• No results found

Vergelijking schatting voor Nederland met WHO Global Burden of Disease

BLOOTSTELLING IN DE ARBEIDSSITUATIE Dit hoofdstuk beschrijft schattingen van de totale bijdrage van arbeidsomstandigheden aan de ziektelast

4.3 Vergelijking schatting voor Nederland met WHO Global Burden of Disease

Uit het voorgaande blijkt dat de schatting via afzonderlijke in Nederland veelvoorkomende

arbeidsgerelateerde aandoeningen (onze schatting van 2-4%) veel hoger uit komt dan de totaalschatting van de WHO voor Nederland (0,7%). Er zijn drie mogelijke redenen waardoor dit verschil in schatting ontstaat.

WHO includeert geen 65-plussers

Een eerste reden waarom de totale ziektelast in onze schattingen niet overeenkomt met die van de WHO is dat wij in onze schattingen rekening hebben gehouden met de ziektelast in de gewerkt hebbende bevolking van 65 jaar en ouder. De WHO doet dit niet. Voor een aantal aandoeningen, met name de chronische aandoeningen of aandoeningen met een lange latentietijd, kan de ziektelast behoorlijk hoger uitkomen als de ziektelast in de gewerkt hebbende 65-plussers wordt meegerekend. Zo is de ziektelast

door longkanker bijvoorbeeld 6.500 in de werkzame beroepsbevolking, voor de 65-plussers komen hier nog 6.600 DALY’s bij.

Maar ook zonder deze groep 65-plussers komt onze schatting hoger uit (namelijk op 2-3%) dan die van de WHO (0,7%).

WHO neemt andere aandoeningen mee

Een tweede reden is dat de WHO-schatting geen specifieke schatting is voor Nederland. In Nederland staan arbeidsongevallen niet bovenaan in de lijst met aandoeningen die de meeste ziektelast veroorzaken (zie Tabel 4.1), terwijl in de WHO-berekeningen de gevolgen van arbeidsongevallen de meeste

ziektelast leveren. In onze berekeningen is de ziektelast door arbeidsongevallen qua DALY’s weliswaar vergelijkbaar met die in de WHO-berekeningen17, maar in Nederland staan andere arbeidsgerelateerde

aandoeningen zoals burn-out en KANS hoger. In de WHO-schattingen zijn deze aandoeningen niet meegenomen. De aandoeningen die de meeste ziektelast in Nederland veroorzaken, zijn andere aandoeningen dan die in de WHO-schatting naar voren komen. In Nederland zijn niet zozeer de ‘klassieke’ aandoeningen en risico’s zoals lawaaislechthorendheid en arbeidsongevallen de aandoeningen die de meeste ziektelast veroorzaken, maar zorgen andere aandoeningen voor veel ziektelast.

WHO volgt generaliserende benadering, Nederland specifieke benadering

Voor de WHO moeten de gegevens wereldwijd te gebruiken zijn. De WHO selecteert alleen beroepsziekten waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn: een aantal kankers (longkanker, mesotheliomen en leukemie), luchtwegaandoeningen (COPD, beroepsastma en stoflongen (zoals silicose en asbestose)), lage rugpijn, doofheid, ongevallen en infectieziekten als gevolg van prikaccidenten in de gezondheidszorg. Bovendien toetst de WHO de mate van ‘dekking’ van deze selectie aan een overzicht van eerdere pogingen om tot schatting van de gezondheidschade door

blootstelling in de arbeidssituatie te komen. In bepaalde (minder ontwikkelde) regio’s zijn gegevens met betrekking tot aandoeningen niet of nauwelijks beschikbaar, waardoor deze dus afvallen. Aandoeningen die belangrijk voor Nederland zijn, worden zo niet meegenomen.

Daarnaast schat de WHO de omvang van de risicopopulaties met behulp van opnieuw een sterk generaliserende benadering: leeftijd-, geslachts- en regiospecifieke gegevens over fracties van

economisch actieven in de bevolking. Deze fracties zijn vervolgens verdeeld over een aantal subsectoren van landbouw, industrie en diensten (bijvoorbeeld mijnbouw, maakindustrie, elektronica en bouw). Vervolgens worden die weer aan beroepsprofielen toegewezen. Tot slot zijn met behulp van deze ‘strata van blootgestelden’, schattingen van blootstellingsniveaus en beschikbare relatieve risico’s (vaak uit lokale studies) regiospecifieke populatie attributieve risico’s geschat voor de geselecteerde

beroepsziekten. Een indeling naar (sub)sector en beroepsprofiel zal tot een forse misclassificatie van blootstelling leiden, niet alleen kwantitatief, maar zeker ook kwalitatief. Een groot aantal verschillende factoren kan longkanker, COPD of valongevallen veroorzaken. De gebruikte indeling doet niet veel recht aan de enorme variatie in samenstelling en hoeveelheid van de blootstelling aan dergelijke risicofactoren tijdens arbeid over de hele wereld, in zowel vooral dienstverlenende Westerse

economieën als in de snel groeiende, voornamelijk industriële economieën van Zuid-Amerika en Azië. Ook het belang van de duur van (cumulatieve) blootstelling bij aandoeningen die pas na verloop van tijd ontstaan zoals kanker of COPD kan nog niet optimaal in de schattingen worden verwerkt bij gebrek aan nauwkeurige gegevens. Gegevens over de kwantitatieve relatie tussen blootstelling en respons

(risicofuncties) zijn maar beperkt beschikbaar en dan ook nog vooral uit onderzoek in Westerse landen (Finland, USA). Toch moeten die in de WHO-benadering wereldwijd worden toegepast, ongeacht de

17 De WHO schat voor de regio waartoe Nederland behoort dat 49 DALY’s per 100.000 inwoners worden verloren aan

samenstelling, gezondheidstoestand en gedrag van de blootgestelde populaties elders of de omstandigheden van blootstelling. De daarmee berekende populatie attributieve risico’s worden vervolgens genomen van bestaande schattingen van ziektelast in DALYs, alsof elk ziektegeval overal hetzelfde is wat betreft beloop, duur of ernst, ongeacht de oorzaak. Kortom, bij gebrek aan specifieke en nauwkeurige gegevens moet de WHO het doen met grove schattingen, waardoor gemakkelijk een onderschatting ontstaat.

WHO-ziektelastberekeningen voor Nederland geven behoorlijke onderschatting

De WHO-ziektelastberekeningen voor Nederland geven dus een behoorlijke onderschatting. De ziektelast in Nederland is lastig te vergelijken met die in de Europese regio, laat staan met de wereldwijde schatting, omdat de samenstelling van de beroepsbevolking en van de arbeidssituatie verschilt. In bepaalde opzichten zijn de Nederlandse arbeidsomstandigheden gunstiger, in andere opzichten juist ongunstiger dan het Europese gemiddelde (Paoli & Merllié, 2001). De

ziektelastschattingen zoals wij die hebben berekend, zijn gebaseerd op Nederlandse gegevens. Deze zijn weliswaar ook niet altijd optimaal, maar ze zijn wel toegespitst op de Nederlandse situatie. Hierdoor komen aandoeningen en ongunstige arbeidsomstandigheden die in Nederland veel voorkomen, ook als zodanig in de totale ziektelast als gevolg van ongunstige arbeidsomstandigheden naar voren.

5

TE BEHALEN GEZONDHEIDSWINST: EEN