• No results found

V ORM EN RELATIE TOT DE WERKELIJKHEID : FICTIEVE CITATEN

FICTIEF CITEREN

1. Generalisering: mogelijk citaat van ander(en)

4.3 V ORM EN RELATIE TOT DE WERKELIJKHEID : FICTIEVE CITATEN

De voorgaande paragraaf besprak het type documenterend citeren met een onderverdeling in citaten waarin de spreker claimt iemand anders aan te halen en de citaten waarin de spreker zichzelf citeert. Deze paragraaf behandelt de fictieve citaten. Vanuit de data blijkt men met fictieve citaten naar drie verschillende soorten bronnen te kunnen verwijzen:

 Generalisering: mogelijk citaat van ander(en);

 Duidelijk identificeerbaar individu: mogelijk citaat van ander;

 Duidelijk identificeerbaar individu: mogelijk citaat van zichzelf.

De komende drie subparagrafen gaan in op deze drie invalshoeken. Dit wordt aan de hand van prototypische voorbeeldfragmenten besproken. Subparagraaf 4.3.1 toont twee varianten van het type generaliserend citeren, namelijk een variant waarin er verwezen wordt naar een organisatie (valt onder de noemer ‘men’) en een variant waarin er verwezen wordt naar het algemene ‘je’.

4.3.1 GENERALISERING: MOGELIJK CITAAT VAN ANDER(EN)

Het eerste voorbeeldfragment (7) toont hoe een spreker op fictieve wijze generaliserend kan citeren. Uit het quotatieve frame blijkt dat de spreker generaliserend citeert door te claimen dat een organisatie geciteerd wordt (Bedrijf A). Het citaat blijkt een fictieve lading te hebben, het betreft een citaat welke berust op fictie en dus niet werkelijkheidsgetrouw is.

Fragment 7 (Meeting 1, 986-989)

Leo: >'t [moet natuurlijk wel< over] zichtelijk

982

San: [(da's eveh ('t punt) ]

983

Leo: blijveh, en 't moet heemaal logies in elkaar

984

zitten. en en en eh •hh ik kan me heel

985

→ goed voorstelleh dat dat dat Bedrijf A kan zeggeh

986

>ja< maar als dat de boodschap is:< (1.4)

987

als ↑dat de boodschap is, (0.7)

988

dan moet je er die [me]dia mee inschakeluh of dan

989

[((overslaande stem))

990

is *is- is •h is dat de de de- de routing, (0.3)

991

•h die je gaat afleggeh.

992

dat kan ik me wel voor:stelleh.

993

(1.4)

994

In bovenstaand fragment is Leo de persoon die het citaat formuleert. Voorafgaand aan dit fragment bespreekt het team de werkwijze en het vakgebied van Bedrijf A. Leo concretiseert dit hierboven, toegespitst op een actuele situatie. Vanaf r.987 schetst hij met een citaat een mogelijke reactie van Bedrijf A: “ja maar als dat de boodschap is als dat de boodschap is dan moet je er die media mee inschakeluh”. Hij verwoordt dit in de directe rede.

27

Het citaat wordt ingeleid met “Bedrijf A kan zeggeh”, het quotatieve frame. Uit dit quotatief blijkt dat Leo een scenario schetst die berust op fictie. Dit is af te leiden uit de woordkeuzes. In de eerste plaats verwijst Leo naar een organisatie als bron, dit is geen uniek identificeerbare spreker. Hij oppert hiermee dat ‘men’ op een mogelijke manier zou kunnen reageren, dit presenteert Leo in een als/dan-constructie. Een andere indicatie voor fictie is de toevoeging ‘of’. Hiermee schetst Leo een andere mogelijke reactie. Indirect geeft hij hiermee aan dat het voorgaande ook een voorbeeld was, ‘of’ is onderdeel van een opsomming. De inhoud van het citaat schetst een illustratie van wat er ongeveer gezegd kan worden. Het communicatiewerkwoord ‘zeggen’ wordt in de tegenwoordige tijd geplaatst, wat wederom eerder een indicatie voor fictie is dan voor werkelijkheid.

