• No results found

Visie op het beroep ergotherapie

De ergotherapeut als adviseur kenmerkt zich doordat hij/zij geen therapeutische relatie aangaat met de cliënt. De adviseur werkt in eerste instantie voor een opdrachtgever en brengt een advies uit. Op deze manier is ook het indicatieprofiel tot stand gekomen. In overleg met de opdrachtgever zijn eisen en wensen kenbaar gemaakt, die opgenomen zijn in het indicatieprofiel en waarin een advies voor implementatie is opgenomen.

De tendens binnen de gezondheidszorg is momenteel dat er weinig toename van formatieplaatsen voor ergotherapie behandelaars is. Er moet eerder formatie ingeleverd moet worden. Als gevolg hiervan is er binnen het uit oefenen van het beroep een

verschuiving waarneembaar. Men gaat op zoek naar andere mogelijkheden, onder andere door te extramuraliseren, de zogenaamde eerstelijns praktijken. Ook kunnen de

mogelijkheden liggen op het terrein van adviseren door in te spelen op nieuwe vragen in de markt en met een goed product te komen. Het is belangrijk om jezelf te presenteren en te profileren.

In de komende tijd zal er de nadruk gelegd gaan worden op Evidence Based Practice (EBP) (Sackett et al., 2000). Door de stijgende kosten van de gezondheidszorg ontstaat er veel discussie over de doelmatigheid van paramedische zorg (Ostelo, 2006). Zorgverzekeraars en andere betalers willen onderbouwing voor de behandelingen die gegeven worden. Ook zal er minder geld komen voor de ergotherapieafdelingen in de gezondheidscentra, zoals

ziekenhuizen, verpleeghuizen en revalidatiecentra. Men moet gaan extramuraliseren.

Aangezien EBP in de toekomst een grote(re) rol zal gaan spelen, is het voor de

beroepsbeoefenaar niet meer mogelijk om van elke specifieke behandeling up to date

Indicatie binnen de ergotherapie

Elektronisch sleutelbeheer Thuiszorg Rotterdam

geïnformeerd kan zijn, zoals gespecialiseerd zijn in behandelingen van neurologische ziektebeelden en gespecialiseerd zijn in behandelingen, die op het orthopedische vlak liggen. Ergotherapeuten zullen zich specifiek moeten gaan scholen om behandelingen op een hoog niveau aan te kunnen bieden. Ditzelfde geldt ook voor de ergotherapeut adviseur.

Die zal zich ook moeten toeleggen op een bepaald gebied, waarin hij/zij zich specialiseert.

Men kan niet tegelijk alles weten van arbeidsreïntegratie en het (aan)passen van hulpmiddelen.

Werkplekken bij het CIZ zijn in opkomst onder ergotherapeuten. Ergotherapeuten zijn in staat om de gehele situatie te overzien en onderlinge relaties te benoemen, dit is denken volgens de systeemtheorie. Ergotherapeuten zijn er op gericht te kijken naar het systeem rondom de cliënt. Deze manier van denken past binnen het huidige paradigma, als

ergotherapeut moet er cliënt gericht gewerkt worden. Dat is wat ergotherapeuten belangrijk vinden.

Ergotherapeuten hebben de overtuiging dat beperkingen niet noodzakelijk een belemmering vormen voor een goede kwaliteit van leven (NVE, 1999). Vanuit dit standpunt wordt gekeken welke factoren een rol spelen om de kwaliteit van leven te verbeteren. Hierin kan de

therapeut een belangrijke rol spelen, door niet alleen te kijken naar het lichamelijk

welbevinden van de cliënt, maar ook door te kijken naar het emotionele welbevinden. Door deze twee te koppelen in de behandeling, aangezien ze invloed hebben op elkaar (NVE, 1999).

Als ergotherapeuten op werkplekken komen te werken, zoals het CIZ, is het niet vreemd wanneer zij ook opdrachten krijgen om een profiel op te stellen aan de hand waarvan geïndiceerd kan gaan worden. Dit zijn innovatieve opdrachten, die de beroepsgroep nieuwe kansen kunnen geven om zich waar te kunnen maken en opnieuw te laten zien wie ze zijn.

Namelijk: vernieuwend, daadkrachtig, breed inzetbaar en met een sterke wil.

Conclusie

Elektronisch sleutelbeheer Thuiszorg Rotterdam

6. Conclusie

Binnen dit project ben ik uitgegaan van de volgende probleemstelling:

Via welke observatiemethode kan er geobserveerd en in kaart gebracht worden welke handelingen de bewoner nodig heeft om de voordeur van zijn/haar woning te openen, zodat vanuit deze gegevens een indicatieprofiel ontwikkeld kan worden

voor het indicatieformulier.

