• No results found

Baarsjes Amsterdam

interviews met Jeroen Jonkers en Annemeijn Verheij, veel bijgedragen aan de resultaten. De tweede onderzoeksmethode betrof een literatuurstudie van het onderzoeksrapport van de

winkelstraatvereniging zelf, waarin de meningen van verschillende typen bewoners over hun buurt worden vertegenwoordigd. Tot slot vormen de (participerende) observatie tijdens de Algemene Leden Vergadering en het sociale veldwerk op de MercatorMarkt en de buurtbrunch de derde onderzoeksmethode. Gebaseerd op de indeling van Van Marrissing (2008), zie tabel 1, worden formele en informele participanten van elkaar onderscheiden, waarbij formele participatie in dit hoofdstuk wordt opgedeeld in (1) initiatief nemen en (2) lidmaatschap van de vereniging. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een terugkoppeling van de bevindingen uit de literatuur.

Formele participatie: de initiatiefnemers

Samen met drie andere buurtbewoners richtte Jeroen Jonkers het bewonersinitiatief ‘Ik Geef om de Jan Eef’ op in 2010. Ook al waren zij ‘de motortjes’ of ‘Hoofd-Eefjes’, toch benadrukt Jonkers dat zij zich continu binnen een groter netwerk bevinden. Deze vier bewoners kenden elkaar reeds van de kunst- en cultuurcommissie van de basisschool van hun kinderen voordat ze besloten om dit bewonersinitiatief op te zetten

De achtergrond van deze vier bewoners is opvallend. Ieder had namelijk zijn/haar eigen sterke punten waardoor zij samen een effectieve actiegroep vormden. Nathalie Rompa is goed in styling, aangezien haar man eigenaar is van meerdere restaurants. Daarnaast traint zij politici voor de pers, waardoor zij sterk is in het communiceren met de media, de overheid en andere hogere

instanties. Anita Groenink is woordvoerster geweest bij de ING en Telfort en kan goed overweg met de social media. Daarnaast is Anita liefhebber van korte maar krachtige projecten en heeft veel ervaring met wijkeconomieën. Mickelle Haest is nieuwslezeres geweest bij RTL en is sterk met persberichten. Zo heeft zij bijvoorbeeld een landelijke stichting opgezet om zwarte scholen te veranderen in gekleurde scholen. Jonkers maakt het viertal compleet. Hij bevond zich al meer dan 20 jaar tussen kleine ondernemers binnen allerlei verschillende rollen, al dan niet voor de overheid of commerciële partijen. Hierdoor begrijpt hij de winkeliers en hun denkwijze goed. Jonkers is ervan overtuigd dat “wanneer je elkaar goed aanvult, er vanzelf een vliegwiel ontstaat”. Toch verklaart hij het feit dat zij uiteindelijk zijn opgestaan om actie te nemen niet alleen op basis van hun ervaring en achtergrond: “Het is de combinatie van onze achtergrond en het feit dat we allemaal waren geraakt door de moord op juwelier Hund. We vonden gewoon dat er echt iets moest gebeuren”.

Hiernaast zijn er nog een aantal noemenswaardige kenmerken van de initiatiefnemers. Zo bevonden zij zich op het moment dat zij besloten actie te nemen alle vier in het leeftijdscohort 35-40 jaar. Andere overeenkomsten tussen deze vier bewoners zijn dat ze kinderen hebben, van

netwerk hebben, en zich verbonden voelden met de buurt doordat ze hier al langere tijd woonden en hun kinderen hier opgroeiden. Alomvattend zijn er dus veel individuele kenmerken die bij alle initiatiefnemers terugkomen.

Formele participatie: Leden van de vereniging

In de beginperiode waren de leden van de vereniging gemengd, maar op den duur merkte Jonkers dat er steeds meer jonge hoogopgeleide mensen betrokken raakten waardoor er nu een

oververtegenwoordiging van autochtone, hoogopgeleide dertigers is bij de Jan Eef. Er zijn op dit moment 190 leden van de vereniging, maar het huidige mengpercentage is erg laag. Ook tijdens de ALV op 27 mei kwam deze oververtegenwoordiging duidelijk naar voren. Jonkers verklaart dit doordat deze groep het zich kan veroorloven om jaarlijks tien euro te betalen aan de vereniging. Deze groep begrijpt dus dat de vereniging ook financieel gesteund moet worden. Ten tweede zouden zij zich het meest herkennen in de doelstellingen van de vereniging: je wordt immers lid als je je herkent in de doelstellingen van de vereniging.

Jonkers geeft aan dat er in de praktijk onderlinge verschillen bestaan tussen typen

buurtbewoners. Het verschil tussen jonge, hoogopgeleide autochtonen en andere buurtbewoners komt tevens terug in een onderzoek uit 2012 dat de winkelstraatvereniging heeft laten uitvoeren. Binnen dit onderzoek werden bewoners gevraagd op welke wijze zij gebruik maken van het winkelaanbod in de buurt en naar hun perceptie van de winkelstraat. Hieruit kwam naar voren dat jonge tweeverdienende gezinnen en studenten over het algemeen tevreden zijn met de nieuwe horeca- en koffiegelegenheden en de specialere non-foodwinkels zoals ‘It’s a Shop’. Allochtone gezinnen en ouderen zijn daarentegen minder enthousiast over de veranderingen. Zij vinden de horecagelegenheden te luxe en gaan dan ook bijna nooit uit eten. Ze zijn wel tevreden met het non- food aanbod, maar noemen hierbij andere winkels dan autochtonen en studenten, namelijk Zeeman en Kruidvat (De Jong, 2013).

