• No results found

Vergelijking uitkomsten buitenlandse onderzoeken

Hoofdstuk 4 Data-analyse archief De Telegraaf

4.4 Tweede deelconclusie

4.4.4 Vergelijking uitkomsten buitenlandse onderzoeken

Uit wetenschappelijk onderzoek in de Europese pers blijkt dat het dominante stereotype van het Duitse nationale karakter uitgaat van het idee van sterke mentale controle, discipline, efficiency, betrouwbaarheid en hard werken (hoofdstuk 3). Diezelfde typeringen zijn terug te vinden in De Telegraaf. De Duitsers vormen een betrouwbare vechtmachine, die van geen opgeven weet. Het land wordt in het Nederlandse dagblad net als in de rest van de Europese pers omschreven met behulp van vrij onschuldige oorlogstaal, waarbij de militaristische metafoor betrekking heeft op gedragingen op het veld.

Vanaf 1974 verschilt de toonzetting in De Telegraaf echter opvallend veel van de bevindingen uit de buitenlandse onderzoeken. Niet langer zijn de sportieve gedragingen richtinggevend, maar historische politieke gebeurtenissen: de Duitse rol in de Tweede Wereldoorlog. International Rob Rensenbrink laat doorschemeren dat er in de spelersgroep anti-Duitse gevoelens leven, die voortkomen uit de oorlog en bijvoorbeeld niet uit een

58

voorgaande wedstrijd. In 1980 is het duel met West-Duitsland al ‘de wedstrijd van de haat’ en schrijft De Telegraaf expliciet dat West-Duitsland altijd al een aartsrivaal van Nederland is geweest ‘en zeker niet alleen op sportief gebied’. Daarmee wordt het weliswaar nog steeds gebruik gemaakt van oorlogstaal (categorie 3), maar met een belangrijk verschil. De uitingen zijn niet langer bedoeld als militairistische metafoor voor gedrag binnen de lijnen, maar worden ingezet om de tegenstander negatief te belichten en stemming te maken onder de lezers.

Ook waar het gaat om de stereotypen van Zuid-Amerikaanse opponenten wijken de uitkomsten van het onderzoek in De Telegraaf af van de bevindingen in de Europese pers. Uit hoofdstuk 3 blijkt dat in de media van andere landen in Europa het beeld van Zuid-Amerikaanse sporters tweeledig is: flair en creativiteit zijn de positieve kanten en daar tegenover staan ongedisciplineerdheid en irrationeel en roekeloos gedrag. In het Nederlandse dagblad is totaal geen oog voor de technische hoogstandjes en de door het publiek doorgaans gewaardeerde attractieve speelwijze van de Brazilianen of Argentijnen. In De Telegraaf heerst maar één beeld: dat van ‘keiharde, gemene en meedogenloze moordenaars’ op het veld. De Zuid-Amerikanen zijn niet te vertrouwen en schuwen geen enkel middel om wedstrijden te winnen, waarmee het stereotype veel negatiever is dan het beeld dat naar voren komt uit buitenlands wetenschappelijk onderzoek.

59

Conclusie

Vanaf het begin van de twintigste eeuw accepteren Nederlandse dagblagen schoorvoetend de populariteit van sport. In 1902 stelde De Telegraaf als eerste krant in Nederland een redacteur aan die zich volledig met sport mocht bezighouden. De redactie van het dagblad besloot regelmatiger aandacht aan sportieve gebeurtenissen te geven doordat de publieke belangstelling voor sportwedstrijden enorm toenam. Andere grote dagbladen konden uit concurrentieoverwegingen niet achterblijven bij De Telegraaf. De meeste redacties stonden niet te springen om meer aandacht te schenken aan sportwedstrijden, maar gingen schoorvoetend overstag onde de toenemende druk van de alsmaar groeiende publieke belangstelling voor sport. De professionele pioniers van de sportjournalistiek stelden zich op als assistent-bestuurders, die dansten naar de pijpen van de officials.

In de jaren ’60 verandert de sportjournalistiek in de Nederlandse dagbladen. Een sterke specialisatie leidt tot goede vertrouwensrelaties tussen sporter en journalist en dat resulteert in veel primeurs. Voortbouwend op die ontwikkeling introduceert Anton Witkamp als chef-sport van De Telegraaf de ‘eigen kolom van de sportman of vrouw’, waarbij sporters tegen betaling vertrouwelijke mededelingen exclusief aan hun opdrachtgever prijsgeven. De toenemende interesse van het publiek in de persoonlijke visies van sporters en hun begeleiders vormde een belangrijke reden in deze innovaties in de vaderlandse sportpers. De journalisten van De

Telegraaf werd verweten alles te doen om een zo groot mogelijk publiek te trekken en door te appelleren aan het chauvinisme en de zucht naar sensatie van de lezers.