Aan het begin van het project heb ik als eerste onderzocht welk model binnen de ergotherapie als basis kan dienen voor het indicatieprofiel.

Tijdens de literatuurstudie ben ik mij gaan richten op het MOHO. Het MOHO kijkt naar de mens en naar de omgeving, waarin de cliënt functioneert. Op basis van de literatuurstudie concludeer ik, dat het MOHO het enige model is binnen de ergotherapie, die de omgeving van de cliënt uitgebreid aan de orde stelt.

Het model van Reed & Sanderson is sterk op de cliënt als persoon gericht, het CMOP heeft dezelfde uitgangspunten.

Bij het MOHO is een breed scala van verschillende instrumenten ontwikkeld. Bij het gebruik van deze instrumenten wordt een goed inzicht verkregen over de manier van functioneren van de cliënt. Het MOHO is gericht op rollen en gewoonten, die de cliënt zich eigen heeft gemaakt. Daarom gaat het bij dit model niet alleen over de cliënt als individu, maar is zijn omgeving ook erg belangrijk.

Bij de AMPS als meetinstrument horen taken die gestandaardiseerd zijn.

Bij de ACIS zijn er geen gestandaardiseerde taken.

De manier hoe gescoord wordt bij de AMPS en de ACIS, via een 4-puntsscore schaal kan overgenomen worden in het te ontwikkelen indicatieformulier. Bij een 4-puntscore schaal is het eenvoudig om overzicht te houden. Er is geen neutraal midden. Dit is belangrijk voor het indicatieformulier, omdat bij een neutraal midden, er geen duidelijk beeld is hoe de cliënt functioneert. Daarnaast moeten de items makkelijk en snel te scoren zijn. Er is gekozen om geen openvragen vragen of ja/nee vragen te stellen aangezien dit meer tijd vraagt.

Doordat niet alle items van de AMPS en de ACIS opgenomen zijn in het indicatieprofiel doet de vraag zich voor of het dan nog op basis van de AMPS en de ACIS is gemaakt. Of moet dan de conclusie getrokken worden dat het willekeurige items zijn, die ook zonder AMPS en ACIS als basis, bedacht zijn. Deze gedachtegang ligt voor de hand, maar is niet juist. Door

gebruik te maken van deze instrumenten, die gebaseerd zijn op het MOHO, is een gedachtekader ontstaan.

Vanuit het MOHO wordt gekeken naar de omgeving, waarin de cliënt functioneert. Met behulp van dit indicatieprofiel is er naar gestreefd om duidelijk te krijgen op welke wijze iemand belemmert kan zijn om de deur te openen. Deze gedachtegang past binnen het MOHO. Er wordt namelijk niet alleen gekeken naar de handeling “deur openen”, maar vooral in wat voor omgeving de cliënt woont en leeft en wat de redenen zijn, waarom het niet

Conclusie

Elektronisch sleutelbeheer Thuiszorg Rotterdam

mogelijk is om de deur zelfstandig te openen. De items die opgenomen zijn in het indicatieprofiel sluiten aan bij het MOHO en daardoor ook bij de AMPS en de ACIS. Naar aanleiding hiervan kan gezegd worden, dat dit indicatieprofiel op basis is van het MOHO en ook op basis van de AMPS en ACIS. Er zijn duidelijke overeenstemmingen.

Discussie

Dit project heb ik individueel uitgevoerd. Hierdoor is het mogelijk, dat ik het onderwerp van één zijde heb bekeken. Door regelmatig feedback te vragen aan mijn afstudeerbegeleider heb ik geprobeerd dit te voorkomen.

Ik ben regelmatig met mijn afstudeerbegeleider en opdrachtgever in gesprek gegaan om nieuwe ideeën te krijgen en om de kwaliteit van de scriptie te verhogen.

Bij de uitvoering van het project heb ik ervoor gezorgd, dat het toepasbaar wordt in de praktijk. Het is nodig dat er verder onderzoek gedaan wordt hoe het indicatieformulier eruit moet komen te zien. Er moet in de toekomst onderzoek gedaan worden bij welke score de cliënt elektronisch sleutelbeheer toegekend krijgt. Verder moet er onderzocht worden wat de kosten zullen zijn van het indiceren. Ook moet duidelijk worden hoeveel geld beschikbaar is voor het implementeren van het systeem dat elektronisch sleutelbeheer mogelijk maakt.

