• No results found

Wat valt er nog te redden?

In document Het broeikaseffect in (pagina 39-42)

2. Het broeikaseffect; wetenschappelijk onderzoek wereldwijd

2.5. Wat valt er nog te redden?

De voorspellingen van het IPCC liegen er niet om. De vraag die deze doemscenario’s oproept is of er nog wat aan te doen valt. Het derde rapport van de IPCC geeft daarop het antwoord. De uitstoot van broeikasgassen is sinds 1970 met 70% toegenomen. De uitstoot van CO2 zelfs met 80%. De energiesector is verantwoordelijk voor de grootste toename, namelijk een groei van 145%.127 De toenemende welvaart en de uitdijende wereldbevolking stuwden de uitstoot verder op. Amerika is, zoals Gore beschreef, verantwoordelijk voor het grootste percentage van de uitstoot.

Beschikt de aarde over de middelen om de CO2-emissie te verlagen? Alle maatregelen die de CO2-uitstoot beperken worden mitigaties genoemd. Berekeningen laten zien dat stabilisatie van de broeikasgassen in de atmosfeer geld gaat kosten. Het IPCC gaat ervan uit dat de CO2-concentratie de komende jaren hoe dan ook flink zal toenemen. Het doel van verschillende onderzoeksgroepen is het beperken van concentraties broeikasgassen en niet het laten afnemen ervan. Als de wereld ernaar zou streven de concentratie CO2 in 2050 te laten stabiliseren op 650 ppm, bijna twee keer zoveel als nu, kost dit de burger niks. Maatregelen om te stabiliseren op 550 ppm zorgen voor een verlies op het inkomen per hoofd van de bevolking van gemiddeld

126

Rapport Deltacommissie 2008, Samen werken met water, 9 maart 2008,

http://www.deltacommissie.com/doc/2008-09-03%20Advies%20Deltacommissie.pdf.

127

J.G.J. Olivier et al., ‘Recent trends in global greenhouse gas emissions: regional trends 1970-2000 and spatial distribution of key sources in 2000’, Environmental Science, 2(2-3)(2005), p. 81-85.

4%. Bij een nog lagere streefwaarde neemt het Bruto Nationaal Product gemiddeld nog meer af.128 Dan nog moeten voldoende technologische middelen voorhanden komen om de CO2-uitstoot te remmen. Goedkope technische middelen zijn nodig om de daling van het BNP te remmen of eventueel op peil te houden.129 Daarbij komt dat actie tegen het broeikaseffect pas van de grond komt als beleidsmakers en burgers bereid zijn te participeren. Ze moeten vertrouwen hebben in de mogelijkheden wat aan de opwarming van de aarde te doen en onderzoek moet de onzekerheden over de gevolgen van het broeikaseffect zoveel mogelijk hebben weggenomen. Kosten-baten analyses proberen te laten zien dat het broeikaseffect uiteindelijk meer gaat kosten dan de maatregelen ertegen.130

De belangrijkste reductie van de CO2-uitstoot moet komen van de industrie- en energiesector. De meeste schattingen gaan uit dat 60-80% van alle reducties van deze twee sectoren moet komen. Wereldwijd wordt nu voor bijna 90% energie gewonnen uit fossiele brandstoffen, zoals olie, kool en gas.131 De efficiëntie van kolencentrales en andere energiefabrieken moet omhoog. Verder leveren grootschalig gebruik van kernenergie, zonne-, wind- en waterenergie en andere vormen van vernieuwde energieopwekking uit bijvoorbeeld biomassa reductie van koolstofdioxide uitstoot op.132 De motoren van transportmiddelen zijn net als fabrieken erg afhankelijk van fossiele brandstoffen. Hiervoor bestaan alternatieven. Auto’s, motoren en vrachtwagens moeten meer op schonere alternatieven, zoals ethanol, gaan rijden. Verder moeten technologische ontwikkelingen in vliegtuigen en treinen zorgen voor zuiniger gebruik van de brandstof door veranderingen aan de motor en aerodynamica. Een deel van de oplossing binnen de transportsector ligt bij de overheden. Zij moeten zorgen voor een goede infrastructuur om bijvoorbeeld files te verminderen en de burger te wijzen op alternatieve vervoersmogelijkheden. Een experiment in Manchester liet zien dat dit efficiënt kan zijn, Er werd alternatief vervoer aangeboden op een monorail. Tien procent van de passagiers bestond uit mensen, die normaal

128

D.I. Stern, Stern review on the economics of climate change, (Londen: HM Treasury, 2006), p. 239.

129

L.E. Clarke and J.P. Weyant, ‘Modeling induced technological change: an overview’. In:

Technological Change and the Environment, (Washington: RFF Press, 2002), p. 340.

130

Working group III contribution to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change, Climate Change 2007 Mitigation of Climate Change¸ (Cambridge: University Press, 2007), p. 42-43.

