• No results found

Verstrekkingen op grond van de Wpg en de Wjsg

2. Het juridisch kader bij gegevensuitwisseling

2.5 Uitwisseling van persoonsgegevens

2.5.3 Verstrekkingen op grond van de Wpg en de Wjsg

De Wpg kent een aantal bepalingen die zien op het verstrekken van politiegegevens door de politie. Daarbij maakt de wet een onderscheid tussen de structurele verstrekking (artikel 18), de incidentele verstrekking (artikel 19) en de verstrekking ten behoeve van samenwerkingsverbanden (artikel 20). Bij iedere soort verstrekking wordt overigens aan degene die de gegevens ontvangt een geheimhoudingsplicht opgelegd, behoudens voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht of zijn taak daartoe noodzaakt (artikel 7 lid 2 Wpg).

Het eerste lid van artikel 18 Wpg stelt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur personen en instanties kunnen worden aangewezen aan wie of waaraan, met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, politiegegevens worden of kunnen worden verstrekt ter uitvoering van de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aan te geven taak. Het bedoelde AMvB is het Besluit Politiegegevens. Artikel 4:2 lid 1 Besluit Politiegegevens legt vast dat bepaalde gegevens kunnen worden verstrekt aan een

74 Ibid., p. 94.

aantal in het eerste lid met name genoemde instellingen, zoals onder andere het Waarborgfonds Motorverkeer, de Halt-bureaus, de Raad voor de Kinderbescherming, en de Algemeen Inspectiedienst van het Ministerie van LNV.

Het tweede lid van artikel 18 Wpg voegt daar de meer algemene bepaling aan toe dat deze gegevens, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan ambtenaren die bij of krachtens de wet zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van de bij regeling van Onze Ministers aangewezen wetgeving, voor zover het betreft gegevens over de naleving van die wetgeving, en er tussen de verantwoordelijke en de betreffende ambtenaren afspraken zijn gemaakt over welke gegevens verstrekt worden, in welke gevallen en onder welke voorwaarden. Bij ministeriële regeling (Regeling aanwijzing wetgeving ex artikel 4:2, tweede lid Besluit politiegegevens) is een reeks van wetten aangewezen, zoals bijvoorbeeld de Wet Milieubeheer, de Arbeidstijdenwet, de Scheepvaartverkeerswet, en de Arbeidsomstandighedenwet, alsmede de gemeentelijke verordeningen betreffende het escortbedrijf.76 Artikel 19 Wpg, dat ziet op de incidentele verstrekking, bepaalt dat in bijzondere gevallen de verantwoordelijke, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, in overeenstemming met het op grond van de Politiewet 1993 bevoegde gezag, kan beslissen tot het verstrekken van politiegegevens aan personen of instanties voor de volgende doeleinden: a. het voorkomen en opsporen van strafbare feiten; b. het handhaven van de openbare orde; c. het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven; d. het uitoefenen van toezicht op het naleven van regelgeving.

De Wjsg regelt de verstrekking van justitiële en strafvorderlijke gegevens die bij het OM berusten. Artikel 39f is hier het meest relevant. Het eerste lid bepaalt dat voor zover het noodzakelijk is voor een zwaarwegend belang door het College van procureurs-generaal aan personen of instanties strafvorderlijke gegevens verstrekt worden ten behoeve van:

a. het voorkomen en opsporen van strafbare feiten, b. het handhaven van de orde en veiligheid,

c. het uitoefenen van toezicht op het naleven van regelgeving, d. het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing,

e. het beoordelen van de noodzaak tot het treffen van een rechtspositionele of tuchtrechtelijke maatregel, of

f. het verlenen van hulp aan slachtoffers en anderen die bij een strafbaar feit betrokken zijn. Het tweede lid voegt daar de voorwaarde aan toe dat slechts strafvorderlijke gegevens aan personen of instanties als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt, voor zover die gegevens voor die personen of instanties: a. noodzakelijk zijn met het oog op een zwaarwegend algemeen belang of de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte, en b. in zodanige vorm worden verstrekt dat herleiding tot andere personen dan betrokkene, redelijkerwijs wordt voorkomen. De Wjsg (artikel 52) legt daarbij vast dat de verstrekte gegevens geheim moeten worden gehouden, behoudens voorzover een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat, dan wel de uitvoering van de taak met het oog waarop de gegevens zijn verstrekt tot het ter kennis brengen daarvan noodzaakt. Het College van procureurs-generaal heeft de wijze waarop deze bevoegdheid wordt uitgeoefend vastgelegd in een aanwijzing.77

76 Regeling van 1 februari 2008, nr. 5528485/08, houdende regels tot het aanwijzen van wetgeving, genoemd in artikel 4:2, tweede lid, van het Besluit politiegegevens.