In dit onderzoek zijn dergelijke uitingen van nationale identiteit in De Telegraaf onderzocht aan de hand van vijf categorieën, die ook in vergelijkbare wetenschappelijke onderzoeken zijn gehanteerd. De vijf soorten uitingen van nationale identiteit zijn: het gebruik van nationale symbolen en stereotypen, gebruik van de wij/zij-vorm, oorlogstaal, narcistisch taalgebruik en verwijzingen naar (verzonnen) tradities en nostalgische gebeurtenissen.

De Nederlandse nationale identiteit in De Telegraaf is gedurende de jaren 1900-1988 aan weinig veranderingen onder hevig. Nederland is een klein land en om te winnen, zit er dan maar één ding op: gezamenlijk verbeten vechten. Als een leeuw. Het dagblad er geen misverstand over bestaan hoe het nietige Nederland toch succesvol kan zijn: enkel door hard te werken en te vertrouwen op zijn sterke karakter. De fier strijdende Nederlandse leeuw wordt door de jaren hen consequent gebruikt om Oranje (en impliciet het Nederlandse volk) te omschrijven. ‘Holland zou Holland niet zijn als wij ons op papier reeds gewonnen gaven!’

60

heet het in een voorbeschouwing in 1920. En veertien jaar later: ‘de ploeg bezit een dosis geestelijke wilskracht. [...] Het schoone devies ,,Je Maintiendrai’’ getrouw.’

De verpersoonlijking van dat stereotype is (althans tijdens het wereldkampioenschap in 1974) middenvelder Johan Neeskens. Als hij vanwege een blessure een duel dreigt te moeten missen, zegt hij: ‘Niet spelen, [...], betekent evenveel als niet meer kunnen lopen. [...]. Alleen een beenbreuk kan je op de reservebank houden. [...].’ De

Telegraaf smult ervan. ‘Hier sprak het karakter van Oranje,’ looft de krant de bij Barcelona stevig verdienende ster. ‘Verzadiging kent hij niet. Neeskens blijft voor zijn brood werken.’ Doorzettingsvermogen en een goede mentaliteit zijn kwaliteiten die dat jaar steevast worden gebruikt om de Nederlanders te typeren. ‘Oranje bewees dat het ook karakter bezit. Het karakter eigenlijk van de Duitsers, die dat wapen vier jaar geleden in de strijd wierpen en er de finale mee wonnen’. Ook het grootste succes in de geschiedenis van het Nederlands elftal (de Europese titel in 1988) wordt in De Telegraaf toegeschreven aan de mentale kracht van het team en het hele volk. ‘Samen stonden we sterk op een moment, dat iedere andere ploeg aan de koude-oorlogvoering ten onder zou zijn gegaan’, schrijft de krant. De Nederlandse leeuw ‘brulde als nooit tevoren’.

De nationale identiteit van Nederland wordt niet alleen benadrukt door te wijzen op de ideale karaktertrekken van de vaderlandse voetbalhelden, maar minstens net zo sterk door de eigen voetballers af te zetten tegen de buitenlandse opponenten. Zuid-Amerikaanse

tegenstanders, in De Telegraaf beschreven als gemene, onbetrouwbare en keiharde personen, blijken daarvoor zeer geschikt. Maar nergens gaan de negatieve beschrijvingen zo ver als in de artikelen over de nationale aartsrivaal Duitsland. Het speciale karakter van de duels met de Duitsers blijkt vooral uit de frequentie waarmee gebruik wordt gemaakt van oorlogstaal. Tot het wereldkampioenschap van 1974 hebben tot dan toe vooral betrekking op de ‘sportieve’ oorlog, de strijd die op het veld wordt uitgevochten. Maar in de jaren die volgen wordt steeds vaker en explicieter de Tweede Wereldoorlog aangehaald om de afstand tussen het eigen team en tegenstander Duitsland te vergroten.

