• No results found

Visie op en aanpak van sekten in het buitenland

In document Het warme baden de koude douche (pagina 48-53)

1. Inleiding

3.5 Visie op en aanpak van sekten in het buitenland

De situatie in Nederland wat betreft het instrumentarium voor recht en zorg kenmerkt zich tot op heden door het primaat van vrijheid van godsdienst, een terughoudende overheid en de toepasbaarheid van vigerende regelgeving op nieuwe religieuze bewegingen. In hoeverre dat instrumentarium anno 2013 nog als toereikend wordt ervaren, is onderwerp van hoofd-stuk 6. In deze paragraaf wordt op basis van beschikbare publicaties een kort overzicht gegeven van wat de visie is op en aanpak van sekten in een aantal Europese landen. Deze aanpak blijkt erg divers te zijn.

De verschillen in benadering van sekten in Europa hebben te maken met specifieke, his-torische ontwikkelingen, zo blijkt uit de situatie in België. In 1994 pleegden drieënvijftig leden van de Orde van de Zonnetempel zelfmoord in Zwitserland. Dit gebeurde onder lei-ding van de Belg Luc Jouret (De Volkskrant, 1996; Denaux, 2002; Introvigne & Mayer, 2001). Een jaar na het onderzoeksrapport uit 1996 (Dusquesne & Willems, 1997) komt er in België een informatie- en kenniscentrum tot stand betreffende schadelijke, sektarische organisaties. De overheid geeft het centrum niet de opdracht om het fenomeen te bestrij-den, maar om het te bestuderen en te analyseren. Het centrum kan tevens advies geven aan autoriteiten. Sinds 2011 is daarnaast een wet van kracht die kwetsbare personen moet beschermen.7 Hierop zouden in theorie ook sekteleden een beroep kunnen doen.

In België zijn er diverse belangengroepen (IACSSO, 2011). De in 1975 opgerichte Belgische Vereniging ter Verdediging van Persoon en Gezin (V.V.P.G.) bestaat nog steeds en in 1999 is de Steun- en Adviesgroep Sekten (S.A.S.) opgericht. Deze vereniging bestaat voornamelijk uit ex-sekteleden. Het doel van S.A.S. is drieledig. Allereerst bestudeert zij autoritaire groepen die bestempeld zijn als een sektarische beweging. Daarnaast verstrekt ze hulp, informatie en advies aan slachtoffers van sektarische bewegingen, familieleden van sekteleden, studenten en media. Tot slot geeft de vereniging voorlichting omtrent deze groeperingen (SAS, 2012).

In Frankrijk wordt in 1983 het eerste parlementaire onderzoek naar sekten gestart (Vivien, 1983). Verschillende gebeurtenissen rondom sekten in binnen- en buitenland vormen de aanleiding voor dit onderzoek. Het doel van het onderzoek is om met een voorstel van maatregelen te komen, die het recht op vrije vereniging in sekten garanderen, maar tegelij-kertijd de fundamentele vrijheden van het individu waarborgen. Vivien (1983) concludeert in het onderzoeksrapport dat er behoefte is aan meer voorlichting over sekten, bijvoorbeeld op scholen. Daarnaast pleit hij er ook voor de sociale wetgeving aan te passen, zodat sekte-leden makkelijker uit een sekte kunnen stappen als ze bijvoorbeeld financieel zijn uitgebuit. Ruim tien jaar later wordt er een nieuwe onderzoekscommissie aangesteld om het rapport-Vivien te actualiseren.

De algemene conclusie van dit geüpdatete rapport is dat “het sekteverschijnsel de jongste tien jaar een gevaarlijke uitbreiding gekend heeft” (Dusquesne & Willems, 1997). In het onder-zoeksrapport worden voorstellen gedaan om een informatiecentrum op te zetten en om de kennis te verspreiden onder een groter publiek, waaronder ook scholen. Daarnaast wordt voorgesteld om een publieke informatiecampagne op te zetten teneinde mensen die in hun werkveld met sekteproblematiek te maken hebben gericht te trainen. Naar aanleiding van het parlementaire onderzoek is in 1996 door de overheid een informatiecentrum (‘l’ Observatoire Interministériel sur les sectes’) opgezet, dat in 1998 van naam verandert in MILS (‘Mission Interministérielle de Luttecontre les Sectes’) (Fautre, 2002; IACSSO, 2011). De naam verandert in 2003 in MIVILUDES (‘Mission Interministérielle de Vigilance et de Lutte contre les Dérives Sectaires’).8 De belangrijkste reden voor de naamsverandering is dat het centrum zich richt op de misstanden die zich binnen een sekte af kunnen spelen. Dit orgaan heeft de opdracht gekregen om sektarisch extremisme te bestrijden.

