• No results found

6.6.1 Verwerking van vlakken

6.6.1.1

6.6.1.2

Verweking algemeen

Voor de verwerking en opslag van vlakken en meetkundige punten gelden anderen eisen dan voor de verwerking en opslag van lijnelementen. In § 6.5 wordt gewezen op het feit dat er niet meer kan worden volstaan met het registreren van alleen de kanten van verharding. Weerszijden van een wegdeel zullen met elkaar verbonden moeten worden om zo een vlakobject te vormen. De lijnen die getekend worden tussen geregistreerde lijnelementen, om vlakobjecten te vormen, worden vlakafsluiters genoemd. Vlakafsluiters zijn virtuele lijnen en kunnen zodoende niet door de landmeter in het terrein herkend worden. Het creëren van vlakafsluiters zou daarom beter achter de computer gedaan kunnen worden in plaats van in het terrein. De volgende vraag kan gesteld worden:

Voldoet de huidige wijze van verwerking voor de BGT of moet dit proces veranderen?

Vlakken vervaardigen en attributen koppelen

Voor het vervaardigen van vlakken en het koppelen van attributen kan wellicht gebruik worden gemaakt van de applicatie Viaview. In § 6.2.6 wordt al gesproken over Viaview voor het koppelen van centroïdes in MicroStation aan attributen in Oracle. Het ging hierbij om de bestaande systemen van de diensten Wegbeheer en Groenbeheer. Binnen de gemeente is dus al kennis over deze wijze van het beheren van vlakken en attributen. Voor de BGT is het echter verplicht ook aanvullende data voor de meetkundige punten te archiveren. Een meetkundig punt komt qua geometrie overeen met een centroïde. Onderzocht moet worden of ook de meetkundige punten door middel van Viaview te koppelen zijn aan de verplichte metadata in een de Oracle Spatial Database. Voor levering aan de Landelijke Voorziening zou ook de geometrie van het vlak in Oracle opgeslagen moeten zijn. Hiervoor zou FME gebruikt kunnen worden. Met behulp van FME kan een MicroStation bestand geconverteerd worden naar een Oracle Spatial bestand. Dit is echter een complexe handeling. Voor de verwerking van de meetgegevens door de landmeter kost dit waarschijnlijk te veel tijd. Dit zou wellicht ’s nachts geautomatiseerd gedaan kunnen worden voor alle nieuw verwerkte registraties.

Een andere mogelijkheid voor het vervaardigen van vlakken is gebruik te maken van dgDialog. Dit programma wordt immers al gebruikt door Landmeten voor het converteren en vereffenen van nieuwe registraties. Tijdens het creëren van een vlak, worden alle meetpunten rondom de centroïde met elkaar verbonden tot zij een gesloten vlak vormen. Het vlak krijgt nu de attribuutwaarden die tijdens het registratieproces bij de centroïde zijn opgeslagen. dgDialog is ingericht voor Oracle Spatial. De gevormde vlakken en meetkundige punten worden hierin opgeslagen inclusief de vlakattributen en de metadata van de punten. Het is niet noodzakelijk de centroides zelf op te slaan, maar dit kan wel. Voor het verwerken van de meting wordt een geselecteerd gebied uit de database opgehaald (uitchecken).

Dit gebied wordt in de database geblokkeerd voor andere gebruikers. Hiermee wordt voorkomen dat er meerdere personen tegelijkertijd in een mutatiegebied werken en elkaars werk verstoren. In dit proces worden vlakken in de database omgezet naar lijnen en centroïdes. Dit wordt gedaan omdat het gemakkelijker is lijnen te bewerken dan vlakken. Door middel van de centroïdes blijven de

attribuutwaarden intact tijdens het bewerken van de lijnen. De centroïdes worden ook gebruikt voor het vormen van vlakken wanneer het bewerkte gebied weer wordt opgeslagen in de database (inchecken).50 Doordat dgDialog een beheerpakket is en geen tekenpakket voelt het bewerken van de lijnen ‘onnatuurlijk’ aan. dgDialog kent bijvoorbeeld niet de functionaliteit rubberbanding.51 Voor het bewerken van topografie zou het geselecteerde gebied ook naar MicroStation geëxporteerd kunnen worden. Bewerken van topografie hoeft niet uitsluitend in dgDialog te gebeuren. Onder andere de gemeenten Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Breda werken met dgDialog voor de verwerking en het beheer van hun objectgerichte bestanden. De praktijksituatie zou bijvoorbeeld bij de gemeente Den Haag afgekeken kunnen worden.

6.6.1.3 Attributen aanleveren

Een gemeentelijke dienst zoals wegbeheer, zou bij het melden van mutaties aan de afdeling Landmeten, gelijk ontwerptekeningen kunnen aanleveren. Hierop staan wegen verdeelt in wegvakken.

