• No results found

Betrokkenen over zorg en hulp

In document Het warme baden de koude douche (pagina 128-132)

6. Instrumentarium voor recht en zorg

6.3 Betrokkenen over zorg en hulp

In de interviews met de (ex-)leden en familieleden is tevens ingegaan op de vraag of zij gezocht hebben naar zorg en hulp voor de problemen die zij ondervonden. Uit met name de interviews met voormalige leden en familie komen de volgende hoofdelementen terug waar het gaat om hulp en zorg:

1. Het onderwerp sekte is bij instanties onbekend;

2. Er is onvoldoende goede informatie over sekten te vinden;

3. Men zoekt geen of laat hulp in verband met schaamtegevoelens of omdat men de hulpverlening niet vertrouwt;

4. Het schort aan deskundigheid bij de hulpverlening;

5. Een enkeling kampt nog met problemen, de rest niet/nauwelijks meer 6. Over het nut van lotgenotengroepen wordt verschillend gedacht.

Voornoemde punten worden hieronder nader toegelicht aan de hand van het interview- materiaal.

De familieleden die zich grote zorgen maken over hun dierbare praten erover met vrienden en familie en schakelen soms een advocaat in. Ook nemen zij contact op met het Belgische IASCCO of SAS, schrijven ze politici aan en bezoeken ze maatschappelijk werk of een exit counselor. De familieleden kunnen de toestand waarin hun dierbare zit niet plaatsen, zeker niet in het begin. Ze zijn naarstig op zoek naar informatie over de beweging om het voor hun onbegrijpelijke gedrag van hun dierbare te verklaren. Ze leggen hele dossiers aan met ‘bewijsmateriaal’ en proberen daarmee bijvoorbeeld de politie te overtuigen, zonder veel resultaat (zie paragraaf 6.1). Uit de interviews met de familieleden spreekt een grote wanhoop, want ze krijgen naar hun mening nergens voet aan de grond. Een van hen zegt: “Ik ben bij de huisarts en maatschappelijk werk geweest enheb met vrienden, kennissen gesproken. Ze halen de schouders op, ze weten geen raad en zeggen: leg je er maar bij neer”. De familieleden zijn opgelucht als ze horen dat er een onderzoek loopt naar de misstanden in sekten. Naar hun mening leeft het onderwerp niet bij instanties en is het onderzoek een aanleiding om daarvoor aandacht te vragen.

Verschillende ex-leden merken op dat het besef in een sekte te hebben gezeten pas later is gekomen, enige tijd nadat zij de beweging hebben verlaten. Zij zijn volgens hun eigen zeg-gen door de sekte geestelijk zo gemanipuleerd en geïndoctrineerd dat zij in feite niet goed meer weten wie ze zelf zijn en hoe zij over zichzelf moeten denken. Ze missen een objectie-ve informatiebron. “Toen ik daar wegging, dacht ik dat het nooit meer goed zou komen met me. Ik had op dat moment behoefte aan een neutrale toetssteen om mezelf te beoordelen.” Tegelijkertijd kunnen ze de beweging waarin zij soms jarenlang hebben gezeten moeilijk neutraal bekij-ken en beoordelen. De meeste respondenten gaan zelf op zoek naar informatie, in eerste instantie voornamelijk op het internet. Ze vinden kenmerken van sekten en dan vallen voor de voormalige leden de puzzelstukken op hun plaats: ze hebben in een sekte gezeten. Dat besef, of beter gezegd dat etiket, komt pas achteraf. “In het begin, en het duurt lang, durf je het amper te benoemen en erkennen als sekte. Heel lang heb je het over een groep. Later komt pas het label sekte, en zelfs dan ben je daar heel terughoudend in”, zo zegt een van de respondenten. Een gemis volgens betrokkenen is een objectieve informatievoorziening vanuit de overheid over wat sekten zijn. Een goede, neutrale informatievoorziening zou ook anderen kunnen

helpen. Hierbij wordt onder meer voorlichting op scholen genoemd, maar ook internet-informatie over wat sekten zijn en wat er in sekten gebeurt. Inmiddels (eind 2012) is het meldpunt Sektesignaal opgericht dat in deze behoefte moet voorzien.16