Daarnaast moet gekeken worden op welk tijdstip en op welke wijze het indicatieformulier geïmplementeerd kan worden binnen Thuiszorg Rotterdam. In hoofdstuk vier doe ik hier aanbevelingen voor. In het vroege stadium, waarin het ontwikkelen van het indicatieformulier staat, is de kans groot dat deze aanbevelingen nog niet voldoende zullen zijn. Het is

belangrijk, dat in het vervolg traject gericht naar deze punten gekeken wordt.

Begrippenlijst

Elektronisch sleutelbeheer Thuiszorg Rotterdam

7. Begrippenlijst

ACIS Assessment of Communcation and Interaction Skills, instrument behorend bij het MOHO

AMPS Assessment of Motor and Process Skills, instrument behorend bij het MOHO

CIZ Centrum indicatiestelling zorg

CMOP Canadian Model of Occupational Performance, ergotherapie praktijkmodel

Elektronisch Sleutelbeheer De mogelijkheid om elektronisch deuren te openen

Holistisch kader Onderlinge samenhang is tussen mind, body en spirit, en deze elementen hebben invloed op elkaar

KAG Kenniskring Arbeid & Gezondheid

MOHO Model of Human Occupation, ergotherapie praktijk model, ontwikkeld door Gary Kielhofner

Model of Occupation Ergotherapie praktijk model door Reed & Sanderson Systeem Een verzameling elementen en hun onderlinge relaties

bijvoorbeeld: gezin, klas. De relaties maken een systeem tot meer dan een verzameling elementen.

Sleuteltijd De tijd die nodig is om de sleutel op de sleutelpost te halen en weer terug te brengen.

Literatuurlijst

Elektronisch sleutelbeheer Thuiszorg Rotterdam

8. Literatuurlijst

DNHW & CAOT. 1983. “Guidelines for the Client-Centred Practice of Occupational Therapy”.

Fischer A.G. 1999. Assessment of motor and process skills (3rd ed.). Ft. Collins, CO: Three Star Press.

Forsyth, k., Salamy, M., Simon, S., & Kielhofner, G. 1998. The assessment of Communication and Interaction Skills (version 4.0). Chicago: Department of Occupational Therapy, University of Illinois at Chigago.

Haglund, L., & Henriksson, C. 2003. “Concepts in occupational therapy in relation to the ICF”.

Occupational Therapy International. 10 (4): 253-268.

Hofhuis, H., Boer, M. de, Plas M., Ende E. van den. 2003 “Enkelvoudige extramurale ergotherapie, stand van zaken in 2002”, Utrecht: Nivel.

Kinébanian, 2006, A. 2006. Grondslagen van de Ergotherapie. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg.

Kielhofner, G. 1985. A model of Human occupation: The theory and application. Baltimore:

Williams & Wilkins.

Kielhofner, G. 1995. A Model of human occupation Theory and application. Baltimore:

Williams & Wilkins.

Kielhofner, G. 2002. A model of Human occupation: The theory and application. Baltimore:

Williams & Wilkins.

NVE. 1999. Beroepsprofiel Utrecht: Lemma

Ostelo, R.W.J.G., Nes, van F. 2006. “Evidence-based practice over barriers, richtlijnen en verworvenheden” Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie, 34 (4):178-180.

Reed, K., S. Sanderson. 1992.Concepts of Occuptional Therapy. Baltimore: Williams and Wilkins,

Sackett, D., Straus, W., Richardson, W., Rosenberg, R., Hayes, R. 2000. Evidence based medicine: how to practice and teach EBM. Edinburgh: Churchill Livingstone.

Spoormaker, R & R van der Veen. 2006. Eindrapport Sleutelbeheer. Rotterdam:

Hogeschool Rotterdam.

Literatuurlijst

Elektronisch sleutelbeheer Thuiszorg Rotterdam

Townsend, E., et al., Enabling occupation: an occupational therapy perspective. Ottawa, revised ed. ON: CAOT Publications ACE, 2002.

http://www.rivm.nl/who-fic/in/ICFwebuitgave.pdf, april 2007 http://www.domotica.nl/domotica.php, mei 2007

http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=indicatieprofiel, juni 2007

Bijlage

Elektronisch sleutelbeheer Thuiszorg Rotterdam

Bijlage

Bijlage 1 Scoreformulier AMPS

Bijlage 2 Indicatieprofiel

Bijlage 3 Projectvoorstel

Bijlage

Elektronisch sleutelbeheer Thuiszorg Rotterdam