Deze vakken kunnen als referentie gelden voor het plaatsen van vlakafsluiters. Een andere mogelijkheid is dat de beheerder zelf deze vlakafsluiters in de BGT plaatst, al dan niet als voorlopige topografie totdat de landmeter de gegevens heeft gecontroleerd. Voor de dienst Groenbeheer kan eenzelfde proces gelden. De verschillende attribuutwaarden die een terreindeel met begroeiing kan hebben, zou de dienst Groenbeheer kunnen aanleveren. De landmeter voegt deze tijdens het verwerken van de registraties als attribuutwaarden toe. Ook Groenbeheer zou de gegevens zelf als voorlopige topografie in de BGT kunnen plaatsen. Zij het op dezelfde wijze als de dienst Wegbeheer.

Figuur 21; dgDialog Koppelvlak (bron: van der Lely (Bart). Presentatie: BGT in de keten van inwinning en beheer. Grondmij, p.

19).

6.6.1.4

Mutaties melden

De huidige verwerkingssoftware van de afdeling Landmeten is voorzien van een zogenaamd

‘koppelvlak’. Dit koppelvlak maakt een verbindingen mogelijk tussen gegevens met een verschillende structuur (zie figuur 21). Zo is er een koppeling mogelijk tussen de bij de gemeentelijke diensten gebruikte GIS applicatie en de verwerkingssoftware van de afdeling Landmeten. Hierdoor is precies dat mogelijk wat hierboven beschreven is. De mogelijkheid voor de beheerdiensten om, met de BGT als ondergrond, de uit te voeren werkzaamheden aan de hand van de ontwerptekeningen in de kaart te zetten en te voorzien van de juiste attribuutwaarden, zonder daarbij daadwerkelijk de BGT aan te passen. Het koppelvlak tussen de GIS applicatie en de verwerkingssoftware zorgt ervoor dat een mutatiemelding bij de afdeling Landmeten plaatsvindt. De landmeter weet hierdoor de exacte locatie van de uit te voeren werkzaamheden en beschikt direct over de juiste attribuutwaarden ten behoeve van de nog uit te voeren meting.52 Die nieuw geregistreerde topografie wordt over de tijdelijke topografie van de beheerder geprojecteerd, waarna alle attribuutwaarden worden opgenomen in de nieuwe registratie. Door deze geautomatiseerde manier van mutaties melden en registreren zal waarschijnlijk de actualiteit en de volledigheid van het DGTB verhoogd worden.

50 Van der Lely (Bart), 08 maart 2011, zie “Bijlage 2 Bezoek Grontmij”.

Bijlage 2 Bezoek Grontmij

51 Bij rubberbanding blijft de lijn als het ware aan de muisaanwijzer kleven, waardoor de lijn in realtime kan worden vervormd en verplaatst.

52 Van der Lely (Bart), 08 maart 2011, zie “ ”.

6.6.2 Conclusie

Voor de vervaardiging van vlakobjecten zou de huidige werkwijze van de afdeling Landmeten moeten worden uitgebreid. Voor het vervaardigen van vlakken en het koppelen van attributen in een database kan zowel de applicatie Viaview als het programma dgDialog gebruikt worden. Beide pakketten zijn in gebruik bij de gemeente Utrecht. Het voordeel van Viaview is dat dit onder MicroStation werkt.

MicroStation is een tekenpakket en is zeer geschikt voor het bewerken en aansluiten van topografie.

Het voordeel van dgDialog is dat dit pakket bij Landmeten gebruikt wordt voor het converteren en vereffenen van de registraties. Het pakket is ingericht voor het vormen en opslag van vlakobjecten en de opslag van meetkundige punten inclusief metadata. Ook voor het verbeteren van mutatiemeldingen is dgDialog een uitkomst. Beheerders kunnen mutaties direct op de BGT projecteren en voorzien van alle attributen. Nieuwe mutaties worden automatisch gemeld bij de afdeling Landmeten. De landmeter weet hierdoor de exacte locatie van de mutaties. De geleverde attribuutwaarden worden achteraf opgenomen in de nieuw geregistreerde vlakobjecten. Dit proces zal de actualiteit en volledigheid van het DGTB verhogen.

7 Conclusie

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek de conclusies beschreven. Vanwege het feit dat de structuur van de producten van de gemeenten Den Haag en Utrecht van elkaar afwijkt is ervoor gekozen om de gezamenlijke probleemstelling individueel te benaderen en de onderzoeksvragen per gemeente te formuleren. In de gezamenlijk conclusie zal echter wel worden ingegaan op de hier genoemde probleemstelling. De onderzoeksvragen die betrekking hebben op de aanbeveling worden in hoofdstuk 8 “Aanbevelingen” besproken.

In hoeverre voldoen het product en de productiewijze van DigTop en het DGTB om de BGT aan de Landelijke voorziening te kunnen leveren?