• No results found

Vegetatietypen en erosiebestendigheid 34

4.1. Noord-Duitsland

4.3.1. Vegetatietypen en erosiebestendigheid 34

De vegetatie op de groene taluds van dijken in Sleeswijk-Holstein komt sterk overeen met die van Nederlandse dijken. In beide gevallen gaat het om tamelijk intensief beheerde Beemdgras-raaigraswei-den. Dit vindt ongetwijfeld zijn oorzaak in de grote overeenkomst in beheer (schapenbeweiding en bemesting). Ook aan de Deense kust komt dit type vaak voor. De Beemdgras-raaigrasweide, met een overigens redelijke bedekking, wortelt oppervlakkig en is gevoelig voor erosie. Vooral op de plaatsen boven de zout-zoetwatergrens waar het zoute water gedurende enige tijd per jaar staat of een sterkere golfaanval optreedt, bleek dit type aan de Duitse en Deense westkust aanzienlijke schade te kunnen oplopen. Bij steile taluds trad soms aanzienlijke erosie op, bij flauwe taiuds ontstonden kale plekken o.a. door inzijging van zout water in geërodeerde plekken boven de veekruimweg en overbeweiding (begrazing van onvolgroeide zoden). Ook in Nederland kan bij hoge waterstanden schade ontstaan in de Beemdgras-raaigrasweide. Daarnaast ontstaan bij een slechte conditie van de grasmat open plekken door opspattend zout water en oppervlakkige afstroming van regenwater.

De kweldervegetatie bleek zeer erosiebestendig (mits niet al te intensief beheerd). Het aanbrengen van kwelderzoden boven de zout-zoetwatergrens voldoet bij herstel van schade. Omdat deze begroeiing na 34

••'_4_ ••2,; '."-II:". .'i-;

- •'. &, t 4S_. - _

*" (d

6 - .

VIA

- . ' ._ç ,.Z •' -

Foto 18 i 't H t : - t OIJt bi - c '1 eii - r plam 11ti)OldcI111 - 1), Bliji-Ferwerd (Friesland)

.•_¼ j•i , • -

•--- - -,'.-

4 -

•:',-- -- . .'• ... -.

—... ••11

.'.- :- -

•- ,e , •'

'--'awt

-

'S..S.••--,. •- ''- ':.

", ~ ~ MRINEU,

Foto 1 T Groene dijk grenzend aan een slu Lor, 0 dronken LvortL F oldel ui- v ouJo-i

•. ; - --S.

-

4. . ...- . .. ... .

..

.:

..,.

Al

o.

lot pL

-.-.

Foto 9: Met kweldergris begroeid biilHeiiLiILjJ v,in oeveiveidedigiiig, VLII1I ii e de

(Groningen)

.,..•. v'• •. -

-.

-- -

• • . . - , fl..•. ,- - i —•

Foto 20: Spontane begroeiing met Kweldergras van een teen aan aout waLci, elina-poHer (Zeeuws Vlaanderen)

11 na pgini 34

verloop van tijd evolueert tot een zoetwatervegetatie, kan voor de bedreigde zone meer worden verwacht van een verbetering van de erosiewerende eigenschappen van de zoete zode door bijvoorbeeld een extensiever beheer.

Evenals in Nederland komen plaatselijk in Sleeswijk-Holstein en, door de vanwege het versnipperde beheer gevarieerde dijken, vaker in Denemarken, op oudere taluds en op overhoeken en nabij

bebouwingen minder intensief beheerde en daardoor soortenrijkere vegetatietypen (kamgrasweiden en glanshaverhooilanden) voor. Indien het extensieve beheer zorgvuldig wordt uitgevoerd wordt op die plaatsen een in civieltechnisch opzicht goede zode verkregen. Hierin verschilt de Nederlandse situatie niet van die aan de Duitse en Deense westkust.

Waar in Nederland voorland aanwezig is, wordt de dijkvegetatie doorgaans door een harde bekleding gescheiden van de kweldervegetatie. Ook op de groene dijken die in Nederland op enkele plaatsen voorkomen (Zwarte polder, Zwin, Waarde, Nr. Eén, Saeftinge, Ferwerd-Holwerd, Schiermonnikoog), worden aaneengesloten overgangen tussen zout- en zoetwatervegetatie die kenmerkend zijn voor de door ons bezochte Duitse en Deense dijken maar weinig aangetroffen. Vaak zijn voorland en dijk ter hoogte van de grens nog gescheiden door een afrastering. Het gevolg hiervan is dat zich daar veek ophoopt, dat in het winterseizoen niet tijdig kan worden verwijderd en aanzienlijke schade aan de grasmat veroorzaakt (Kerkhof en de Ridder, 1994). Door gebrek aan ruimte is er geen sprake van een geleidelijk verloop maar een Vrij abrupte overgang tussen het relatief steile buitentalud (1:4) en de aangrenzende kwelderbegroeiing. In Friesland is het voorland breed en hoog, zodat de

zout-/zoetwatergrens veel verder van de groene dijk verwijderd ligt. Bij de groene dijk bij Blija-Ferwerd is wel een flauwe taludhelling toegepast (1:8).