Jonkers meent dat de Jan Eef ernaar streeft alle typen bewoners tevreden te stellen. Tijdens de ALV op 27 mei werd benadrukt dat de belangen van ondervertegenwoordigde groepen ook in acht moeten worden genomen. De Jan Eef wil 50% van haar energie besteden aan reeds gevestigde ondernemers en 50% aan het aantrekken van nieuwe, hippe ondernemers. De Jan Eef zoekt naar andere manieren om mensen die niet lid zijn van de vereniging uit te nodigen alsnog te participeren, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk te verrichten.

Informele participatie

Onder informele participatie verstaat Van Marrissing (2008) passieve participatie, zoals het bezoeken van evenementen die in de buurt worden georganiseerd. Om vast te stellen welke bewoners uit De

Baarsjes deelnemen aan informele participatie, heb ik zelf enkele evenementen bijgewoond zoals de MercatorMarkt op 19 april en een buurtbrunch op 25 mei.

De MercatorMarkt is een maandelijks terugkerende markt op het Mercatorplein,

georganiseerd door de Jan Eef. Ondanks het geringe aantal marktkramen (circa 15 kramen) is het aanbod erg divers. De nadruk ligt op biologische voeding en delicatessen, maar er staan ook kramen met woonaccessoires, (kinder)kleding en bloemen. Tevens staat er een zweefmolen en is er vaak een schminkkraam voor kinderen. De meeste marktkooplui zijn winkeliers uit de Jan Evertsenstraat die met een selectie van hun eigen producten op de markt staan. Op de Mercatormarkt van 19 april waren vooral autochtonen, jonge gezinnen en eind-twintigers aanwezig – personen die over het algemeen modaal of meer dan modaal verdienen. Blijkbaar voelen bewoners met een lager inkomen, van allochtone afkomst of op oudere leeftijd zich minder aangetrokken tot deze markt. Wat verder opviel was dat er voornamelijk buurtbewoners op deze markt afkwamen. Zo woonden 8 van de 10 respondenten in de buurt zelf; zes van deze acht bewoners woonden al 3 jaar of langer in de buurt (bijlage 3).

Op 25 mei organiseerde de Jan Eef een buurtbrunch: er stond een lange tafel op de stoep in de Jan Evertsenstraat waaraan circa 100 mensen konden plaatsnemen. Het doel van deze brunch was elkaar beter te leren kennen. Toegang was gratis, maar je kon alleen deelnemen als je een voucher had ontvangen na aanmelding. Vergeleken met de MercatorMarkt was het publiek op deze

buurtbrunch gevarieerd: niet alleen qua leeftijd, er was ook meer balans tussen autochtonen en allochtonen. Een groot deel van de aanwezigen gaf aan zich recent gevestigd te hebben in De Baarsjes of weinig mensen te kennen in de buurt. De meeste mensen waren hier dus inderdaad om anderen te leren kennen. Vanwege het succes wordt dit waarschijnlijk een jaarlijks evenement.

Uit deze twee participerende observaties kan worden geconcludeerd dat verschillende typen evenementen verschillende groepen uit de buurtpopulatie aantrekken. Over het algemeen nemen echter alle soorten buurtbewoners – oud of jong, autochtoon of allochtoon, rijk of arm – deel aan informele participatie.

Terugkoppeling literatuur

De CAN-DO factor uit het CLEAR-model beschrijft dat mensen voldoende toegewezen vaardigheden en bronnen ter beschikking moeten hebben om te participeren. De bevindingen uit dit hoofdstuk komen hiermee overeen: de ervaringen en de achtergrond van de vier initiatiefnemers van de Jan Eef is van groot belang geweest voor de effectiviteit van hun actieplannen. Het beschikken over

communicatief vermogen, het organiseren van evenementen, het aanmoedigen van anderen en het bezitten van tijd en financiën, zijn allen kenmerken die terugkomen bij de initiatiefnemers.

Een andere overeenkomst tussen deze bevindingen en de literatuur betreft de positieve invloed van opleiding op participatie (Mascherini et.al, 2009): in De Baarsjes blijken mensen met een hogere opleiding inderdaad vaker te participeren dan lager opgeleiden. De CAN-DO factor

veronderstelt dat mensen met een hoger inkomen vaker neiging tot participatie hebben (Lowndes et.al, 2006). Huidige bevindingen in De Baarsjes bevestigen dit: tweeverdienende gezinnen zijn sterk oververtegenwoordigd onder de verenigingsleden en zijn vaker aanwezig bij buurtevenementen. De positieve invloed van residentiële duur op participatie komt overeen met de huidige bevindingen over formele participanten, maar lijkt niet op te gaan voor informele participatie aangezien ook nieuwkomers informeel participeren. De theorie en de bevindingen komen ook niet overeen wat betreft leeftijdsgroepen. Mascherini et.al (2009) wezen 58-64 jarigen aan als meest actieve burgers, Gemeente Amsterdam (2013) noemt 18-34 jarigen als meest actief in hun buurt, maar beiden sluiten niet aan op de bevindingen aangezien in De Baarsjes juist 30-50 jarigen opvallend actief zijn.