• No results found

[4] De verlofpraktijk in aantallen

5. Verschillen instellingen wat betreft het aantal toegekende, het aantal geweigerde verlo- verlo-ven en niet terugkeer van verlof rekening houdend met de aard van de instelling?

4.3. Verschillen tussen inrichtingen

In deze paragraaf richten we ons op de laatste onderzoeksvraag uit de Inleiding, namelijk on-derzoekvraag 5: Verschillen instellingen wat betreft het aantal toegekend, het aantal gewei-gerde verloven en niet terugkeer van verlof rekening houdend met de aard van de instelling?

4.3.1. Verschillen in het percentage toegekende en afgewezen verloven

In de volgende tabel is het minimum en maximum percentage toegekende en afgewezen ver-loven weergegeven binnen een bepaalde bestemming. Het betreft hier cijfers over 12 inrich-tingen. De gegevens van een HVB inrichting werden weggelaten omdat het hier slechts om 9 geregistreerde algemene verloven ging die allen werden toegekend.

Tabel 4.7. Toegekend en afgewezen AVG,

minimaal en maximaal percentage binnen een bestemming (2000 t/m 2005)

Bestemming toegekend verlof

min-max % afgewezen verlof min-max % Gevangenis (N=2) 61%-66% 34%-39% Gevangenis/ HvB (N=4) 35%-81% 19%- 65% HvB (N=5) 51%-86% 14% -49% Overig (N=1) 69% 31%

De gegevens laten zien dat binnen een zelfde bestemming de percentages afgewezen of toe-gekende verloven behoorlijk uiteen kunnen lopen. Zo varieert het percentage toetoe-gekende ver-loven bij de inrichtingen met de bestemming Gevangenis/HvB tussen een minimum van 35% en een maximum van 81%.

4.3.2. Verschillen in het percentage gevallen van niet terugkeer

Een aantal inrichtingen hebben gegevens verstrekt over het niet terugkeren van AVG voor de periode 2000 t/m 2005. De onderstaande tabel geeft een overzicht van deze gegevens voor de desbetreffende inrichtingen samengevoegd per bestemming. Het gaat hierbij om het aantal

gevallen waarin men niet van een AVG is teruggekeerd. Volledigheidshalve zij dus

opge-merkt dat het niet gaat om het aantal gedetineerden dat niet is teruggekeerd van AVG. Tabel 4.8. Niet terugkeer van het AVG,

aantallen en percentages uitgesplitst naar bestemming: 2000 t/m 2005.

Bestemming toegekend verlof niet terug van AVG Gevangenis (N=2) 1169 81 (7%) Gevangenis/ HvB (N=4) 1843 118 (6%)

HvB (N=6) 973 48 (5%)

Overig (N=1) 251 8 (3%)

Totaal 4236 263 (6 %)

Inrichtingen met een verschillende bestemming kunnen blijkens de gegevens uit deze tabel verschillen in het percentage gevallen van niet terugkeer van AVG. Gemiddeld is bij 100 toe-gekende verloven in 6 gevallen sprake van niet terugkeer van verlof.

De volgende tabel biedt een overzicht van gevallen van niet terugkeer binnen inrichtingen met een bepaalde bestemming.

Tabel 4.9. Niet terugkeer van het AVG,

minimaal en maximaal percentage binnen een bestemming (2000 t/m 2005)

Bestemming niet terug van AVG min-max % Gevangenis (N=2) beiden 7% Gevangenis/ HvB (N=4) 5-11%

HvB (N=6) 0-6%

Overig (N=1) 3%

Binnen een zelfde bestemming kunnen zich, zoals uit de tabel blijkt, verschillen voordoen tussen inrichtingen in het percentage gevallen van niet-terugkeer.

4.4. Samenvatting

Op basis van de verzamelde gegevens kan het volgende worden geconstateerd met betrekking tot de kwantitatieve aspecten van de verlofpraktijk.

Een centrale registratie door het hoofdkantoor DJI van het totaal aantal, jaarlijks

aangevraag-de algemene verloven ontbreekt. Bij het aantal jaarlijks toegekenaangevraag-de verloven is wel sprake van

centrale registratie. In de periode van 1999 t/m 2004 varieert het aantal jaarlijks toegekende algemene verloven tussen de 2000 en 2400. In de periode 1999 t/m 2001 varieert het aantal regimesgebonden verloven dat jaarlijks plaats vindt tussen de 3000 en 6000 verloven. Om toch een getalsmatige indruk te krijgen van het aantal aanvragen voor een AVG en van het deel dat met een toekenning wordt gehonoreerd, werden op inrichtingsniveau gegevens van 13 locaties verzameld. In de periode 2000 t/m 2005 is op deze locaties sprake van in

to-taal bijna 7000 ingediende aanvragen. Gemiddeld, van elke 100 aanvragen worden 61

verlo-ven toegekend en 39 afgewezen.

Over de weigeringsgronden bij de afgewezen verloven bleken noch op centraal niveau, noch op inrichtingsniveau gegevens aanwezig.