Uit opnamen van voormalige groene dijken in Groningen (Bouwsema 1978) blijken overgangen tussen zout- en zoetwatervegetatie op de teen van de nog niet verhoogde dijk van eenzelfde aard te zijn als nu aan de Duitse en Deense Waddenkust worden aangetroffen. Het is aan te bevelen na te gaan hoe in voorkomende gevallen de overgang groene dijk - kwelder kan worden verbeterd, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een minder steil beloop.

4.3.2. Nederlandse voorbeelden

Nederlandse kwelderzoden, bestaande uit Kweldergras, Rood zwenkgras en Fioringras, hebben dezelfde samenstelling als die van het Noordelijk Waddengebied en hebben evenzo een hoge erosiebestendigheid. Waar mogelijk is toepassing te overwegen. Zo heeft zich bijvoorbeeld bij de dijk langs de Setina-polder waar na de ontpoldering 40-50x per jaar zout water aan de dijkvoet staat (met een overigens lage golfhoogte) op de dijkvoet een hechte grasmat ontwikkeld, bestaande uit

kweldergras (zie foto 20). In de eerste periode na het bezwijken van een zomerkade stierf de inmiddels zoete zode af door het te frequente contact met zout water. Erosie zette in. Op aanraden van

vegetatiekundigen heeft de beheerder het even aangezien.

Ook bij de oeverrand-verdediging bij de Punt van Reide (Dollard) kan een beheer gericht op de ontwikkeling van kweldergrasbegroeiing succesvol zijn (zie foto 19) (Muijs 1993). Dit is natuurlijk alleen mogelijk op hoogten die nog onder invloed staan van het zoute (grond-)water. Op de meeste plaatsen bevindt zich gras ver boven de zout-zoetwatergrens. Hier is toepassing van de

erosiebestendige kweldergrassen niet mogelijk. Wanneer de grasmat in goede conditie verkeert, d.w.z.

goed gesloten is en een relatief hoge worteldichtheid heeft, kan een zoetwaterbegroeiing oploop van zout water verdragen. De mate van belasting is daarbij van groter belang. Mogelijke (gedeeltelijke) vervanging van te lichte blokkenbekledingen door gras hangt boven de zout-zoetwatergrens sterk af van de kwaliteit van de (zoetwater) vegetatie en de optredende belasting. Aanwezigheid van voorland of de mogelijkheid taluds te verflauwen spelen daarbij een rol.

4.3.3. Onderhoud en kosten

Zeedijkgrasmatten zoals in dit verslag worden beschreven, vereisen een vrij intensief, regelmatig en merendeels handmatig onderhoud. Het repareren van kleine beschadigingen met zware machines kan de totale schade juist vergroten.

Een kostenvergelijking tussen dijken bekleed met een grasmat of met een harde bekleding is nooit 35

gemaakt. In zon vergelijking moeten zowel de aanleg- als onderhoudskosten worden betrokken. met name de onderhoudskosten van grasmatten kunnen hoog zijn (verzorging grasmat, ruimen en storten van veek).

4.3.4. Belangentegenstellingen

Als aanleg van groene zeedijken wordt overwogen, is een begripsvol overleg tussen waterkerings- en natuur-en-landschaps- en landbouw-vertegenwoordigers voorwaarde voor een goede multifunctionele oplossing, juist vanwege het ruimtebeslag van de op het eerste gezicht natuur-vriendelijke groene zeedijken.

Lokaties waar een voldoende breed hoog voorland aanwezig is, zijn in Nederland niet algemeen.

Landaanwinning vindt in Nederland niet meer plaats. De kwelders worden echter wel gezien als waardevolle natuurgebieden en als hoog voorland, en worden dan ook gehandhaafd.

Een moderne groene dijk is breder dan de oude dijk en kost 6f landbouwgrond 6f kwelder. Voor het instandhouden van de groene dijk zijn ingrepen in het voorland nodig: - onderhoud van

landaanwinningswerken, alleen al ten behoud van de kwelder; - zoden steken voor aanleg en herstel.