Voorafgaand aan het citaat introduceert Leo een actuele situatie waarin Bedrijf A een rol speelt. Met het citaat legt hij aan zijn gesprekspartners een mogelijke situatieschets voor. Leo koppelt zichzelf los van de inhoud van het citaat, hij schuift deze verantwoordelijkheid van zich af en ensceneert dat Bedrijf A dit zou kunnen zeggen. Qua vormgeving doet Leo overkomen dat hij citeert, het lijkt net alsof hij de vorm van iets dat eerder gezegd is aanhoudt. Maar in werkelijkheid is het citaat fictief, verzonnen. Leo schetst een denkbeeldige situatie die toekomstgericht is. Hij koppelt zichzelf los van de inhoud en probeert vanuit Bedrijf A te beredeneren hoe zij zouden kunnen anticiperen op de actuele situatie.

De functie van dit fictieve citaat is illustreren. Leo probeert zijn gesprekspartners te overtuigen van een mogelijke benadering. Leo introduceert het citaat, waarin hij zichzelf loskoppelt van de inhoud, door te opperen dat hij zich voor kan stellen dat Bedrijf A op een bepaalde manier reageert (r.985/6). Na het fictieve citaat keert Leo weer terug naar deze zelfde verwoording (“dat kan ik me wel voorstelleh”, r.993). Leo stemt hier in met de inhoud van het citaat, waarin hij een procesbenadering schetst. Dit zijn eigenlijk zijn eigen woorden, maar hij heeft het verwoord alsof het de woorden van anderen zijn. Leo bekrachtigt zijn woorden met het fictieve citaat.

Fragment (8) hieronder toont een soortgelijk citaat. In dit fragment wordt de organisatie (Bedrijf D) verantwoordelijk gesteld voor het citaat dat Leo formuleert. Dit voorbeeld valt net als voorbeeld (7) onder het type generaliserend citeren met ‘men’.

28 Fragment 8 (Meeting 1, 3364-3370)

Leo: MAA:R, (.) nogmaal:s, >op 't moment< (1.1)

3360

dat we heel goed, (.) in kaart hebbeh gebracht. wat we nouw

3361

met met met >met- met-< met die hele operatie willeh, (0.2)

3362

•hh (.) en dat ook naar vo:reh komt bevobbeld.

3363

aan de hand van: (0.2) van cases van eh >ik noem

3364

maar< iets:.'n Bedrijf D, (0.2)

3365

→ •hh >dat die zeggeh< jah, vo- voor ons is 't dus

3366

geen: >a-< geen- geen discussiepunt meer:, (0.6)

3367

•h dat:, (0.2) dat die LIJn:, (0.5) d'r d'r IJzersterk

3368

moet liggeh, (.) van- van Bee,

3369

>van Aa: naar Bee naar< produ:kt, (0.3)

3370

•hh e::h >en en en< ºen en en enº en ze dan ook-,

3371

•hh lawe zeggeh. ja:h, op 'n hele goeie manier:, (.) e::h

3372

•h hebbeh eh g- eh geïntegreer:d in hun processeh,

3373

(0.3)

3374

•hh (.) dan: *e-* is dat ook wel ammunItie.=

3375

Bovenstaand fragment toont slechts een onderdeel van een lang pleidooi van Leo over hun interne kennis en kunde en de wijze waarop men werkt. Hierboven is alleen het deel getoond waarin het citaat voorkomt. Er is hier sprake van een fictief citaat. Leo is van mening dat zijn team meer input kan leveren in projecten. Er is een extern team samengesteld die dit in kaart zal brengen. Het doel van dit project is dat er meer informatie komt over de interne kennis en kunde, zodat er duidelijkheid aan de klant geboden kan worden. Dit legt Leo uit aan de hand van een fictief citaat.

Uit het quotatieve frame (“dat die zeggeh”) blijkt dat Leo een fictief scenario schetst voor zijn gesprekspartners. Dit blijkt uit de context die ermee gepaard gaat ‘ik noem maar iets’, ’een Bedrijf D’. Vervolgens volgt het fictieve citaat “jah vo- voor ons is 't dus geen a geen geen discussiepunt meer”.