Het gemeenschappelijke element in de interviews is dat de ex-leden niet meteen hulp zoeken bij bijvoorbeeld een maatschappelijk werker of psycholoog. Nadat zij zich door de omgeving of informatie op bijvoorbeeld het internet bewust zijn geworden dat zij in een sekte hebben gezeten, volgt de fase van de schaamte. Schaamte omdat zij – als mensen met een gezond verstand – het zover hebben laten komen. “Mensen vinden mij stom dat mij dit is overkomen. Ik ben een normale man met een goed stel hersens. Dit was voor mij een drempel om hulp te zoeken”, zo vertelt een voormalig lid. Naast gevoelens van schaamte kan ook angst een rol spelen bij het niet meteen hulp gaan zoeken. Enkele ex-leden hebben te maken gehad met represailles door de sekte vanaf het moment dat zij de sekte hebben verlaten, waaronder hinderlijk volgen, bedreiging en rechtszaken die worden aangespannen wegens smaad. Een aantal ex-sekteleden stelt dat de angst voor de sekte waarschijnlijk niet reëel is, maar dat zij er in emotioneel opzicht wel mee kampen. “Er is sprake van een paranoïde wan-trouwen bij uittreders”, aldus een respondent.

Een andere reden om niet meteen hulp te zoeken, is dat de ex-leden in de sekte hebben geleerd om buitenstaanders, waaronder hulpverleners, niet te vertrouwen. Dat wordt gezien als verraad aan de beweging. Het hulp zoeken impliceert ook dat de ex-leden over het ver-mogen beschikken om eigenstandig die beslissing te nemen. En daaraan ontbreekt het vol-gens sommige ex-leden. Met name geldt dit voor degenen die jarenlang in een sekte hebben gezeten. Later kunnen zij wel hulp zoeken. Daarbij is het belangrijk dat mensen “weer leren om zelf na te denken”. Een van de ex-leden wil juist om die reden naar buiten treden en hulp zoeken, want anders zou zij toegeven aan de manipulaties van de sekte. Deze respondent denkt dat degenen die naar buiten treden met hun sekte-ervaringen en hulp zoeken het “topje van de ijsberg” zijn. De meesten durven dat naar haar mening niet.

Verder is het voor ex-leden en familieleden niet altijd inzichtelijk waar ze naartoe kunnen met hun meldingen of problemen wanneer ze zelf op zoek gaan naar hulpverlening. Ze zien de politie niet als de eerste instantie voor een hulpvraag en bij de reguliere hulpverlening weten zij niet bij welke instantie zij moeten zijn.

Een klein aantal respondenten heeft na het verlaten van de sekte geen hulp gezocht. Deels heeft dat met voornoemde drempels te maken en deels ook met het feit dat zij verder met hun leven willen. Zij willen niet herinnerd worden aan die, wat zij noemen, “verloren tijd” en vooral dingen doen die ze niet mochten in de sekte (bijvoorbeeld haar verven). De mees-te ex-leden hebben wel hulpverlening gezocht nadat zij de sekmees-te hebben verlamees-ten. Een hulp-verleningstraject begint voor verschillende ex-leden met een bezoek aan de huisarts – in verband met lichamelijke klachten – die hen vervolgens doorverwijst naar een professionele hulpverlener. Dat kan maatschappelijk werk zijn of een psycholoog. Over het algemeen zijn

de ervaringen met professionele hulpverleners niet positief, in de zin dat de hulpverlener “het niet begrijpt” en problemen “niet serieus neemt”. Enkele ex-leden noemen hier de soms erg jonge hulpverleners met weinig (levens)ervaring die al gauw terugvallen op een wat schoolse bejegening en benadering. “Ik moest bij de psycholoog zelf mijn probleem en hulpvraag formuleren. En als er iets is wat ik niet meer kon, was het wel zelf nadenken; ze zien niet dat ik jarenlang ben gehersenspoeld”, zo vertelt een van de respondenten.