Het Duitse voorbeeld geeft aan, dat overleg kan werken, zodat bijvoorbeeld landaanwinningswerken kunnen worden uitgevoerd in natuurgebieden. Dit is ook mogelijk in Nederland, zoals bij het advies ter verbetering van een kwelderrandverdediging (Muijs 1993): Groninger Landschap gaf toestemming aan RWS voor het steken van zoden voor een in de eerste plaats civieltechnische toepassing.

Een oplossing voor de mogelijke conflicterende belangen van landbouw en dijkbeheer vonden wij niet.

In Duitsland leek de begrazingsdruk aan de hoge kant. Wie telt die Duitse schaapjes eens nauwkeurig?

Ook leek het meermaals alsof de dijkbeheerders niet goed wisten hoeveel bemesting door de

schapenhouders werd gegeven. Misschien hechtte men niet zoveel waarde aan zulke informatie, omdat men nog niet inzag hoezeer een te sterke bemesting de doorworteling en daarmee de sterkte van de grasmat vermindert.

Een ander conflict tussen groene dijk en omgeving treedt op waar strand en/of duinen aanwezig zijn.

Als zand (soms zelfs van een slechts bij eb droogvallend wad) over de grasmat stuift, kan de sterkte achteruit gaan. Noch in Duitsland en Denemarken, noch in ons land weet men goed om te gaan met de beoordeling van de sterkte van een overstoven grasmat en met een aanpassing van het onderhoud (Wellicht is het raadzaam beweiding te stoppen, eventueel tijdelijk). In Duitsland trachtte men het stuiven tegen te gaan door stimuleren van de aanslibbing. Bij ons doen zich deze problemen voor: - waar nieuwe stranden ontstaan of worden aangelegd bij kustsuppletie; - waar dijken aansluiten op duinen.

Recreatief medegebruik kan plaatselijk tot schade leiden; in Duitsland door de omvangrijke

strandstoelen; in Nederland op druk bezochte plaatsen door o.a. graverijen, kampvuurtjes. In beide gebieden kan een overmatige betreding de grasmat schaden. Slechts het plaatsen van rasters en het aanleggen van verharde paden en trappen kan dan helpen.

36

5. Conclusies

- Groene dijken kunnen goed functioneren als zeewering en zijn in principe ook in Nederland toepasbaar

- Groene dijken met flauwe taluds vragen een groot ruimtebeslag en functioneren optimaal bij aanwezigheid van voldoende breed hoog voorland.

Bij te smal hoog voorland, waar een harde verdediging aan de wordt vereist tegen regelmatig optredende golfaanval, kan erosie optreden door stuifwater en golfoploop direct boven de verharding.

- Het beheer van groene dijken vraagt de nodige aandacht (veek ruimen) en zorg (geen intensieve beweiding en bemesting, onderhoudsmaatregelen).

- Evenals in Nederland het geval is, hebben onbemeste gehooide dijken in Noord-Duitsland en Denemarken een hogere worteldichtheid dan bemeste en beweide dijken. Soortenrijke vegetaties kunnen ook op zeedijken voorkomen.

- Voor o.a. het ruimen van veek is een onderhoudsweg aan de voet van het buitentalud nodig.

- Bezoden van de dijken met kwelderzoden levert een erosiebestendige grasmat waarbij de overgang van zoute naar zoete vegetatie zich van nature instelt.

- Schade blijkt vooral op te treden boven de zout-zoetwatergrens; mogelijk kan door bijsturen van het beheer de kwaliteit van de grasmat op die plaats worden verbeterd. Bezoden met

kwelderzoden is daar alleen voor de eerste jaren na aanleg van belang. De zout-zoetgrens op zich veroorzaakt geen probleem.

- Groene dijken passen goed in het polderlandschap.

- Van de Deense aanpak valt weinig te leren door de sterk versnipperde bevoegdheden, de geringe bemoeienis van de centrale overheid en de lage inzet voor onderzoek en gegevensinwinning.

- Het is te overwegen om, onder bepaalde voorwaarden (aanwezigheid van voorland, mogelijkheid tot aanleggen van een minder steil beloop) en afhankelijk van belasting, slechte

blokkenbekledingen op Nederlandse dijken te vervangen door een bekleding van gras.

37

Literatuur

Andresen F.H., 1990.

Fünf Jahre Nationalpark Wattenmeer - Zwischenbilanz und Ausblick. Nord Friesland, 92: 25-32.

Anonymus, 1982.