Het fragment begint met een beleidsprobleem. Leo is van mening dat zijn team een andere werkwijze aan moet nemen. Om dit te realiseren heeft hij een extern team ingeschakeld. Leo vervolgt zijn beurt met een concretisering, waarmee hij zijn gesprekspartners probeert te overtuigen van zijn standpunt. Leo schetst een mogelijke en gewenste situatie. Hij koppelt zichzelf daarnaast los van de inhoud van het citaat. Hij verschuift de verantwoordelijkheid voor het geciteerde naar een fictieve klant. Na het citaat vervolgt Leo zijn spreekbeurt met een verdere onderbouwing die hij in de vertelsituatie presenteert.

Het patroon in bovenstaand fragment is vergelijkbaar met fragment (7). De verwoording van Leo in het quotatieve frame duidt erop dat hier geen sprake is van het herhalen van een eerdere conversatie, maar dat de spreker poogt tot het ensceneren van een denkbeeldige toekomstige situatie. Dit is de functie van het citaat. Indirect geeft hij met het fictieve citaat aan dat Bedrijf D eerder overtuigd zal zijn wanneer zijn team meer input levert en meer kennis van zaken heeft. Dit fictieve citaat wordt gebruikt om een toekomstscenario te schetsen. Leo illustreert met het citaat een gewenste situatie, namelijk een tevreden klant en een vakkundig team. Leo bekrachtigt zijn standpunt door een contrast voor te leggen: huidige situatie versus gewenste situatie. Hij probeert zijn gesprekspartners zodoende te overtuigen van de interne veranderingen die zullen plaatsvinden.

29

Fragment (7) en (8) toonden voorbeelden van fictieve citaten. Hierin werd op fictieve wijze generaliserend verwezen naar een team of organisatie. In fragment (9) hieronder wordt een andere variant van generaliserend citeren getoond, namelijk met een verwijzing naar ´je´. Hiermee wordt geen individuele gesprekspartner aangewezen, ‘je’ verwijst meestal naar het team. Dit komt overeen met de wij-vorm in fragmenten (7) en (8). De fragmenten in deze subgroep (7-9) tonen allemaal voorbeelden waarin generaliserend geciteerd wordt, hetzij met een verwijzing naar het eigen team of een verwijzing naar een extern team of een gehele organisatie.

Fragment 9 (Meeting 1, 3290-3293)

Rol: in dat traject al 'n stuk communica:tiestrategie voor

3287

ogeh hebt. en dat ook nEe:r kunt leggeh (0.5) en dat

3288

ook kunt onderbOU:weh, (.)

3289

dan zul je op 'n gegeven moment makkelijker met die

3290

productmanager (0.9) aan tafel kunneh zitteh

3291

→ en zeggeh van joh, lawe nou sA:meh, (0.3) gaan kijkeh

3292

naar die verpakking:.

3293

(0.3)

3294

ºdus 't-º 't is wel 'n issue van, •h >die productmanager

3295

zal zich ongetwijfeld< aangetast voeleh en eh bedreigd

3296

voeleh in 'n •hh KLein terrein: waar hij zich

3297

mee bezig houdt, >maar op 't moment< dat jij: (0.4)

3298

duidelijk maakt dat jij daar 'n bijdrage in kunt

3299

leveren die ver boven zij:n (1.2) [n:iveau uitstijgt,

3300

Leo: [(ºjah.)

3301

(0.4)

3302

In bovenstaand fragment wordt gesproken over de mate van inspraak die men heeft bij verschillende afdelingen. Het blijkt dat suggesties niet altijd worden gewaardeerd en dat wordt als problematisch ervaren door Sanne. Rolf komt in bovenstaand fragment met een suggestie waardoor zijn gesprekspartners alsnog invloed kunnen uitoefenen in dergelijke situaties. Hij begint zijn spreekbeurt door te benadrukken dat ze inhoudelijk sterke punten moeten voordragen om geloofwaardig over te komen. In de context, r.3290 e.v., wordt verwezen naar ‘je’. Hiermee wordt geen specifieke spreker aangehaald. Rolf richt zijn woorden tot de aanwezigen, zijn gesprekspartners, het team. Vervolgens draagt Rolf een gefingeerd gesprek voor met een productmanager. Hiermee illustreert hij een denkbeeldige conversatie tussen de productmanager en zijn collega’s. Met ‘je’ werd tenslotte geen uniek persoon aangewezen, dus uit de verwoording van Rolf blijkt dat hij met het fictieve citaat bewust generaliserend verwijst.

