• No results found

5. Rechtsvergelijkend onderzoek

5.3. Verschillen en overeenkomsten en conclusie in het rechtsvergelijkend

Na een aantal componenten bekeken te hebben van de arbitragewetten van Duitsland en Engeland, kunnen deze worden vergeleken met de Nederlandse arbitragewet. Alle drie de wetten zijn gestoeld op de UNCITRAL-modelwetgeving. De Duitse bijna woordelijk, de Nederlandse en Engelse wetten zijn er sterk door geïnspireerd. Voor internationale spelers is het op deze manier duidelijk wat zij kunnen verwachten als ze voor een van deze landen kiezen.

De Engelse arbitragewet is verder zeer duidelijk opgesteld, met een logische opbouw en kopjes bij elk artikel en zelfs een lijst van artikelen waarvan niet afgeweken kan worden. Dit maakt het, zeker voor buitenlandse partijen, gemakkelijker om te zien waar men aan toe is. De Duitse wet heeft ook kopjes boven de artikelen en heeft een beperkt aantal artikelen. De Nederlandse wet mist echter kopjes en heeft veel (technische) artikelen, waarvan de nummering soms niet

198 Bor & Lew e.a 2013, p. 207, 208.

199 The Departmental Advisory Committee on Arbitration (DAC) Report on Arbitration Bill 1996, februari 1996, nr.

10-17.

200 Zie Emmott v. Michael Wilson & Partners Ltd [2008] EWCA Civ 184 en Dolling-Baker v. Merrett [1990] 1

vloeiend doorloopt, omdat er op sommige plaatsen een artikel vervallen is.201 Ook wordt er

nergens precies aangegeven welke artikelen van regelend recht zijn. Dit valt doorgaans uit de bepaling af te leiden, maar staat soms ook alleen in de memorie van toelichting.202 Hierdoor is de wet voor buitenlandse partijen wellicht lastiger in gebruik.

Zowel de Nederlandse, Duitse als Engelse arbitragewet laat veel ruimte voor partijautonomie. De Nederlandse en Engelse wetten hebben naast het systeem van partijautonomie een gedetailleerd vangnet voor wanneer partijen niets geregeld hebben. De Duitse wet daarentegen laat dit doorgaans over aan het oordeel van de arbiters of aan het arbitrage-instituut.203 Wel bevatten alle drie de arbitrageregelingen procedurele waarborgen.204

Waarin de landen wezenlijk van elkaar verschillen is de vertrouwelijkheid van arbitrage. In Engeland impliceert de arbitrageovereenkomst vertrouwelijkheid en is dit vastgelegd in de jurisprudentie. In Duitsland staat de vertrouwelijkheid van arbitrage niet onomstotelijk vast en is het noodzakelijk dat partijen dit, indien gewenst, regelen bij overeenkomst. In Nederland is het ook aanbevolen dat partijen vertrouwelijkheid overeenkomen, maar heeft de minister wel bevestigd dat arbitragezaken in beginsel vertrouwelijk zijn. In de drie landen is er wel overeenstemming wat betreft de openbaarheid van arbitrage: arbitrage is een privéaangelegenheid en dus in beginsel niet openbaar.

De nieuwe Nederlandse arbitragewet kent een aantal noviteiten. Twee voorbeelden zijn de

remission en de ‘institutionele wraking’. Nederland sluit met de invoering hiervan aan bij de

arbitragewetten van Engeland en Duitsland. Wat de remission betreft kan er echter onderscheid gemaakt worden tussen twee figuren. Terugverwijzing hángende de vernietigingsprocedure zoals in Engeland en terugverwijzing ná de vernietiging van een arbitrale beslissing zoals het geval is in Duitsland. De Nederlandse remission komt overeen met de eerste, Sanders noemde terugverwijzing na vernietiging zelfs in strijd met het concept van arbitrage.205 De Nederlandse regeling lijkt dus op de Engelse, hoewel de gronden voor terugverwijzing in de Engelse wet worden opgesomd en in de Nederlandse memorie van toelichting juist wordt vermeld wanneer