Daarnaast is de Franse wet aangepast. Sekten zijn onderworpen aan de Franse wet en straf-baar gesteld. Dat geldt ook voor ‘geestelijke destabilisatie’ waar sekteleden een beroep op kunnen doen (Tweede Kamerstukken, 2010-2011b; Wright, 2002). Het verbod op gees-telijke destabilisatie staat ook wel bekend als de Picard-wet. Ondanks dat de wet is aan-genomen, zou hij volgens verschillende auteurs (Dericquebourg, 2003; Introvigne, 2001; Wright, 2002) de vrijheid van godsdienst schaden. Van geestelijke destabilisatie is sprake als iemand onder herhaalde, zware druk anders gaat oordelen, waardoor hij/zij zichzelf door

zijn daden of niet-handelen ernstige schade toebrengt. Frankrijk is het eerste Europese land dat zo ver gaat met specifieke wetgeving gericht op sekten (Ferrari, 2006).

Kort gezegd, houdt de Picard-wet het volgende in. Een organisatie kan ontbonden wor-den wanneer de activiteiten hiervan mentale of fysieke afhankelijkheid als effect of doel hebben, of mensenrechten en vrijheden schenden. Daarnaast kan een organisatie worden ontbonden in gevallen waar de organisatie of haar leiders reeds zijn veroordeeld voor ver-schillende misdaden. De gedwongen ontbinding van de organisatie geldt dan voor vijf jaar en na een tweede schending van deze wet kan de organisatie volledig verboden worden. In artikel 10 en 11 van deze wet wordt ‘mentale manipulatie’ als een misdaad gedefinieerd waar een boete op staat van maximaal € 500.000 en een gevangenisstraf van vijf jaar. Over de werking en effectiviteit van de Picard-wet bestaat onduidelijkheid. In het laatste jaarrapport van MIVILUDES wordt erover gesproken dat de Picard-wet nu tien jaar van kracht is. Er is geen concrete documentatie voorhanden over de precieze werking en effec-tiviteit van de wet.

Uit de literatuur en documentanalyse blijkt dat er verschillende cijfers over veroordelingen worden gepresenteerd. Zo stelt de Coninck (2012) dat er jaarlijks zes à zeven personen wor-den veroordeeld voor sektarische misdrijven.9

Frederic, een van de opstellers van eenzelfde wet in België, stelt in 2011 dat er ‘sedert de inwerkingtreding van de wet Picard iets minder dan tien sekten konden worden veroor-deeld’.10 Daarnaast zou de wet het mogelijk hebben gemaakt dat er kan worden opgetre-den in een honderdtal gevallen waarbij misbruik wordt gemaakt van de kwetsbaarheid van ouderen. Volgens Maryvonne Caillibotte van het Franse Ministerie van Justitie zijn er 35 uitspraken geweest op basis van de wet Picard. Daarnaast zijn er op dit moment ongeveer 100 zaken in vooronderzoek of worden deze behandeld door de rechters.11 Het is niet dui-delijk of deze veroordelingen en onderzoeken gericht zijn op kwetsbaarheid van ouderen of specifiek op sekten.12

Wanneer er over het succes van de wet in relatie tot de aanpak van sekten wordt gespro-ken, valt op dat telkens een uitspraak van de rechtbank van Nantes aangehaald wordt. De rechtbank van Nantes heeft eind 2004 een leider van een sekte veroordeeld voor een voor-waardelijke gevangenisstraf van drie jaar met een proefperiode van vijf jaar. Hij is vervolgd voor het misbruik maken van de kwetsbaarheid van vier volgelingen door middel van psy-chologische technieken en uitoefening van zware en herhaaldelijke druk, hetgeen ernstige beschadiging van deze personen tot gevolg heeft gehad. Eén van de volgelingen heeft zelf-moord gepleegd en anderen hebben een zelfzelf-moordpoging ondernomen. Ook is Scientology al enkele keren veroordeeld wegens het onder druk zetten van nieuwkomers om grote som-men geld te betalen, fraude en oplichting. Het Franse Hof heeft Scientology niet tot verbo-den organisatie verklaard.

