• No results found

5. Besluit SF bij;

2.4. Rechtsmiddelen en jurisprudentie

2.4.1. Rechtsmiddelen: beklag en beroep bij afwijzing van een verlofaanvraag

De gedetineerde heeft de mogelijkheid rechtsmiddelen in te stellen tegen een afwijzing van een aangevraagd verlof. De vraag welk rechtsmiddel de betrokkene in kan dienen is echter afhankelijk van de vraag wie met betrekking tot de genomen beslissing beslissingsbevoegd is geweest.

Ingevolge art. 60, eerste lid PBW is het mogelijk voor de betrokken gedetineerde zijn beklag te doen over een hem aangaande beslissing, dus ook ten aanzien van een verlofbeslissing, die door of namens de directeur genomen is. Dit betekent dat de gedetineerde zijn beklag kan doen middels het indienen van een klaagschrift bij de beklagcommissie van de Commissie van Toezicht (CvT) bij de inrichting waar de aangevochten beslissing is genomen (art. 61 lid 1 PBW). Art. 69 lid 1 en 2 PBW bepalen dat tegen de uitspraak van de beklagcommissie zo-wel door de directeur als de klager beroep kan worden ingesteld middels indiening van een beroepschrift bij een, door de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming benoem-de beroepscommissie A uit benoem-de sectie gevangeniswezen.

Is de beslissing afkomstig van de minister, dan staat de mogelijkheid van beroep open bij de beroepscommissie B uit de sectie gevangeniswezen van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (art. 72, tweede lid jo. art. 73, eerste lid PBW).

Zowel beklag als beroep dienen overigens ingesteld te zijn binnen zeven dagen nadat men van de afwijzende beslissing op de hoogte is gebracht.

2.4.2. Jurisprudentie in verlofkwesties

Volgens Kelk (2003) levert de jurisprudentie of detentierechtspraak een bijdrage aan een juis-te injuis-terpretatie en hanjuis-tering van de vele regels en normen die de besluitvorming omtrent een verlof tot een complexe aangelegenheid kunnen maken. Bij deze besluitvorming zijn vele actoren betrokken die tot onderling begrip van elkaars opmerkingen en adviezen dienen te komen.

Bij verloven kunnen zich tijdens de procedure of reeds eerder, nieuwe ontwikkelingen voor-doen met betrekking tot bepaalde omstandigheden en /of de persoon van de aanvrager. En aangezien het verlof voor de betrokken gedetineerde zwaar weegt, mag volgens Kelk (2003) aan deze omstandigheden niet zonder meer voorbij worden gegaan. Lichtvaardige besluiten over het al dan niet verlenen van verlof dan wel over incidenten dienen te worden voorkomen. Bovendien hebben besluiten over een verlofverlening dikwijls verstrekkende gevolgen voor de gedetineerde en het verloop van zijn of haar detentie.

Redelijke, billijke en zorgvuldige belangenafweging

Verlof bestaat uit het tijdelijk verlaten van de inrichting al dan niet onder begeleiding of be-waking en kan voor verschillende doeleinden worden verleend (Kelk, 2003). De meest voor-name doelstelling van verlofverlening ligt in de voorbereiding van de gedetineerde op de

te-rugkeer in de samenleving, kortom het resocialisatiebeginsel (art. 2 lid 2 PBW). Niet in alle gevallen wordt echter verlof toegekend. Het kan worden geweigerd omdat het verlenen van verlof de maatschappelijke veiligheid in gevaar brengt. Er zijn echter meer alternatieven dan alleen maar toekennen of afwijzen. De vorm waarin het verlof wordt verleend kan, eveneens met het oog op bepaalde risico’s jegens de samenleving worden aangepast met bijzondere voorwaarden of via bepaalde waarborgen qua duur en tijdstip. De keuze voor bepaalde alter-natieven bij de besluitvorming over een verlof staat altijd in het teken van een afweging tus-sen het individuele resocialisatiebelang enerzijds en het belang van de maatschappij bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf anderzijds. Die afweging dient steeds te worden voorafgegaan door een redelijke en billijke maar bovenal zorgvuldige belangenafwe-ging. Met name op dit snijpunt van het individuele resocialisatiebelang en het maatschappelij-ke veiligheidsbelang is heel wat detentierechtspraak tot stand gekomen. De detentierecht-spraak laat zien dat een aantal contra-indicaties niet per definitie en direct hoeven te resulteren in een weigering. Contra-indicaties als o.a. de psychische schade voor het slachtoffer, de aard en ernst van het delict, drugsverslaving, recidive en een discutabel verlofadres hoeven niet zonder meer te leiden tot een uitspraak ten faveure van het maatschappelijk veiligheidsbelang. Dikwijls bekijkt de beroepscommissie van de RSJ naar het ‘totaalplaatje’. Omstandigheden als het naderend einde van de detentie, aangetoond positief gedrag of een aan de dag gelegde gedragsverandering in de inrichting kunnen onderdeel zijn van dit totaalbeeld. Het stellen van bijzondere voorwaarden aan een verlof (hetgeen vaak door de beroepscommissie wordt aan-bevolen) kan een belangrijke rol vervullen bij het vinden van de juiste maat en balans tussen het (toegenomen) belang van resocialisatie en het belang van de maatschappelijke veiligheid. In de bijlage 1 zijn een aantal belangrijke uitspraken in beklag en beroep bij verlofzaken op-genomen waarbij deze belangenafweging centraal staat.