Opmerkelijk is dat de toonzetting feller wordt naar mate de oorlog langer geleden is, waarbij de piek van anti-Duitse berichtgeving ligt in de verslaggeving van het gewonnen (en in Duitsland gehouden) Europees kampioenschap van 1988. Daarnaast valt op dat vooral in de (door De Telegraaf bedachte) columns van sporters wordt uitgehaald naar buitenlandse

tegenstanders. Zonder nuance worden opponenten negatief belicht, waardoor de afstand tussen ‘wij Nederlanders’ en andere nationaliteiten zo veel mogelijk wordt vergroot. Het gaat niet op deze ophitsing van de lezers volledig voor rekening van de internationals zelf te laten

61

komen, want de sportredactie van de De Telegraaf heeft als betalende opdrachtgever en ghostwriter van de columns onmiskenbaar een sterke invloed op de toonzetting van de rubrieken. De krant draagt op die manier stevig bij aan het versterken van de nationale

identiteit door de spelers (op verzoek) te laten verhalen over bijvoorbeeld het oorlogsverleden van Duitsland of in ieder geval hun (spontane) uitingen niet te schrappen of te nuanceren.

De aparte status van tegenstander Duitsland in De Telegraaf blijkt duidelijk uit de vergelijking met de uitkomsten van onderzoek naar de buitenlandse pers. Het dominante stereotype van het Duitse nationale karakter (sterke mentale controle, discipline, efficiency, betrouwbaarheid en hard werken) is ook terug te vinden in De Telegraaf. De militaristische metafoor om opponent Duitsland te beschrijven beheerst net als in de Europese pers de verslaggeving in het Nederlandse dagblad, met één belangrijk verschil. De uitingen zijn vanaf de jaren ’70 niet langer bedoeld om gedrag binnen de lijnen te beschrijven, maar worden ingezet om de aandacht te vestigen op het Duitse oorlogsverleden om op die manier de tegenstander in een kwaad daglicht te stellen en stemming te maken onder de lezers.

Reflectie

Het Nederlands elftal staat er nooit alleen voor. Dat is voor mij een van de belangrijkste resultaten van dit onderzoek naar een kleine eeuw interlandverslagen van De Telegraaf. Al vanaf het prille begin van de sportverslaggeving in het Nederlandse dagblad verbindt de krant zijn lezers met de prestaties van het nationale team. De eer van de hele natie staat op het spel, dus laat de Leeuw niet in z’n uppie staan. Mogelijk gedreven door het sterk vraaggerichte karakter van de sportjournalistiek (de almaar groeiende behoefte van lezers aan sport in de krant) lijkt objectiviteit en onafhankelijkheid van ondergeschikt belang waar het gaat om de berichtgeving over Oranje. De schaamteloze (en terugkijkend eigenlijk tenenkrommende) wijze waarop het oorlogsverleden van Duitsland wordt aangehaald om de lezers in de stemming te brengen voor naderende confrontaties met de aartsrivaal is daarvan het duidelijkste voorbeeld. Ik vond het opmerkelijk om te zien hoe een krant zich laat gaan in ronduit anti-Duitse artikelen, waar het uiteindelijk slechts om een simpele voetbalwedstrijd gaat.

Daarnaast toont dit onderzoek aan hoe hardnekkig de per buitenlandse tegenstander gehanteerde stereotypen zijn. Voor een groot deel van de buitenlandse opponenten is reeds vooraf een realistische voorspelling te geven van de toonzetting en de wijze waarop de tegenstanders in de verslagen zullen worden beschreven. Het lijkt erop dat journalisten bij gebrek aan actuele kennis teruggrijpen op het algemene beeld (de stereotype waar elke lezer

62

zich iets bij kan voorstellen), waarbij de in voorbeschouwingen opgeroepen beelden in de daarop volgende wedstrijdverslagen worden bevestigd.

Op de werkvloer van mijn werkgever AD Sportwereld is recent nog hard gelachen toen een verslaggever Oranjes tegenstander Albanië (zonder verdere ondersteuning) omschreef als een regelrechte schurkenstaat. De typering haalde de krant niet, maar het voorval toont aan dat het gebruik van vaststaande en hardnekkige stereotypen snel gemeengoed is waar Nederland het opneemt tegen andere landen. Dit onderzoek kan een zekere bewustwording creëren, journalisten zouden bij zichzelf te rade kunnen gaan in hoeverre vooraf ingenomen standpunten of heersende stereotypen hun verslaggeving beïnvloeden.