Ook in Frankrijk hebben familieleden van sekteleden zich verenigd in een organisatie voor de verdediging van gezin en individuen (Association pour la Défense de la Famille et de l’Individu, ADFI). Deze organisatie richt zich voornamelijk op informatieverstrekking en daarnaast biedt ze hulp aan ex-sekteleden en familieleden van sekteleden.

De conclusie van de Duitse parlementaire commissie is dat religieuze organisaties zich schuldig kunnen maken aan psychische manipulatie, financiële uitbuiting en de democra-tische rechtsorde in gevaar kunnen brengen (Der Enquete-Kommission, 1998). Ondanks deze conclusies heeft de Duitse regering geen specifieke wetgeving voor sekten of psycho-therapeutische groeperingen ontwikkeld. Bestaande wetgeving biedt voldoende waarborgen om eventuele wetsovertreders aan te pakken. In feite komt het Duitse standpunt overeen met het standpunt uit het Nederlandse onderzoeksrapport uit 1984. Wel is er naar aanlei-ding van het rapport een strengere monitoring van religieuze organisaties ontstaan, onder andere door de fiscale en onderwijsautoriteiten. In Duitsland zijn er verschillende tiepunten zoals de Beratungs- und Informationsstelle in Nordrhein-Westfalen.Dit informa-tiepunt beantwoordt algemene vragen, biedt voorlichting aan scholen, artsen, leerkrachten, (jeugd)zorg en politie en helpt individuen bij onderzoek naar specifieke groeperingen. In het onderzoeksrapport uit het Verenigd Koninkrijk wordt geconcludeerd dat het niet mogelijk is om sektarische bewegingen te verbieden in verband met wetgeving rondom de vrijheid van godsdienst en vereniging (Foster, 1971). Sinds dit rapport heeft de Britse overheid meermaals het thema sekten op de politieke agenda gezet. Zij ziet echter in de ontwikkeling van nieuwe religieuze bewegingen geen aanleiding om nieuw onderzoek te doen of een algemeen beleid rondom deze bewegingen te ontwikkelen (Ferrari, 2006). De rechtspraak staat weliswaar neutraal ten opzichte van religie, maar kijkt wel naar de prak-tische gevolgen van het lid zijn van een beweging. Een voorbeeld is een voogdijkwestie waar meestal de kinderen aan de moeder worden toegewezen. In een geval waarbij de moe-der bij de Jehovah’s getuigen zit, zijn de kinmoe-deren aan de vamoe-der toegewezen. Dit was niet zozeer omdat zij Jehova’s getuige is, maar omdat zij de vrijheden van haar kinderen vanuit haar geloof kan beperken (Bradney, 1999). Hoewel de overheid weinig reden ziet om actie rondom het sektevraagstuk te ondernemen, wordt in 1988 een onafhankelijk informatie-punt voor religieuze bewegingen opgericht, genaamd INFORM (Information Network of Religious Movements). Dit informatiecentrum is opgericht door professor Eileen Barker, een prominent wetenschapper in het sektedebat, en het wordt gesubsidieerd door de Britse overheid en reguliere kerken. Het hoofddoel is om mensen te informeren over alternatieve, religieuze, spirituele en geheime bewegingen (Barker, 1984; 1989; IACSSO, 2011).

In 1984 wordt een rapport over nieuwe religieuze bewegingen in Europa gepresenteerd aan de Raad van Europa. Het rapport spreekt van een explosieve groei van nieuwe reli-gieuze bewegingen en vindt educatie (en niet wetgeving) de manier om nieuwe relireli-gieuze

bewegingen aan te pakken. In 1992 volgt een tweede rapport over nieuwe religieuze bewe-gingen. Het rapport wordt opgesteld omdat de Raad van Europa zich zorgen maakt over bepaalde problemen met betrekking tot bepaalde nieuwe religieuze bewegingen. De Raad van Europa concludeert op basis van dit onderzoek dat regelgeving specifiek gericht op sek-ten onwenselijk is. Dit omdat deze wetgeving zal conflicteren met het recht van de vrijheid op gedachte, geweten en godsdienst (artikel 9 van de Europese conventie voor de rechten van de mens). Artikel 9 stelt dat ieder mens de vrijheid moet hebben om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede in vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen in erediensten, onderwijs en praktische toepassing ervan. De godsdienst-vrijheid kan aan geen andere beperking worden onderworpen dan die bij de wet voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de openbare veiligheid, bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (Council of Europe, 1999).

