• No results found

4. ONDERZOEKSMETHODE

4.2. B ESCHRIJVING

4.2.2. Veldwerk

4.2.2. Veldwerk

Voor de registratie van de sporen en het benoemen van de foto’s werd de benaming POLY-11 (POperinge – LYssenthoek (Boescheepseweg) 2011) gebruikt. Het onderzoeksgebied had een totale oppervlakte van ca. 4500 m².

De onderzoeksmethode is op te delen in een aantal fasen waarbij het terrein opgedeeld werd in twee zones (zie figuur 27). In eerste instantie werd het aanwezige opgeschoten gras machinaal verwijderd zonder het wegnemen van de ploeglaag. Nadien werd het volledige terrein afgezocht met een dieptezoeker van het merk White’s TM 808 en dit om mogelijke explosieven of andere grote metalen objecten op te speuren.

Zone 1 (ca. 30m breed op 100m lang) betreft het noordelijke deel waarbinnen de barakken gevestigd waren en omslaat ca. 2/3 van het totale terrein. Deze zone werd ingedeeld in vierkanten van 4 op 4m, waarbij de kolommen alfabetisch werden genummerd; de rijen kregen een cijfer. Zodoende werd elk vierkant voorzien van een code, bv. A1 of D10. De basislijn bevindt zich parallel met de Winterbeek, waarbij A1 in de noordoostelijke hoek aan de Winterbeek gelegen is. Na deze indeling werd de zone onderworpen aan een metaaldetectieonderzoek en de vondsten werden per vierkant verzameld. Het doel van dit onderzoek is om aan de hand van de aan- of afwezigheid van metalen voorwerpen de locaties van de barakken vast te stellen, aangezien de

horizontale verplaatsing van metalen objecten vrij miniem is25. Op deze wijze kon de eerste 15 tot 20cm26 van de ploeglaag gescreend worden op metalen voorwerpen. Na dit onderzoek werd overgegaan tot het machinaal verdiepen tot net onder de ploeglaag op de bovenzijde van de B-horizont. Dit afgraven gebeurde in twee stappen. Vooreerst werd afgegraven tot een 20cm onder het maaiveldniveau, waarna dit tussenvlak onderzocht werd met een metaaldetector. De vondsten die hierbij aan het licht kwamen werden niet verzameld in vierkanten maar omwille van tijdsdruk volgens vier zones (0-25m, 25-50m, 50-75m en 75-100m) waarbij de zone 0-25m het dichtste bij de Winterbeek gelegen is. Nadien werd verder afgegraven tot net onder de ploeglaag (vlak 1), het niveau waarop de sporen uit de Eerste Wereldoorlog zichtbaar worden. Dit niveau bevond zich op een 40 tot 50cm onder het maaiveldniveau. Zodoende kan gesteld worden dat in zone 1, rekening houdend met de volgende factoren:

- de bodemgesteldheid die vrij compact is en een minder dieptebereik van de metaaldetector toelaat;

- de materiaalsoorten bestaande uit overwegend koper en zilver die goed tot zeer goed gedetecteerd worden;

- de willekeurige positie van de objecten die sterk het dieptebereik beïnvloeden; - de relatief beperkte grootte van de objecten met een gemiddelde oppervlakte van

4 tot 6cm²

- de variërende dikte van de ploeglaag van 40 tot 50 cm,

dat het procentuele aantal van de gerecupereerde metalen objecten rond de 80% ligt van het totale vermoedelijke aantal dat zich in de ploeglaag bevond. Om dit percentage op te trekken werden de zandbergen eveneens onderzocht met een detector en verzameld als zandbergvondsten, waardoor vermoedelijk 85% van de metalen objecten in de ploeglaag in zone 1 werden teruggevonden.

Het eerste vlak dat zich net onder de ploeglaag bevond, werd tijdens de machinale aanleg opgeschaafd waarna de aangetroffen sporen werden aangeduid en gefotografeerd. Tijdens en na de volledige aanleg van zone 1 vlak 1 werden

25 Het ploegen van de akker zorgt voor een verticale verplaatsing van objecten binnen de bouwvoor (0-40 cm). De horizontale verplaatsing is eerder gering, tenzij kleine objecten aan de tractorwielen blijven plakken en hierdoor verplaatst worden.