131

IEA, Key world energy statistics, http://www.iea.org/textbase/nppdf/free/2006/key2006.pdf, 15 oktober 2008

132

Working group III contribution to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change, Climate Change 2007 Mitigation of Climate Change, p. 294.

gesproken de auto namen. Dit scheelt weer CO2-uitstoot.133 De industrie is de afgelopen decennia al stukken schoner geworden. Filters en efficiënter gebruik van energie hebben de uitstoot van broeikasgassen beperkt. Toekomstig reduceren van broeikasgassen is mogelijk. Ten eerste kan het gebruik van fossiele brandstoffen verder omlaag en kan de opgewekte energie door verdere technologische ontwikkelingen beter gebruikt worden. Daarnaast kan gekeken worden naar de bewerking van materialen. Metalen zorgen bij de verwerking voor veel CO2-uitstoot. Het gebruik van deze metalen kan wellicht omlaag en het verwerkingsproces technisch verbeterd.134 Daarnaast moet de industrie zorgen voor zuinige producten voor de consument. Producten als koelkasten, wasmachines en andere gebruiksproducten moeten zo zuinig mogelijk omspringen met energie en het liefst te recyclen zijn. Hoe minder ze verbruiken, hoe beter.

Verder zijn verbeteringen mogelijk in gebouwen en landbouw. Migitatie bij gebouwen is vooral mogelijk door het terugdringen van energieverbruik en daarmee de CO2-uitstoot in energiecentrales. Goede isolatie en het efficiënt gebruik van verwarming en in warme landen ventilatie zijn voorbeelden van mogelijkheden tot het reduceren van koolstofdioxide-uitstoot. Volgens onderzoek kan het energieverbruik in gebouwen zonder grote extra kosten met 75% omlaag. In commerciële gebouwen is ‘intelligent control’ belangrijk. Nu staan vaak lichten in ruimtes onnodig aan of blijft de verwarming aan zonder dat dit nodig is. Door betere meetapparatuur en terugkoppeling kan dit voorkomen worden.135 Landbouw draagt voor ongeveer 10% bij aan de totale emissie van broeikasgassen door de mens. De landbouwindustrie is verantwoordelijk voor meer dan vijftig procent van de uitstoot van methaan en stikstofdioxide.136 Deze uitstoot kan omlaag door de nutriënten van planten en het voedsel van dieren beter toe te snijden op de behoefte. Dieren produceren methaan in hun uitwerpselen. Voedsel kan ervoor zorgen dat het geproduceerde methaan minder wordt.137 Daarbij kan beter gebruik van het land, zoals het herstel van beschadigde landbouwgrond en afwisselen van verschillende gewassen bijdragen aan de opslag

133

R.L. Mackett and M. Edwards, ‘The impact of new urban public transport systems: Will the expectations be met?’, Transportation Research, 32A(1998)4, p. 240-243.

134

J.G. de Beer et al., ‘Future technologies for energy efficient iron and steelmaking’, Annual Review of

Energy and Environment, 23(1998), p. 123-125.

135

M.J .Brandemuehl and J.E. Braun, ‘The impact of demandcontrolled and economizer ventilation strategies on energy use in buildings’, ASHRAE Transactions, 105(1999)2, p. 43-46.

136

C.V. Cole et al. ‘Global estimates of potential mitigation of greenhouse gas emissions by agriculture’, Nutrient Cycling in Agroecosystems, 49(1997), p. 222.

137

J. Clemens J. and H.J. Ahlgrimm, ‘Greenhouse gas emissions from animal husbandry, mitigation options’, Nutrient Cycling in Agroecosystems, 60(2001), p. 292-293.

van CO2 in de grond of in het gewas.138 Bestrijdingsmiddelen zijn een belangrijke veroorzaker van grote emissies van broeikasgassen. Sterkere, wellicht genetisch veranderde gewassen, kunnen het gebruik hiervan reduceren en daarmee de uitstoot verkleinen.139

Als bovenstaande mitigaties hun doel zouden bereiken en de uitstoot van broeikasgassen extreem zou afnemen, duurt het nog tijden voordat de concentratie van de gassen weer op pijl is in de atmosfeer. CO2 wordt uitgewisseld door de oceanen, de atmosfeer en onder andere planten op het land. Fotosynthese door planten en algen en opslag in oceanen en land zouden meer dan vijftig procent van de uitgestoten koolstofdioxide in een eeuw tijd afbreken. Ongeveer twintig procent van de uitgestoten koolstofdioxide blijft echter voor millennia in de atmosfeer. Het op peil houden van de uitstoot van tegenwoordig zorgt ervoor dat de komende eeuwen het aantal ppm’s CO2 in de atmosfeer blijft groeien met de eerdergenoemde gevolgen op de zeespiegel en de temperatuur. Pas bij een reductie van vijftig procent zal de huidige concentratie CO2 constant blijven.140

In document Het broeikaseffect in (pagina 39-42)