77 Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden (aanwijzing wet justitiële en

Voor de verstrekking van justitiële gegevens aan bestuursorganen zijn de artikelen 8a en 9 Wjsg het meest relevant. Artikel 8a bepaalt dat voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, het College van procureurs-generaal in de gevallen waarin het ingevolge artikel 39e of 39f bevoegd is strafvorderlijke gegevens te verstrekken, justitiële gegevens kan verstrekken. Artikel 9 Wjsg voegt daaraan toe dat, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en voor een goede taakuitoefening van degene aan wie justitiële gegevens worden verstrekt, bij algemene maatregel van bestuur personen of instanties die met een publieke taak zijn belast, kunnen worden aangewezen aan wie justitiële gegevens kunnen worden verstrekt. Daarbij kunnen nadere voorschriften worden gegeven in verband met de verwerking en verdere verwerking. Het Besluit Justitiële gegevens bepaalt dat bepaalde justitiële gegevens kunnen worden verstrekt aan onder meer de burgemeester (artikel 11) ten behoeve van het nemen van bepaalde besluiten in het kader van bijvoorbeeld de Drank- en Horecawet en de Wet op de kansspelen (artikel 13), ten behoeve van de uitvoering van de Wet Bibob (artikel 15), aan Onze Minister ten behoeve van de controle van rechtspersonen met het oog op de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen, waaronder het plegen van misdrijven en overtredingen van financieel-economische aard door of door middel van deze rechtspersonen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet controle op rechtspersonen (artikel 16 sub a), ten behoeve van de uitvoering van de Vreemdelingenwet (artikel 19), en aan inspectieambtenaren van Verkeer en Waterstaat (artikel 22).

De mogelijkheden tot verstrekking van onder de politie en het OM berustende gegevens zijn de afgelopen jaren verruimd. Het gevolg daarvan is dat de verwerking van strafrechtelijke gegevens in de zin van artikel 16 Wbp door anderen dan de politie en het OM is toegenomen. Deze verwerking valt onder de vigeur van de Wbp. De huidige Wbp bepaalt dat het verbod om strafrechtelijke persoonsgegevens te verwerken niet van toepassing is indien de verwerking geschiedt door organen die deze gegevens krachten de Wpg of de Wjsg hebben verkregen (artikel 22 lid 1 Wbp).

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wbp78 voorzag overigens oorspronkelijk in een wijziging van artikel 23 Wbp ten aanzien van de verwerking van bijzondere gegevens door ombudsmannen, accountants-organisaties en toezichthouders. In het voorstel was de mogelijkheid opgenomen dat toezichthouders in de zin van artikel 5:11 Awb deze gegevens kunnen verwerken als dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang ter uitvoering van de hun wettelijk opgedragen taken en bij die uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. Als grondslag voor deze bepaling diende artikel 8, vierde lid van de Privacyrichtlijn, waarin lidstaten de mogelijkheid wordt geboden om afwijkingen van het verbod op verwerken van bijzondere persoonsgegevens toe te staan, onder de voorwaarden dat de verwerking geschiedt om redenen van zwaarwegend algemeen belang en er tevens passende waarborgen worden genomen. De Raad van State stelde in zijn advies dat uit de toelichting bij de beoogde wijziging onvoldoende bleek dat aan deze voorwaarden was voldaan. 79 Volgens de Raad waren de categorieën van verwerkers en de specifieke situaties van verwerkingen die werden besproken in deze toelichting niet te veralgemeniseren. Voorts stelde het adviesorgaan dat er behoefte bestond aan een nadere toelichting op de betekenis, inhoud en toepassingsmogelijkheden van het in het wetsvoorstel opgenomen criterium dat de verwerking ‘noodzakelijk voor de uitvoering van de wettelijk opgedragen taak’ dient te zijn. Volgens de Raad moest duidelijk worden gemaakt op welke wijze dit criterium door de verschillende categorieën in de praktijk zal worden ingevuld, en welke belangen kunnen en moeten worden betrokken bij de afweging die aan deze invulling ten grondslag ligt. De minister deelde de mening van de Raad van State dat ombudsmannen,

78 Kamerstukken II 2008/09, 31 841, nr. 2.

toezichthouders en accountantsorganisaties te verschillend zijn om in een eenduidig criterium te vatten en besloot daarom om af te zien van een algemene uitzonderingsgrond voor toezichthouders en accountantsorganisaties (de bepaling is gehandhaafd voor ombudsmannen). Niet uitgesloten is dat op termijn een uitzonderingsgrond zal worden opgenomen voor toezichthouders in sectorale wetgeving, aldus het Nader Rapport.80