26 Het dieptebereik van de metaaldetector, in dit geval van het merk XP Deus, is afhankelijk van diverse factoren zoals de bodemgesteldheid, materiaalsoort, positie in de bodem (horizontaal of verticaal) en de grootte van het object. In perfecte condities kan een doorsnee munt tot een maximale diepte van 25cm gedetecteerd worden.

overzichtsfoto’s genomen. Het droge en zonnige weer tijdens de eerste weken van het onderzoek beïnvloedde sterk de zichtbaarheid van de sporen (snelle uitdroging van het vlak). Na de aanleg werden het vlak, de sporen en de profielwanden ingetekend op watervast tekeningpapier op schaal 1:50, waarna overgegaan werd tot het couperen van de sporen. De coupes werden op hun beurt fotografisch vastgelegd, ingetekend op watervast papier op schaal 1:20 en beschreven. Het meetsysteem en de hoogtes werden opgemeten door een beëdigd landmeter. Na afronding van het eerste vlak werd verder machinaal verdiept naar het moederbodemniveau (zone 1 vlak 2), waarbij dezelfde stappen als vlak 1 werden uitgevoerd (fotograferen, intekenen, couperen, inmeten, …). Een deel in het oosten van zone 1 diende niet verder verdiept te worden aangezien hier geen diepe verstoringen gingen plaatsvinden bij de verdere werkzaamheden.

In het tweede vlak werden ook enkele boomvallen onderzocht volgens de kwadrantenmethode. Bij het opschaven werden in enkele boomvallen silexen aangetroffen. Deze sporen werden nadien onderzocht volgens de kwadrantenmethode, waarbij elk kwadrant volledig bemonsterd werd per niveau van 5cm. Nadien werden deze zeefstalen verder uitgezeefd op 5, 2 en 0,5mm, waarbij het resterende residu verder uitgesorteerd werd. In de zone aan de Winterbeek werd na afronding van vlak 2 nog een derde vlak aangelegd, waarbij een bufferzone werd voorzien aan de beekzijde, aangezien zich hier een brede late ijzertijd of vroeg-Romeinse gracht bevond, die zich onduidelijk aftekende in het tweede vlak.

Na afronding van zone 1 werd overgegaan naar het onderzoek in zone 2 (ca. 35 m breed en 50 m lang). Zone 2 (zuidelijk deel) behelst het gebied waar ten tijde van de Eerste Wereldoorlog een rondpunt wordt aangegeven samen met een kleinere voorraadbarak (barak 9). De zone werd net als zone 1 eerst op maaiveldniveau gescreend op metalen voorwerpen. De vondsten werden volgens twee zones ingezameld: de zone rondom de voorraadbarak (westelijk deeltje) en de grote zone van het rondpunt. Nadien werd overgegaan tot het verdiepen naar het eerste en tevens enige vlak, wat net als in zone 1 in twee stappen gebeurde om met de metaaldetector de metalen voorwerpen te recupereren. Ook de zandberg werd nadien gescreend op metalen objecten. Op deze wijze kon ook hier tot 85% van de metalen vondsten die zich in de ploeglaag bevonden teruggevonden worden. Het eerste vlak werd aangelegd onder de ploeglaag. Een duidelijke B-horizont bleek niet aanwezig, bijgevolg werd dit vlak aangelegd in de moederbodem waardoor zowel WOI- als oudere sporen konden onderzocht worden. De aanwezige sporen werden aangeduid, gefotografeerd, ingetekend en gecoupeerd. Het vlak werd gefotografeerd en ingetekend op schaal 1:50, de coupes op schaal 1:20. Nadien werd het meetsysteem en de hoogtes ingemeten door een beëdigd landmeter.

Na afronding van zone 2 werd het volledige terrein terug opgevuld. Bij het afgraven werden de ploeglaag en de onderliggende lagen apart gestockeerd zodanig dat zij op een correcte wijze terug aangevuld konden worden. Op het einde werd het volledige geëffende terrein kort onderzocht met een metaaldetector wat nog een tiental metalen objecten opleverde die als heropgevulde grond algemeen werden ingezameld.

Tijdens het onderzoek werden enkele profielen geplaatst, gefotografeerd, ingetekend (schaal 1:20) en beschreven om een beter inzicht te krijgen in de bodemopbouw en de eventuele verstoringsgraad binnen het gebied. Vondsten werden per spoor, zone of kwadrant verzameld en voorzien van een bijhorende fiche met vermelding van spoor- en inventarisnummer, met daarbij een korte beschrijving van het materiaal. Tijdens de verwerking werd het materiaal gewassen, gedroogd en gedetermineerd. Tijdens de aanleg van de vlakken, de vlakken zelf en bij het onderzoeken van de sporen werd een metaaldetector van het type XP Deus gebruikt om eventuele metalen voorwerpen op te sporen, zoals hierboven beschreven.

Figuur 27: Indeling in de twee archeologische zones volgens enerzijds de aanwezigheid van de barakken (zone 1; rood) en de locatie van het rondpunt (zone 2; blauw) (© Annemie Morisse Talbot House).

Figuur 28: Voorbeeld van de metaaldetectie uitgevoerd bij het verdiepen aan de Winterbeek.