201 Zie bijvoorbeeld art. 1050 en 1051 Rv.

202 Snijders 2012, p. 2.

203 Art. 1042 ZPO.

204 In de Nederlandse wet bijv. in art. 1033, 1036 lid 2 en 1057 lid 4 Rv. in de Duitse wet in art. 1042 lid 1 en lid 2

ZPO en in de Engelse wet bijv. in art. 1 en 33 lid 1 EAA

dit niet mogelijk is. In zowel Nederland als Engeland kunnen niet alleen partijen een verzoek doen, maar kan de rechter ook ambtshalve terugverwijzen. In Nederland kan de rechter terugverwijzen, maar hij is niet verplicht dit te doen. In Engeland dient de overheidsrechter, indien mogelijk, juist gebruik te maken van terugverwijzing, alvorens het arbitrale vonnis vernietigd kan worden.206 In Duitsland kan de overheidsrechter terugverwijzen indien hij het arbitrale vonnis vernietigd heeft, partijen hiertegen geen bezwaar maken en hij het efficiënter acht dan het overdoen van de gehele arbitrageprocedure.

Met de invoering van institutionele wraking sluit Nederland aan bij Duitsland en Engeland. Voor wraking dienen partijen zich in die landen echter eerst te wenden tot het scheidsgerecht, alvorens naar de overheidsrechter te stappen. Dit is in Nederland niet verplicht. Institutionele wraking is onder de Nederlandse arbitragewet mogelijk, wanneer door partijen gewenst, maar wel alleen indien dit door partijen is overeengekomen.207

Naar aanleiding van bovenstaande rechtsvergelijking kan gesteld worden dat de Wet modernisering Arbitragerecht niet zeer vernieuwend is, maar wel belangrijk, daar de Nederlandse wet geactualiseerd is en nu aansluit bij de internationale praktijk. Voor internationale partijen ligt er een moderne wet, met veel ruimte voor partijautonomie. Net als in Engeland en Duitsland heeft Nederland nu bijvoorbeeld mogelijkheden voor remission en institutionele wraking. In Duitsland en Engeland is institutionele wraking echter het uitgangspunt en dienen eerst de mogelijkheden voor wraking bij het arbitrage-instituut uitgeput te worden, alvorens de overheidsrechter zich hierover buigt. In Engeland geldt dit ook met betrekking tot

remission. Mijns inziens had Nederland dit voorbeeld moeten volgen met het oog op de

waarborg van vertrouwelijkheid, het voorkomen van vertraging en de proceseconomie.

Tevens had de Nederlandse wet op een aantal punten duidelijker kunnen zijn ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid voor internationale partijen. Zo had in navolging van de Engelse wet een lijst met de dwingendrechtelijke bepalingen opgenomen kunnen worden in de wet. In het artikel betreffende de remission208 hadden verder de gronden vatbaar voor terugverwijzing vermeld kunnen worden in plaats van de gronden die hier niet vatbaar voor zijn. Wat de vertrouwelijkheid

206 Zie art. 1065a Rv, art. 1059 lid 4 ZPO en art. 68 lid 3 en 69 lid 7 AAE.

207 Vergelijk art. 1035 lid 7 Rv, art. 1037 ZPO en art. 24 lid 2 ZPO.

betreft had Nederland verder een stap kunnen zetten door deze te codificeren, maar door de bevestiging van de minister dat het uitgangspunt van arbitrage vertrouwelijkheid is en blijft, is onduidelijkheid voor partijen in ieder geval weggenomen. Ook is Nederland hierin geen uitzondering: in veel landen, waaronder Duitsland, is de vertrouwelijkheid van arbitrage niet wettelijk geregeld en ook de UNICITRAL-modelwet bevat hierover geen bepaling.209 Geconcludeerd kan worden dat Nederland met de nieuwe wet in grote mate aansluit bij de regelingen van Duitsland en Engeland. Nederland zal met de nieuwe wet dus in ieder geval kunnen concurreren met belangrijke arbitragelanden als Duitsland en Engeland.