Ook al is de eerste ervaring met de professionele hulpverlening vaak niet positief, toch geven de respondenten aan dat ze het wel als prettig hebben ervaren om hun verhaal te vertellen. De voormalige sekteleden blijven zoeken naar een professionele hulpverlener die hen wel begrijpt en kan helpen, wat soms na lange tijd ook lukt. “Ik heb nu, vier psychologen en zeven jaar later, eindelijk een goede hulpverlener die me begrijpt.” Wat een goede hulpver-lener is, is voor ieder ex-lid anders. In de interviews is bijvoorbeeld een aantal malen een haptonoom genoemd, maar ook een psychotherapeut die jarenlange ervaring heeft in de behandeling van ex-sekteleden. Enkele voormalige sekteleden zeggen dat zij in hun zoek-tocht naar de juiste hulpverlener ook weer terecht zijn gekomen in groepen die sektarische trekken vertonen. “Van de regen in de drup”, aldus een van de respondenten.

Aan de respondenten is gevraagd of een hulpverlener kennis moet hebben van hoe het er in een sekte aan toegaat. Over het algemeen wordt dat bevestigd: “Ik heb het hele hulpver-leningscircuit gehad. Aan eerste- en tweedelijnshulpverleners heb je niet zoveel. Je hebt iemand nodig die de situatie begrijpt en weet wat het geloof voor mensen kan betekenen”. Dat hoeven in de optiek van de respondenten geen professionele hulpverleners te zijn, maar kunnen ook autodidacten zijn. “Als de mensen het maar snappen en enige kennis hebben van de materie”. Iemand anders drukt het als volgt uit: “Ze (de hulpverleners) moeten zich realiseren dat ze met iemand van een andere planeet te maken hebben”. In de interviews is duidelijk geworden dat de keuze voor een bepaalde hulpverlener erg persoonlijk is, er moet een klik zijn. Alle respon-denten zijn van mening dat er dringend behoefte is aan een overzicht van gekwalificeerde hulpverleners in Nederland. Zij kunnen ingeschakeld worden in verband met de problemen die mensen ervaren als ze een sekte hebben verlaten. Het zelf moeten uitzoeken, is een groot een obstakel, vinden ze. Het gevaar is dat de ex-leden in hun zoektocht in handen vallen van therapeuten met dezelfde sektarische trekken als de beweging waaruit de men-sen zijn gestapt. Verschillende ex-leden hebben zoals gezegd die ervaring.

De meeste geïnterviewde respondenten hebben inmiddels hun leven weer – redelijk – op de rails, soms na jarenlange hulpverlening. Een aantal respondenten kampt naar eigen zeggen echter nog steeds met psychische problemen, onder andere posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) en depressie. Daarnaast raakt een groot deel van de respondenten (nog steeds) geëmotioneerd (zowel boos als verdrietig) wanneer zij over hun tijd in de sekte spreken. Dit vanwege spijtgevoelens, gevoel van misbruik of ongeloof over hun eigen handelen.

Over het nut van lotgenotengroepen, dat ook in de interviews aan de orde is gekomen, wordt verschillend gedacht. Er zijn voormalige sekteleden die er veel baat bij hebben gehad om over hun (sekte)problemen te praten met mensen die een vergelijkbare ervaring heb-ben gehad. Dat ervaren de ex-leden, maar zeker ook enkele familieleden, als positief. Anderen daarentegen zien weinig in het bezoeken van lotgenotenbijeenkomsten, omdat zij niet geconfronteerd willen worden met de verhalen van anderen. Zij hebben genoeg aan zichzelf.

Resumé

De geïnterviewden zijn verheugd te horen dat er een onderzoek naar de problematiek rond sekten loopt, want dat betekent in hun optiek dat er eindelijk aandacht is voor de problemen waarmee zij of hun familie worstelen. De uitgetreden leden zoeken niet altijd hulp omdat zij zich schamen, instanties wantrouwen of het gewoon willen vergeten. Degenen die hulp zoeken bij bijvoorbeeld een maatschappelijk werk of psycholoog merken dat hun problemen niet altijd serieus worden genomen of erkend. Zij missen deskundigheid en affiniteit bij de hulpverleners en ondernemen soms een lange zoektocht alvorens zij een hulpverlener tref-fen met wie zij wel een klik hebben. Desondanks heeft nog een enkel voormalig sektelid naar eigen zeggen psychische problemen.

In document Het warme baden de koude douche (pagina 128-132)