2.5. Samenvatting

In dit hoofdstuk is de verlofregeling en de bijbehorende procedure beschreven. Het levert het volgende beeld op van de regeling.

De wettelijke regeling ‘Tijdelijk verlaten van de inrichting’ (TVI) regelt het AVG en het RGV. Doel van beide verlofsoorten is het bijdragen aan de voorbereiding van de gedetineerde op de terugkeer in de samenleving. Het AVG heeft betrekking op het laatste gedeelte van de straftijd voor gedetineerden in een normaal beveiligde inrichting. Het aantal toegestane verlo-ven is bij deze verlofvorm aan een maximum gebonden. Het RGV is een verlofvorm waarvan door gedetineerden in een half-open inrichting (HOI) of penitentiair open inrichting (POI) als onderdeel van het regime gebruik maken.

Om voor een AVG in aanmerking te komen dienen gedetineerden het verlof aan te vragen. Het Bureau Selectie en Detentieplanning (BSD) neemt de aanvraag van de gedetineerde in ontvangst en bereidt de besluitvorming over de aanvraag voor. Het BSD onderzoekt of is vol-daan aan een aantal objectieve en subjectieve criteria. Bij de afhandeling van een aanvraag voor een AVG is een reeks interne en externe partijen betrokken. Bij externe instanties zoals het OM, politie, en reclassering wint het BSD inlichtingen en advies in over mogelijke contra-indicaties. Het BSD legt deze informatie en adviezen van externe partijen neer bij het Multi-Disciplinaire Overleg van de inrichting, in bepaalde inrichtingen het Gedetineerdenberaad of Detentieberaad genoemd. Aan het MDO nemen functionarissen deel die bij de bejegening en begeleiding van gedetineerden zijn betrokken. Het MDO vult de informatie van externe par-tijen aan met relevante interne informatie naar aanleiding van het functioneren van de gedeti-neerde in de inrichting. Op basis van alle externe en interne informatie en adviezen formuleert het MDO een eigen advies. Dit advies wordt voorgelegd aan de (unit)-directeur van de

inrich-ting (UD) of de selectiefunctionaris (SF) die over het toekennen of afwijzen van een verlof beslissen. De SF beslist voor de minister onder meer bij aanvragen van gedetineerden die zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf van meer dan twee jaar en in gevallen waarin het OM en de UD verschillend adviseren over het toekennen of afwijzen van een verlofaanvraag.

Bij het AVG is sprake van groot aantal interne en externe actoren die bij de verlof verlening zijn betrokken. De procedure geeft aanleiding om te spreken van een besluitvormingsketen met een serieel karakter van het besluitvormingsproces.

Bij het RGV is de besluitvormingsprocedure aanmerkelijk korter dan bij het AVG. Er hoeft niet, zoals bij het algemene eerste of vervolgverlof, over elk verlofmoment te worden beraad-slaagd en besloten. Het RGV is immers ingebouwd in het regime van een HOI/POI, hetgeen betekent dat gedetineerden bij plaatsing in een HOI/POI in beginsel in aanmerking komen voor het RGV. Bij de selectie voor een dergelijke inrichting beoordeelt men overigens wel de geschiktheid van gedetineerden voor een RGV.

Het RGV vindt plaats gedurende het weekend. In een HOI mogen gedetineerden een maal per vier weken met verlof. In een POI gaan gedetineerden wekelijks met verlof.

Op grond van de regeling TVI beschikken besluitvormers bij bepaalde aspecten van de toe-passing van de regeling over vrije beslisruimte of discretionaire vrijheid.

Bepaalde checks and balances zorgen voor begrenzing van de discretionaire vrijheid: het MDO, de directeur en selectiefunctionaris zorgen voor de nodige supervisie en controle; de CvT en RSJ zorgen voor de marginale toetsing van de besluitvorming aan beginselen van legaliteit, zorgvuldigheid, gelijkheid, proportionaliteit en het verbod op detournement de pro-cedure of de pouvoir.

[3] Methodologisch kader, opzet en