De centrale registratie van het totaal aantal onttrekkingen in de zin van een niet terugkeren van verlof heeft in de periode 1999 t/m 2001 betrekking op het AVG. Het aantal gevallen van niet terugkeer van een AVG schommelt jaarlijks tussen de 150 en ruim 200 onttrekkingen. Van de 100 toegekende algemene verloven resulteren 8 verloven in een niet terugkeer. Over de 1999 t/m 2001 ontbreken centrale gegevens over gevallen van niet terugkeer na een RGV. In de periode van 2002 tot en met 2004 wordt de centrale registratie van het totaal aantal ont-trekkingen verbreed naar alle vormen van het tijdelijk verlaten vanuit uit gesloten, halfopen en open inrichtingen. Uit de centrale registratie is echter niet af te leiden of een geregistreerde onttrekking betrekking heeft op een niet terugkeren van een AVG, RGV, incidenteel verlof of strafonderbreking.

Ook op inrichtingsniveau werden gegevens verzameld over onttrekkingen aan het algemeen verlof over een periode van 6 jaar, namelijk van 2000 t/m 2005. Van de 100 toegekende al-gemene verloven komt men in de onderzochte inrichtingen gemiddeld in 6 gevallen niet meer terug.

Inrichtingen met een zelfde bestemming vertonen verschillen in het percentage toegeken-de/geweigerde algemene verloven en gevallen van niet terugkeer. Vooral de percentages gekende/afgewezen verloven kunnen behoorlijk uiteenlopen. Zo varieert het percentage

toe-gekende verloven bij de inrichtingen met de bestemming Gevangenis/HvB tussen een mini-mum van 35% en een maximini-mum van 81%.

De registratie van de verlofpraktijk op centraal en decentraal niveau vertoont hiaten. Geag-gregeerde centrale informatie over relevante verlofaspecten (bijvoorbeeld het aantal verlo-faanvragen, de aard van de weigeringsgronden) is niet direct voor handen. Bovendien is het type geaggregeerde informatie dat men over de afgelopen jaren op centraal niveau over de verlofpraktijk verzamelde, nogal aan variatie onderhevig. Het gebrek aan volledigheid en con-sistentie bemoeilijkt het verkrijgen van een betrouwbaar en meer volledig beeld van bepaalde kwantitatieve ontwikkelingen over een langere termijn.

Op inrichtingsniveau geven de kengetallen een meer volledig en gedetailleerd beeld. Tegelij-kertijd kan uit de aangeleverde kengetallen worden afgeleid dat de registratie wellicht niet overal op een even volledige, stelselmatig en regelmatige manier plaats vindt. Met name de aangeleverde kengetallen uit de HOI/POI inrichtingen vertonen in dit opzicht tekortkomingen. Bepaalde onvolkomenheden in de cijfers op inrichtingsniveau geven ook aanleiding tot enige twijfel over de mate van betrouwbaarheid van de registraties op inrichtingsniveau.

Opvallend tenslotte is dat van de mogelijke verlofincidenten die de regeling noemt, alleen gevallen van niet terugkeer in de kengetallen van de inrichtingen worden opgenomen. Het plegen van strafbare feiten, te late terugkeer, terugkeer onder invloed van alcohol en drugs en invoer van contrabande worden niet als kengetal bijgehouden. Ook in dit opzicht kan men dus spreken van een onvolledig beeld in de huidige methode van registratie van de verlofpraktijk. Verder vraagt het grote verschil in percentages toegekende/afgewezen verloven tussen inrich-tingen met een zelfde bestemming om nader onderzoek naar de mogelijke achtergronden en oorzaken van deze discrepanties.

[5] De verlofpraktijk

Inleiding

Dit hoofdstuk presenteert de onderzoeksresultaten die betrekking hebben op de toepassing van de regeling bij het algemeen en regimesgebonden verlof. De beantwoording van de volgende vragen uit de probleemstelling staan hier centraal:

1. Hoe werd de ministeriële regeling in de praktijk met betrekking tot het algemeen en regimesgebonden verlof toegepast in de afgelopen vijf jaren, o.a. m.b.t. gehanteerdepro-cedures, verdeling van taken en bevoegdheden?

2. Wat zijn in de praktijk goed toepasbare elementen uit de bestaande verlofregeling? 3. Gebeurt het toekennen van het verlof al dan niet conform de regeling. Zo nee, op welke

wijze en om welke redenen wordt afgeweken?

4. Zijn er verlofverleningen die niet op basis van de regeling met betrekking tot het alge-meen en regimesgebonden verlof worden afgehandeld. Hoe worden deze aanvragen dan afgehandeld?

De verschillende relevante toepassingsaspecten die in hoofdstuk 3 werden onderscheiden, structuren de beantwoording van de bovenstaande onderzoeksvragen. Bij elk toepassingsas-pect worden eerst de resultaten met betrekking tot het AVG besproken en, indien het desbe-treffende aspect ook van belang is voor het RGV, worden hierna de resultaten voor deze ver-lofvorm gepresenteerd. Bij het RGV werd vanwege een zeer klein aantal respondenten afge-zien van een presentatie in tabelvorm.