• No results found

V ORM EN RELATIE TOT DE WERKELIJKHEID : DOCUMENTERENDE CITATEN

FICTIEF CITEREN

1. Generalisering: mogelijk citaat van ander(en)

4.2 V ORM EN RELATIE TOT DE WERKELIJKHEID : DOCUMENTERENDE CITATEN

Vanuit de data blijkt men met documenterende citaten naar twee verschillende soorten bronnen te kunnen verwijzen:

 Duidelijk identificeerbaar individu: iemand anders citeren;

 Duidelijk identificeerbaar individu: zichzelf citeren.

Deze twee citaattypen worden in de komende subparagrafen besproken aan de hand van prototypische voorbeeldfragmenten afkomstig uit de data.

4.2.1 DUIDELIJK IDENTIFICEERBAAR INDIVIDU: IEMAND ANDERS CITEREN

Het eerste voorbeeldfragment (1) toont hoe een spreker documenterend kan citeren. Uit het quotatieve frame blijkt dat de spreker een duidelijk identificeerbaar individu claimt te citeren. De inhoud van het geciteerde ligt ergens in het verleden. Er worden tastbare handvaten aangeboden waarmee de claim en de werkelijkheidswaarde van het geciteerde bekrachtigd wordt. Met dit citaat maakt de spreker zichzelf niet verantwoordelijk voor de inhoud van het citaat, deze verantwoordelijk wordt toegewezen aan de geciteerde.

Fragment 1 (Meeting 1, 372-376)

Leo: •hh (.) nog eve- (0.4) daarover 't volgende. (de) laatste

360

ontwikkelinge ten aanzien van eh van contracteh en eh

361

en 't overleg over eh de hoogte van de bedrageh,

362 (1.2) 363 eh::(m) ngrhmng:((schraapt)) 364 (0.5) 365 er is vorige week °'n eh *è-* i- is 'r 'n:° 366

heeft 'r 'n diner (tijdig) plaatsgevonden,

367

(0.8)

368

•hh >waarbij aanwezig *waren.*< eh: Jeroen ehm: (0.6)

369

ºmt Jeroen eh: eh mt[hº Karel

370

[((knipt met de vingers))

371

en:(d) Ger, hhh eh ik had Ger s:traks

372

aan de telef- (0.4) zonet nog aan tele↑foon

373

→ en die zei >nou< 't is eh: 't is-

374

't ºis ehºº >op 't oor na ge(fill:d),< *eh* (0.6) behalve

375

de verenigde stateh,

376

(0.3)

377

•hhH- de verenigde stateh staan in dat voorstel

378

eh(m:) (0.5) in- inge- ingepencild voor eh

379

drie >punt< zeuve, (0.9) als ik me goed

380

[>herinner<, mil(°joe-°) miljoen dollar,

18

Voorzitter Leo informeert het team over recente ontwikkelingen in de contractonderhandelingen met een ander bureau, hij geeft het team een update. Hij introduceert de context van het eerder gevoerde gesprek; tijdens een diner is over contracten gesproken en naar aanleiding van dat diner hebben Leo en Ger elkaar telefonisch gesproken. Na deze context volgt het citaat (“ 't is eh 't is 't is eh op 't oor na gefilld eh behalve de verenigde stateh” r.374 e.v.) welke wordt ingeleid met het quotatieve frame (“en die zei nou” r.374).

Leo geeft met zijn verwoording in het quotatieve frame aan dat hetgeen dat volgt andermans woorden zijn. Kijkend naar de woordkeuzes verwijst hij op twee manieren naar Ger, met naam en met ‘die’ (r.372 en 374). Het woord ‘zei’ is een indicatie dat de inhoud van de quote betrekking heeft op iets dat in het verleden ligt; het telefoongesprek tussen Leo en Ger (“ik had Ger aan de tel- zonet nog aan de telefoon”, r.372). Het communicatiewerkwoord ´zeggen´ geeft de handeling van Ger aan, die in het verleden iets gezegd heeft dat relevant is voor deze vergadering.