In het quotatieve frame staat het communicatiewerkwoord ‘zeggen’ in de tegenwoordige tijd geplaatst, opgevolgd door het voorzetsel ‘van’. Hiermee wordt het fictieve citaat ingeleid (“en zeggeh van”). Vanaf r. 3292 volgt het citaat: “joh lawe nou sameh gaan kijkeh naar die verpakking”. Hiermee oppert Rolf een mogelijke procesbenadering.

30

Rolf is in deze spreekbeurt langere tijd aan het woord. Het blijkt dat suggesties uit hun team niet altijd worden gewaardeerd en dat wordt als problematisch ervaren. Rolf oppert suggesties om dit probleem op te lossen. Tussentijds trekt hij enkele conclusies met ‘dus’ (“dus niet wenselijk om vroeg in het traject te zitten”/ “dus zinvolle bijdrage leveren”, r.3283 e.v.). Vervolgens concretiseert Rolf zijn beurt met tastbare stappen die genomen kunnen worden en hij voegt vervolgens een citaat toe om de werkwijze verder toe te lichten. In dit fragment draagt Rolf een procesbenadering voor om een actueel probleem op te lossen.

De functie van dit fictieve citaat is illustreren en overtuigen. Rolf maakt zijn standpunt tastbaar met het fictieve citaat en de luisteraars krijgen in verhaalvorm een probleemoplossende werkwijze voorgeschoteld. Vervolgens trekt Rolf een conclusie met “dus”, waarin hij nogmaals benadrukt dat zijn gesprekspartners de productmanager moeten overtuigen van hun kennis en kunde.

CONCLUSIE MET BETREKKING TOT DE FUNCTIE

Zoals bovenstaande fragmenten hebben aangetoond, worden fictieve citaten in deze subgroep ter illustratie toegepast. Met dit type citaat wordt een denkbeeldig scenario geschetst die toekomstgericht is. De spreker presenteert het citaat als een directe rede, maar de inhoud berust niet op werkelijkheid en de geciteerde wordt gegeneraliseerd aangehaald. De bron wordt niet nader gespecificeerd. Zodoende koppelt de spreker zichzelf bewust los van de inhoud van het citaat, uit de data blijkt dat de spreker de verantwoordelijkheid probeert toe te wijzen aan een groep sprekers; meestal het eigen marketingcommunicatieteam. Er blijkt dus geen sprake van een uniek en identificeerbaar persoon.

De verwoording van de spreker in het quotatieve frame duidt erop dat er bij dit type citaat geen sprake is van het herhalen van een eerdere conversatie, maar dat de spreker poogt tot het ensceneren van een denkbeeldige toekomstige situatie. Met het citaat wordt een gewenste situatie geïllustreerd. Met dit type citaat poogt de spreker zijn gesprekspartners tijdens de vergadering te overtuigen van zijn standpunt omtrent een beleidsbenadering die van toepassing is op de eigen organisatie.

31 4.3.2 DUIDELIJK IDENTIFICEERBAAR INDIVIDU: MOGELIJK CITAAT VAN ANDER

Waar we in de vorige subparagraaf zagen dat er op fictieve wijze generaliserend geciteerd kan worden, laat deze subgroep een andere vorm van citeren zien. Uit het quotatieve frame in voorbeeld (10) blijkt dat de spreker een duidelijk identificeerbaar individu claimt te citeren. Deze subgroep bevat echter alleen fictieve citaten, dus de inhoud van het citaat berust niet op de werkelijkheid.

Fragment 10 (Meeting 1, 442-445)

Leo: [eh::m (0.4) *e:h* (.) ik heb wel van Dolf gehoord.