Uit het onderzoek blijkt dat verslagen voor en na de duels met (vooral West-) Duitsland de meest interessante uitkomsten opleveren. De toonzetting is feller en gezien de traditioneel beladen sportieve relatie is het een aardig idee om in een volgend onderzoek de aandacht puur te richten op alle ooit gespeelde wedstrijden tegen Duitsland. De steekproefgewijze aanpak over een lange periode van deze scriptie heeft als nadeel dat de eerste onderzochte ontmoeting met (Oost-)Duitsland stamt uit 1970. Eerdere ontmoetingen blijven buiten beschouwing en dat kan worden ondervangen door alle wedstrijden van slechts één tegenstander in het onderzoek op te nemen. Dat onderzoek zou kunnen worden uitgebreid door ook andere bronnen dan alleen De Telegraaf te bestuderen. Daarbij valt te denken aan andere Nederlandse dagbladen maar zeker ook aan boeken. Rond het afgelopen Europees kampioenschap 2008 kwam er een stroom aan boeken op de markt met terugblikken op de Nederland gewonnen editie van twintig jaar geleden. Niet zelden blikten de journalisten van toen terug op hun ervaringen en gevoelens uit 1988. De sterke anti-Duitse gevoelens, die de verslaggeving in die periode onmiskenbaar heeft beïnvloed, worden in de recent gepubliceerde verhalen onverbloemd toegegeven.

63

Literatuurlijst

Paul Arnoldussen, Het verhaal van de IXe Olympiade, Thomas Rap, Amsterdam 1994.

Jo Bardoel et al, Journalistieke cultuur in Nederland, Amsterdam University Press, Amsterdam 2002.

Blain et al, Sport and national identity, Leicester University Press, Leicester 1993. Rod Brookes, Representing sport, Arnold, Londen 2002.

Rod Brookes, Newspaper and national identities: the BSE/CJD crisis and the British press, in:

Media, Culture and Society.

J. Coakley, Sport in society. Issues & controversies, McGraw-Hill, Boston 1998.

R. van Couwenhoven en H. Snoep, Negentig jaar Elfstedentocht, De Vrieseborch, Haarlem 1999.

J. Cottaar, ‘Koerswijziging amateurisme – semiprofessionalisme’, in: Voetballen toen en nu, ed. M. Rooij, KNVB, Zeist 1964.

Doe Hans, ‘Sportjournalistiek’, in: Nationaal sport gedenkboek, ed. H.A. Meerum Terwogt.

G. Hogenkamp, Een halve eeuw wielersport 1867-1917, Hogenkamp, Amsterdam 1916.

Kuiphof, H., Voetballers spelen, journalisten oordelen, in: De Journalist, 28 november 1997.

Josep Maguire, The War of the Words? Identity Politics in Anglo-German Press Coverage of Euro 96, in: European Journal of Communication, SAGE Publications, London 1999.

Jospeh Maguire, Global Sport, identities, societies, civilizations, Polity press, Cambrigde 1999.

64

H.A. Meerum Terwogt, in: De Journalist, 10 oktober 1933.

H.A. Meerum Terwogt, ‘Rotterdam en ik’, in: Hier Rotterdam 5 april 1957. Geciteerd in de levensschets van Terwogt door J. Hemels, BWN 3, 1989.

G.J. Nijland en Leo Lauer, Koloniale Boek Centrale, Amsterdam 1928.

NOC, Gedenkboek bij het 25-jaring bestaan 1912-1937, ’s-Gravenhage.

Hugh O’Donnell, Mapping the mythical: a geopolitics of national sporting stereotypes, in:

Discourse & society, vol. 5 (3), SAGE/Thousand Oaks, Londen 1994, p.

Ruud Paauw, ‘Vijftig jaar sportjournalistiek in Nederland’, in: Sportgeschiedenis in

Nederland, ed. W. van Buuren en T. Stevens, Stichting Historisch Platform en Stichting de Sportwereld, Amsterdam 1998.

Wayne Wanta, ‘The coverage of sports in print media’, in Handbook of sports and media, ed. Arthur A. Raney and Jennings Bryant, University of Missouri, Mahwah/New Jersey 2006.

K. Schaapman, De aanval op het woord. Een drama in drie bedrijven over de wording, de

verdrukking en de overleving van het voetbalverhaal, doctoraalscriptie

communicatiewetenschappen, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 1992.

Nico Scheepmaker, Het krankzinnige kwartiertje, De Gooise Uitgeverij, Bussum 1978.

Ruud Stokvis, Strijd over sport, Organisatorische en ideologische ontwikkelingen, Deventer, 1979.

Ruud Stokvis, Sport, publiek en de media, Aksant, Amsterdam 2003.

Andrew Tudor, hoofdstuk 13, in: Handbook of sports and media, ed. Arthur A. Raney and Jennings Bryant, University of Missouri, Mahwah/New Jersey 2006.