Daarnaast kan een dergelijke wetgeving de traditionele religies beschadigen (Ferrari, 2006). Zowel de benaming van sektarische bewegingen, als de strikte focus op sektarische bewegingen is in strijd met de “Internationale convenant van civiele en politieke rechten” en de “Verklaring van de eliminatie van alle vormen van intolerantie en discriminatie van religie of geloof ” (Fautre, 2002).13

Toch heeft de Raad van Europa naar aanleiding van het Europese rapport een aantal aan-bevelingen aan de regeringen van de lidstaten gedaan om (misstanden rondom) nieuwe religieuze bewegingen beter te kunnen monitoren. De eerste is het opzetten of ondersteu-nen van onafhankelijke, nationale of regionale informatiecentra, die zich richten op het onderzoeken van groepen van religieuze, esoterische of spirituele aard. Daarnaast is de aanbeveling om algemene informatie over de geschiedenis en filosofie van de belangrijkste religieuze stromingen in het lespakket van scholen op te nemen. Bovendien kunnen de normale procedures van strafrecht en burgerlijk recht gebruikt worden tegen illegale prak-tijken van religieuze, esoterische of spirituele groepen. Streng toezicht op de schoolplicht van kinderen en direct ingrijpen in het geval van niet-naleving is van groot belang. Niet alle aanbevelingen richten zich echter op de misstanden binnen nieuwe religieuze bewegingen. Zo wordt ook geadviseerd religieuze groeperingen met respect te benaderen en discrimi-nerende of marginaliserende acties tegen religieuze of spirituele minderheidsgroepen hard aan te pakken (Council of Europe, 1999).

In 1994 is FECRIS (Fédération Européenne des Centres de Recherche et d’Information sur le Sectarisme / European Federation of Centres of Research and Information on Sectarianism) opgericht. Dit is een Franse non-profit organisatie die een overkoepelend orgaan vormt voor alle Europese groeperingen die sektarische bewegingen bestuderen. FECRIS heeft 36 leden uit 24 verschillende landen. De doelstellingen van FECRIS zijn om organisaties die zich bezighouden met sekten, waarvan de praktijken in strijd zijn met mensenrech-ten, te adviseren en te informeren. Ten tweede vertegenwoordigt FECRIS de aangesloten

verenigingen in hun contacten met de Europese instellingen. Ten derde waarschuwt zij overheden en internationale instellingen in het geval van strafbare activiteiten en helpt zij bij de formulering van juridische stappen tegen sekten. FECRIS voert tevens, samen met haar leden, onderzoek uit naar sektarische bewegingen.

Resumé

De aanpak van sekten in Europese landen blijkt zeer divers. In België en Frankrijk is naar aanleiding van diverse onderzoeken specifieke wetgeving gericht op sekten of sektarische praktijken ingevoerd. In België is sinds 2011 een wet van kracht die kwetsbare personen moet beschermen. Op grond van de Franse Picard-wet kunnen organisaties die geestelijke destabilisatie als doel hebben of mensenrechten en vrijheden schenden, worden ontbon-den. In de praktijk blijkt hier weinig van terecht te komen. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk en binnen de Raad van Europa is de mening dat misstanden binnen nieuwe religieuze bewegingen plaatsvinden. De bestaande wetgeving biedt echter voldoende waar-borgen om dit te kunnen aanpakken. De motivatie achter dit besluit is de vrijheid van gedachte, godsdienst en vereniging. De Raad van Europa heeft wel aanbevelingen aan lid-staten gegeven hoe het sektefenomeen beter kan worden gemonitord en hoe respectvol met religieuze groeperingen moet worden omgegaan. Hoewel de wetgeving dus verschilt, is in genoemde landen een informatie- of onderzoekscentrum gericht op religieuze bewegingen of (misstanden in) sekten opgericht. Deze centra geven voorlichting, bestuderen sektarische bewegingen in het land en bieden hulp aan (ex-)sekteleden en familieleden van sekteleden.

In document Het warme baden de koude douche (pagina 48-53)