet meer nodig, omdat hij zelf kan lezen. Ze geeft aan dat ze voorlezen moeilijk vond. Geïnterviewde 7 vindt het belangrijk dat haar kind thuis al een beetje leert lezen en schrijven, omdat hij zich anders niet kan redden. Haar kind moet later bijvoorbeeld sollicitatiebrieven kunnen schrijven of een briefje achter kunnen laten voor haar. Qua materialen zouden ouders schriften, boeken en een computer in huis moeten hebben, volgens geïnterviewde 7. Op de computer zouden ze kunnen oefenen met taalprogramma’s en websites. Geïnterviewde 7 denkt wel dat ouders invloed hebben als ze de moeite nemen om hun kind te stimuleren. Ze besteedt er zelf weinig aandacht aan en vindt zichzelf niet belangrijk in de leesontwikkeling van haar kind, wel in de schrijfontwikkeling. Ze probeert te helpen waar ze kan en anders zoekt ze hulp bij anderen. Ze geeft later echter aan dat ze geen tijd heeft om met haar zoon te lezen of te schrijven, want ze is aan het werk.

36

In document “MIJN KIND KAN BETER LEZEN DAN IK” (pagina 37-41)