436

>ik heb Dolf daar (wel:) uitvoerig over gesproken dat<

437

(d'r) altIJd al (0.9) historisch gezien d´r 'n verlies

438

is geledeh, ºo- op Bedrijf B door Bedrijf G.º door:

439

door 'tº (0.6) •h ongedisciplineerd werkeh

440

met 't bureau,

441

→ •hh eh:m (0.8) nu is 't zO: dat dat dat dat Ger

442

zegt JAah, (.) nou. (.) e:h (0.5) ze moeteh d´r maar

443

UItkomeh, (.) •hh lateh wij d'r maar eveh

444

tussenuit blijveh,

445

(0.9)

446

º>voorzover ik dat kan< overigens.

447

maar goed, dat dat zie ik dan wel op me afkomehºº

448

(0.2)

449

Voorzitter Leo informeert het team voorafgaand aan dit fragment over recente ontwikkelingen in de contractonderhandelingen. In het eerste deel van het fragment legt Leo een fundament waarin beschreven wordt hoe de ene partij eigenlijk al jaren verlies leidt op de andere partij. Deze eerste verwijzing wordt gepresenteerd met een indirecte rede. Vervolgens refereert Leo met een directe rede naar een mogelijke uitspraak van een collega: “nu is ’t zo dat dat dat Ger zegt”. De spreker claimt dat hier een uniek identificeerbaar individu geciteerd wordt: Ger. Uit het quotatieve frame blijkt echter dat de spreker met het citaat niet letterlijk claimt te citeren. Zo wordt het citaat ingeleid met het communicatiewerkwoord ‘zeggen’ in de tegenwoordige tijd (‘zegt’). In regel 443 t/m 445 volgt het citaat: “jaah nou eh ze moeteh d´r maar uItkomeh lateh wij d'r maar eveh tussenuit blijveh”.

Voorafgaand aan het citaat informeert Leo zijn gesprekspartners over het moeizame verloop van de contractonderhandelingen en het verlies dat al jaren geleden wordt. Met het citaat concretiseert Leo deze situatie en legt hij aan zijn gesprekspartners een mogelijke conversatie voor. De verantwoordelijkheid van het geciteerde koppelt Leo aan een uniek en identificeerbaar persoon (Ger). In het fictieve citaat verwoord Leo namens Ger een advies aan hun team, voorlopig moeten ze zich niet in problemen mengen. Dit advies berust op fictie. Leo informeert zijn gesprekspartners over een mogelijk standpunt van Ger: niet mengen tussen beide partijen. Vervolgens gaat Leo door op dit fictieve standpunt vanaf r.447 en geeft hij aan dat ze het afwachten en aanzien. Hiermee reageert hij instemmend op de inhoud uit het fictieve citaat, waarin zogenaamd het standpunt van Ger gepresenteerd wordt.

32

De functie van dit citaat is dat Leo zijn gesprekspartners bewust wil maken van een bepaald beleidsprobleem en dit illustreert Leo met een citaat. Met dit citaat ontstaat er een contrast in de spreekbeurt van Leo. Aan de ene kant geeft hij aan dat de partijen onderling problemen hebben, maar tegelijkertijd geeft hij richting zijn team aan dat ze zich er voorlopig niet in zullen mengen. Dit laatste standpunt wordt gepresenteerd als zijnde het standpunt van Ger, maar in werkelijkheid heeft hij dit niet gezegd. De inhoud berust enkel op de redernering (enscenering) van Leo. Leo schetst met het fictieve citaat een indirecte manier om het probleem te benaderen, een procesbenadering. Hij heeft in dit fragment afstand genomen van het standpunt en legt de verantwoordelijkheid hiervan bij Ger.

Ook fragment (11) toont een voorbeeld van een fictief citaat, waarin de spreker claimt een duidelijk identificeerbaar individu te citeren. Aangezien dit citaat op fictie berust, kan de inhoud van het citaat niet op de werkelijkheid berusten.

Fragment 11 (Meeting 1, 474)

Leo: nou [ik zal:- ] [ik zal óf van]daa:g

467

Rol: [(°in verband met de<] (.) [Europese Unie.)]