Dit patroon is kenmerkend voor het inleiden van een documenterend citaat: spreker Leo claimt dat hij iemand gaat citeren en geeft zijn gesprekspartners concrete details over de oorspronkelijke spreker en de aard van de mededeling (Ger zei (…) ). Het quotatief geeft aan dat er enkele woorden van een collega aangehaald worden die in het verleden zijn uitgesproken in een werkelijke conversatie, namelijk het telefoongesprek waarnaar verwezen wordt. Tenminste, we kunnen alleen vaststellen dat Leo claimt dat het geciteerde berust op werkelijkheid. De toevoeging ‘nou’ geeft in deze context aan hoe het citaat dat volgt past binnen de spreekbeurt, er volgt een contrasterend deel ten opzichte van het voorgaande. Tijdens het telefoongesprek heeft Ger Leo verteld over het diner en heeft hij hem geïnformeerd over de inhoud van dat gesprek. Op inhoudelijk niveau verschaft het citaat de gesprekspartners informatie over de vorderingen omtrent de contracten; het is bijna rond, op de Verenigde Staten na. Vervolgens geeft Leo een eigen toevoeging, dit presenteert hij in de vertelsituatie. Hij biedt zijn gesprekspartners nadere informatie aan over de eerder aangehaalde bedragen (r.362).

Dit eerste type documenterend citaat (waarin iemand anders geciteerd wordt) blijkt als volgt te functioneren. Leo informeert zijn gesprekspartners over de inhoud en vorm van een eerdere uitspraak, die vooraf ging aan deze vergadering. Leo maakt een reproductie van iets uit een eerder gesprek wat hij verwerkt in het huidige gesprek. Het citaat, gepresenteerd in de directe rede, zorgt ervoor dat Leo zichzelf loskoppelt van de inhoud van het citaat. Leo claimt dat hij de oorspronkelijke vorm aanhoudt. Zodoende verschuift de verantwoordelijkheid voor de inhoud van het citaat naar de oorspronkelijke spreker. De geciteerde wordt in het quotatieve frame geïntroduceerd als een uniek identificeerbaar persoon (“Ger”). Na het citaat vervolgt Leo zijn spreekbeurt en geeft hij nadere informatie over het lopende topic.

Fragment (2) is qua vormgeving en invulling gelijk aan fragment (1). Ook hierin is sprake van een documenterend citaat en in het quotatief wordt verwezen naar een uniek individu, wederom Ger. Dit voorbeeld is een vervolg op fragment (1). In beide fragmenten wordt verwezen naar het telefoongesprek van Leo en Ger en er wordt gesproken over contracten en bedragen.

19 Fragment 2 (Meeting 1, 423-425)

Leo: e::h (.) we weteh ↑niet of *eh* of eh Bedrijf B

416

dat acceptee:rt,

417

(0.6)

418

tusseh drie komma zeuve en drie zit nog 'n

419

behoorlijk verschil,

420

(1.2)

421

•hh e:h >ik weet niet wat daar 't gevolg van is.

422

→ we hebbe:h (0.5) •h Ger zei, º*je-*º=je zult:

423

>je moeteh voorbereideh op wat pittige gesprekken met

424

Bedrijf B,

425

(0.6)

426

Leo: •hhh nou. >(okay.) dat zulleh we

427

dan wel doen:.< ºehmº

428

(1.5)