Der Deutsch-Dânische Deich. Sønderjyllands amtsrad, Minister für Ernâhrung, Landwirtschaft und Forsten des Landes Schleswig-Holstein, Tønder, 49 pp.

Anonymus, 1984.

Küstenschutz Nordstrander Bucht, Der Minister für Ernâhrung, Landwirtschaft und Forsten und Fischerei des Landes Schleswig-Holstein, Kiel, folder.

Anonymus, 1990a.

Küstensicherung in Schieswig-Holstein. Der Minister für Ernâhrung, Landwirtschaft und Forsten und Fischerei des Landes Schleswig-Holstein, Kiel, 51 pp.

Anonymus, 1990b.

Erosiegatmetingen in zeedijken. Bundel, Det Danske Kystinspectorat, Lemvig.

Bouwsema P., 1978. De Emmapolder in de eerste 30 jaaar na aanleg. Rijkswaterstaat, Baflo DierI3,en K., U. Hamann, 1. Eischeid & D. Zölitz, 1990.

Bioindikatoren im Supralitoral: Pflanzen. Zwischenbericht, Botanisches 1 nstitut Universitât Kiel.

Grumblat J., 1987.

Auswirkungen von Beweidungsformen und Mahd auf Sedimentation und Erosion. In: Kempf, N., J.

Lamp & P. Prokosch: Salzwiesen: Geformt von Küstenschutz, Landwirtschaft oder Natur ? Tagungsbericht Umweltstiftung WWF-Deutschland, 1987: 189-213.

Kerkhof 1., De Ridder, P, 1994. De kweldervegetatie en civieltechnische kwaliteiten van de groene zeedijken van het Zwin en de Verdronken Zwarte polder.

Laustrup Chr., H. Toxvig Madsen, J. Jensen & L. Poulsen, 1990.

Dike Failure Calculation Model Based on In Situ Tests. Twenty-Second Coastal Engineering Conference Coastal Eng. Res Council/ASCE july 2-6, 1990, Delft: 2671 - 2681.

Muijs, JA., 1993

Adviesbrief WBO 932835, betreffende aanbrengen zoute zoden op Punt van Reide, RWS-DWW, Delft, 2 bijlagen.

Smith, G.M., (1993). Grasdijken; Graserosie, reststerkte en golfoverslag.

Concept meetverslag grootschalig modelonderzoek, H1565, Waterloopkundig Laboratorium, Delft, 153 pp.

Sprangers J.T.C.M., 1991.

Botanische en civieltechnische kwaliteiten van vegetatie op zeedijken. Landinrichting 1991/31 nr.5: 2-10.

Saggau, W. en R. Stadelman, 1988.

Ein Deich wird gebaut: Vordeichung Nordstrander Bucht.

Husum Druck- u. Verlagsges., Husum, ISBN 3-88042-442-X

Sprangers J.T.C.M., 1996.

Extensief grasiandbeheer op zeedijken. Rapport LUW/DWW, Delft: 233 pp.

Tarnow, R., P. Petersen, K. Petersen, 1978.

Speicherkoog Dithmarschen, Ein neuer Deich verAndert die Landschaft.

Evers-Verlag, Meldorf

Verheij, H.J., Meijer, DC., Kruse, G.A.M., Smith, G.M. & Vesseur, M. (1995).

Onderzoek naar de sterkte van graszoden van rivierdijken. Rapport Q1878, Waterloopkundig Laboratorium, voor DWW/RWS, Delft, 218 pp.

Vries, D.M. De, 1956.

Verslag van de excursie genmaakt met de werkgroep "Grasmat op dijken" naar de westkust van Sleeswijk-Holstein van 13-17 juni 1955. Centraal Instituut voor Landbouwkundig Onderzoek Wageningen. Gestencilde Mededelingen Jaargang 1956, nr. 21: 11 pp.

Fotoverantwoordi ng

Alle foto's: Muijs (DWW) behalve: 14: Johanson (DWW)

16, 17, 20: Sprangers (LUW)

39

/ ,

: -- -

*

r.

-4-

-S

De Dienst Weg- en Watcrbouwkunde is de adviesdienst voor techniek en milieu voor de weg- en waterbouw, die onderzoekt, adviseert en kennis overdraagt in de constructieve weg- en waterbouw, de natuur- en

milieutechniek van fysieke infrastructuur, waterkeringen en watersystemen, en de grondstoffenvoorziening voor de bouw, inclusief de milieu-aspecten.

Voor meer informatie:

Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Rijkswaterstaat, Van der Burghweg 1, Postbus 5044, 2600 GA DELFT, 015-2699285

W- DWW-97-003