• No results found

5. Rechtsvergelijkend onderzoek

5.2. De Engelse arbitragewet

Ook Engeland wordt gezien als een arbitragevriendelijk land, met overheidsrechters die een positieve houding hebben ten opzichte van arbitrage. De Engelse taal en de ontwikkeling van Londen als het centrum van de internationale financiële en zakenwereld hebben verder bijgedragen aan de sterke positie van Engeland als plaats om te arbitreren.186 Het land is op 24 september 1975 als partij toegetreden bij het Verdrag van New York en heeft sinds 1698187 een arbitragewet. De huidige arbitragewet dateert van 1996, de ‘Arbitration Act 1996’ (EAA). Deze wet is gericht op de praktijk en de belangrijkste bepalingen komen in grote lijnen overeen met de UNCITRAL-modelwet. Het aantal artikelen is echter wel omvangrijker, namelijk 110. Dit komt mede doordat veel van de rechtspraak van voor 1996 op schrift is gesteld. Hierdoor is de wet zeer gedetailleerd. Ook van na 1996 is er veel jurisprudentie en zijn bepalingen die in het verleden vragen opriepen, opgehelderd. Dit verhoogt de gebruiksvriendelijkheid van de wet. Engeland heeft een monistisch stelsel in zijn arbitragewet.188 De wet is van toepassing op arbitrages waarvan de plaats van arbitrage in Engeland en Wales ligt.189

a) Institutionele wraking

Institutionele wraking van een arbiter is mogelijk in Engeland. De regeling voor wraking is geregeld in art. 24 EAA en is dwingendrechtelijk190. Wraking bij de overheidsrechter is mogelijk in een aantal gevallen, genoemd in lid 1 van art. 24 EAA.191 Het tweede lid van dit artikel bevat de bepaling voor institutionele wraking. Dit artikel schrijft voor dat wanneer een arbitrage- instituut192 door partijen is aangewezen en bij machte is een arbiter van het tribunaal te

185 Bockstiegel, Kröll, Nacimiento 2015, p. 731.

186 Mistelis 2011, p. 367.

187 Born 2014 (Volume I), p. 35

188 Bor & Lew e.a 2013, p. 220. Born 2014 (Volume I), p. 147.

189 Art. 2, 4 en Schedule 1 EAA.

190 Zie Schedule 1 Arbitration Act 1996.

191 Namelijk: als er omstandigheden zijn die aanleiding geven voor een gerechtvaardigde twijfel met betrekking tot

de onpartijdigheid van een arbiter; indien de arbiter niet over de kwalificaties beschikt die de partijen

overeengekomen zijn; indien de arbiter fysiek dan wel mentaal niet in staat is tot procesvoering; en indien de arbiter geweigerd of heeft nagelaten tot een goede procesvoering te komen of niet voortvarend te werk te gaan bij de procesvoering.

schrappen, het niet mogelijk is naar de rechter te stappen. Alvorens (één) van de partijen een beroep op wraking doet bij de overheidsrechter, dient, indien mogelijk, eerst gebruik gemaakt te worden van de regeling voor institutionele wraking. De rechter mag het verzoek een arbiter te schrappen ook niet inwilligen, voordat hij heeft vastgesteld dat de verzoeker de mogelijkheden zich te wenden tot het arbitrage-instituut heeft uitgeput.193

b) Remission

De figuur van remission in Engeland stamt al uit de 19e eeuw. Op grond van art. 68 lid 3 EAA, dan wel art. 69 lid 7 EAA is remission mogelijk wanneer een vernietigingsprocedure aanhangig is. Terugverwijzing kan op verzoek van partijen, maar ook ambtshalve. De Engelse rechter moet in bepaalde gevallen zelfs terugverwijzen en mag slechts dan overgaan tot vernietiging wanneer hij van oordeel is dat terugverwijzing niet mogelijk is.194 Voor terugverwijzing op grond van art. 68 EAA moet er sprake zijn van een serious irregularity. In welke gevallen hier sprake van is, staat opgesomd in de wet.195 Art. 69 lid 7 EAA ziet op terugverwijzing bij hoger beroep aangaande een point of law.

c) Partijautonomie Behalve enkele bepalingen van dwingend recht196 zijn partijen onder de Engelse arbitragewet vrij om de procedure voor hun arbitrage overeen te komen. Doen zij dit niet dan gelden de wettelijke regels. Omdat er slechts 26 bepalingen zijn die zijn aangemerkt als dwingendrechtelijk, is de partijautonomie onder de Engelse wet in beginsel zeer groot. Dit wordt onderstreept door een aantal artikelen. Zo stelt art. 1 sub b EAA dat partijen vrij zijn overeen te komen hoe het geschil opgelost wordt, behoudens enkele waarborgen met het oog op het algemeen belang.197 De dwingendrechtelijke bepalingen zijn geldend recht in een procedure, zelfs als partijen anders hebben afgesproken. Een voorbeeld van een dwingendrechtelijke bepaling kan gevonden worden

193 Harris, Planterose & Tecks 2014, p. 123, 127.

194 Peters & Van Zelst 2013, p. 120. Zie art. 71 lid 3 EAA.

195 In sub a-i van het tweede lid van art. 68. Bijv. wanneer het arbitrale tribunaal niet alle punten in het geding heeft

behandeld (sub f).

196 Zie Schedule 1 bij de wet.

197 Een ander voorbeeld is art. 34 lid 1 EAA. waarin is opgenomen dat het tribunaal gaat over de procedure en

in art. 33 lid 1 sub a EEA dat voorschrijft dat het arbitraal tribunaal eerlijk en onpartijdig dient te handelen en elke partij moet horen198

d) Vertrouwelijkheid

Vertrouwelijkheid is niet geregeld in de Arbitration Act 1996. Volgens de commissie die de wet voorbereidde, waren er te veel moeilijkheden met betrekking tot vele uitzonderingen op vertrouwelijkheid in arbitrage om vertrouwelijkheid in de wet op te nemen. Het werd dus aan de rechter overgelaten om per zaak te bepalen tot op welke hoogte arbitrage vertrouwelijk is. De commissie tekende hierbij aan dat arbitrage ontegenzeggelijk vertrouwelijk is, ondanks het feit dat er geen unanimiteit bestaat over de wenselijkheid daarvan. Verder werd door de commissie aanbevolen dat wanneer het vraagstuk van vertrouwelijkheid in de rechtspraak uitgekristalliseerd zou zijn, dit bij amendement in de wet wordt opgenomen.199 Dit is tot op heden nog niet het geval. Er bestaat echter wel vaste jurisprudentie van de Engelse overheidsrechter met betrekking tot de vertrouwelijkheid van arbitrage. Hieruit volgt dat de overeenkomst van partijen een geschil te onderwerpen aan arbitrage een verplichting tot vertrouwelijkheid inhoudt.200