429

(ºmt) ik weet ook niet hoe- ik kan niet beoordele of d´r eh-

430

of of >zeg maar 't voorstel van< van Bedrijf G,

431

re[(ëe ) ] reëel is,

432

Voorafgaand aan bovenstaande spreekbeurt benoemt Leo dat er nog geen akkoord is over het uitgebrachte bod. Daar wordt op gereageerd zoals zichtbaar is vanaf regel 416: het is de vraag of Bedrijf B dat zal accepteren. Vervolgens verwijst Leo weer naar het telefoongesprek met Ger (“Ger zei”). Met dit quotatief geeft Leo aan dat er woorden van een andere spreker aangehaald worden. Lettend op zijn taalgebruik verwijst Leo met een persoonsnaam naar de oorspronkelijke spreker: Ger. Het woord ‘zei’ geeft aan dat er iets uit het verleden aangehaald wordt, een deel uit het telefoongesprek tussen Leo en Ger (zie fragment 1, r.372). Dit communicatiewerkwoord (´zeggen´) geeft de handeling van Ger aan. Ger heeft in het verleden iets gezegd dat relevant is voor deze vergadering. Vanaf regel 423 wordt het citaat geïntroduceerd: “je je zult je moeteh voorbereideh op wat pittige gesprekken met Bedrijf B”. Leo claimt hiermee de woorden van Ger te herhalen. Vervolgens reageert Leo in de vertelsituatie. Vanaf r.427 reageert hij kort en bondig op de inhoud van het citaat: “nou oke dat zullen we dan maar doen”.

Voorafgaand aan het citaat heeft Leo gezegd dat hij niet wist wat de gevolgen zouden zijn. Het citaat schetst een contrast. Ger schetst een interpretatie van de consequenties (pittige gesprekken) en hij waarschuwt Leo hiervoor. Na het citaat keert Leo weer terug naar de vertelsituatie en geeft hij aan het af te wachten en eventueel pittige gesprekken te zullen voeren indien dat nodig is. De toevoeging ‘nou’ benadrukt dat er in deze spreekbeurt een contrast is tussen het verwachtingspatroon van Leo (die niet weet wat hij kan verwachten) en Ger (die wel een idee heeft van de gevolgen).

Over de functie van dit tweede documenterende citaat kan het volgende gezegd worden. Ook hier zien we dat spreker Leo een eerdere uiting aanhaalt en zijn team hierover informeert. De inhoud van het citaat specificeert een mogelijk gevolg. Leo koppelt zichzelf los van de inhoud door het te presenteren in de directe rede en de geciteerde in het quotatieve frame te introduceren als een uniek identificeerbaar individu. Ger wordt zodoende verantwoordelijk voor de inhoud van het citaat, maar Leo stelt zijn team

20

wel op te hoogte door het tijdens het werkoverleg te zeggen. In deze spreekbeurt benadrukt Leo met het citaat het contrast tussen het verwachtingspatroon van zichzelf tegenover dat van zijn collega: niet weet wat te verwachten tegenover een wel concreet mogelijk gevolg.

Fragment (3) toont wederom een documenterend citaat, waarin de spreker claimt een ander uniek en duidelijk identificeerbaar persoon te citeren. In het quotatieve frame wordt verwezen naar de geciteerde, ook wordt het citaat hier gekoppeld aan een conversatie die in de voorgeschiedenis heeft plaatsgevonden.

Fragment 3 (Meeting 2, 1553-1555)

Leo: •hhh ze hebben (ze-) Marco heeft zelfs 'n

1541

presenta:tie gege:↑ve, (0.4)

1542

Max: fshh! ((snuivend in))

1543

Leo: daar was Bram niet bij aanwe:zig,

1544

(0.5)

1545

eh vóór 'n aantal: (°eh°)management e:h eh °>dus dus° zeg maar<

1546

de business unit direc[teuren, Ger en ondergetekenende,

1547

San? [(°ja.)

1548

Leo: •hh en ik begree:p [niet wat d'r aan de hand was,

1549

San: [(°ja.)

1550

Leo: en toen zei (Ger-) eh heeft Ger dat gewoon geka:pt!

1551

(0.4)

1552

→ >die heeft op 'n gegeemoment (gezegd,)< nou na 'n uur ik

1553

heb 't nou wel gezien:, we kunnen niet met jullie in zee:,

1554

want we hebben (w-we ga-) we gaan andere commitments aan.