468

Leo: of morgeh eveh met eh met Jeroen be[lleh

469

Rol [hm:.

470

(0.5)

471

Leo: en vrageh wat hij wil,

472

(0.7)

473

→ of ie zegt nou:w (0.6) e:h >laat 't 'r maar eve [u↑it<

474

Rol? [(ºhm.)

475

(0.5)

476

Leo: ik heb begrepen (0.4) begrepeh dat

477

>ºdat dat dat datºº< (de) ui:tdrukkelijk(e) wens

478

van Bedrijf B is om ze d´r in te hebbeh.

479

(0.3)

480

Re?: (ºoh. (.) okee.°)=

481

Het eerste deel van dit fragment is het laatste deel van fragment (7), waarin een fictief generaliserend citaat ter sprake was. Rolf heeft in zijn spreekbeurt een scenario geschetst van een mogelijk conflict: de ene partij biedt een standaard contract aan terwijl de andere partij niet onder het standaard contact wil vallen. Het gevolg van dit fictieve citaat is vermoedelijk dat Leo het gevoel krijgt dat hij als voorzitter moet ingrijpen. Hij oppert actie te gaan ondernemen en stelt voor op korte termijn te bellen met Jeroen om te vragen wat hij wil (r.469 t/m 472).

Hierna volgt het fictieve citaat met een inleidend quotatief frame: “of ie zegt nouw eh laat 't 'r maar eve uit“. Uit het quotatief kan worden afgeleid dat het hier een fictief citaat betreft. Het communicatiewerkwoord ‘zeggen’ is in de tegenwoordige tijd gepresenteerd. Met ‘ie’, in het quotatieve frame, geeft Leo aan dat hij de inhoud van het citaat toewijst aan Jeroen (die hij gaat bellen). Hiermee koppelt Leo zichzelf los van het citaat en legt hij de verantwoordelijkheid voor de inhoud bij een uniek en identificeerbaar persoon.

33

Leo besluit in r.469 telefonisch contact met Jeroen te zoeken in verband met het mogelijke conflict dat kan ontstaan over het contract. Met het citaat schetst Leo een mogelijke conversatie tussen hem en Jeroen die plaats zal vinden wanneer ze telefonisch contact hebben. Deze conversatie ligt duidelijk in de toekomst. Leo poogt in dit fragment een denkbeeldige toekomstige situatie te ensceneren. Met dit fictieve citaat draagt Leo een mogelijk standpunt van Jeroen voor waarmee het probleem opgelost zou kunnen worden. Leo vervolgt zijn spreekbeurt na het citaat in de vertelsituatie. Hij geeft hierin aan dat hij begrepen heeft dat dit de wens is van de organisatie van Jeroen. Met deze toelichting bekrachtigt Leo de inhoud van het fictieve citaat, hij maakt het tastbaarder en geloofwaardiger.

De functie van dit citaat is dat Leo zijn gesprekspartners een concrete oplossing voor wil leggen waarmee het probleem mogelijk opgelost kan worden. Het geciteerde wordt gepresenteerd als een het standpunt van Jeroen, maar in werkelijkheid kan hij dit nog niet gezegd hebben omdat het telefoongesprek nog plaats moet vinden. De inhoud berust enkel op de redernering (enscenering) van Leo. Leo schetst met het fictieve citaat een manier waarop Jeroen eventueel het probleem zou kunnen benaderen. Leo neemt in dit fragment afstand van het geciteerde en legt de verantwoordelijkheid bij Jeroen, zodat het lijkt dat het voorstel van hem komt. Hij maakt zijn enscenering geloofwaardiger door er een indirecte rede aan toe te voegen, hij had begrepen dat dit hun wens was.

CONCLUSIE MET BETREKKING TOT DE FUNCTIE

Zoals bovenstaande fragmenten hebben getoond, worden de fictieve citaten ter illustratie toegepast. Met dit type citaat wordt een denkbeeldig scenario geschetst die toekomstgericht is. De spreker presenteert het citaat als een directe rede, maar de inhoud berust niet op werkelijkheid. In deze subgroep is de geciteerde een duidelijk identificeerbaar individu. De spreker legt de