1555

(0.6)

1556

Voorafgaand aan het hierboven getoonde gespreksfragment benadrukt Leo dat de bedrijfsvoering en de processen erg belangrijk zijn en dat er grondig gewerkt moet worden. Doen ze dit niet, dan zal dit grote gevolgen hebben. Dit concretiseert Leo met een voorbeeldconversatie die plaats vond in het verleden en waarbij het verkeerd afliep. Het quotatief luidt als volgt: “die heeft op ’n gegeemoment gezegd nou”. Hierna volgt een korte context (“nou na ‘n uur”), gevolgd door het citaat: “ik heb 't nou wel gezien we kunnen niet met jullie in zee want we hebben w-we ga- we gaan andere commitments aan”. Leo claimt met het citaat de vorm van wat destijds gezegd is te behouden. Uit het quotatieve frame kan opgemaakt worden dat Leo de inhoud van het citaat toewijst aan een unieke spreker (Ger). Het communicatiewerkwoord (´zeggen´) geeft de handeling van Ger aan. De woorden ‘zei’ en ‘gezegd’ duiden erop dat Leo claimt dat er iets uit het verleden aangehaald wordt, een gespreksfragment dat plaats vond tijdens de presentatie.

In bovenstaand fragment informeert Leo zijn gesprekspartners eerst in vertelvorm over zijn verwachtingspatroon en die van de klant of leverancier. Hij vervolgt zijn spreekbeurt met een schets van mogelijke gevolgen door een fragment uit een werkelijke conversatie aan te halen (Leo claimt dat dit een werkelijke conversatie betreft). Het citaat wordt in het quotatief ingeleid met ´nou´. Dit duidt erop dat hetgeen dat volgt als problematisch gezien wordt. Dit klopt, want de inhoud van het citaat is niet

21

wenselijk voor hun eigen organisatie, een dergelijke situatie wil Leo voorkomen. Deze eis van Leo wordt benadrukt in regel 1539 tot en met 1554 met krachtige woorden als ”dus/ retegoeie suggestie/ in ’t gelid tremmen/ godverdomme de beste mensen neerzetten/ kwaliteit neerzetten/ niet in ons hemd staan”. Dit derde prototypische voorbeeld toont wederom een fragment waarin Leo zijn gesprekspartners informeert over een eerdere conversatie. Op het moment dat de inhoud van het eerdere gesprek delicaat wordt, zet Leo het citaat in. Hij koppelt zichzelf zodoende los van de inhoud van het citaat. Tegelijkertijd schetst hij een situatie die niet wenselijk is voor hun organisatie. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het citaat ligt volgens de claim van Leo en de gekozen redevoering (directe rede) bij de oorspronkelijke spreker. Dit is een uniek en identificeerbare persoon (“Ger”). Na het citaat vervolgt Leo zijn spreekbeurt en bekrachtigt zijn verwachtingspatroon ten opzichte van het team. Fragment (3) functioneert zodoende op dezelfde manier als de twee voorgaande fragmenten, (1 en 2).

CONCLUSIE MET BETREKKING TOT DE FUNCTIE

Zoals bovenstaande fragmenten tonen worden documenterende citaten toegepast om gesprekspartners te informeren over de inhoud van een conversatie die in het verleden plaats vond op een uniek moment. De spreker maakt een reproductie van iets uit een eerder gesprek en claimt de oorspronkelijke vorm te behouden. Dit verwerkt de spreker in het huidige gesprek. Dit komt overeen met de theorie over reported speech zoals Holt & Clift die beschreven. Doordat de spreker er bewust voor kiest om deze informatie in een directe rede te presenteren en claimt de oorspronkelijke vorm te behouden, koppelt hij zichzelf los van de inhoud van het geciteerde. Met dit type documenterend citeren zegt de spreker met het citaat wat er eerder besproken is, maar de verantwoordelijkheid voor de inhoud wordt bij de oorspronkelijke spreker gelegd.

Deze oorspronkelijke spreker is iedere keer een duidelijk identificeerbaar individu. We kunnen enkel stellen dat de spreker claimt iets uit het verleden te citeren, dit is niet met zekerheid vast te stellen maar de vorm en de verwoording duiden er wel op. Het gebruik en de tijdsaanduiding van een communicatiewerkwoord (‘zeggen’: ‘zei/ heeft gezegd’) geeft een indicatie dat er naar het verleden verwezen wordt.

Opvallend bleek de toevoeging van het woord ‘nou’. In de elf fragmenten kwam dit vier keer voor. Deze toevoeging leidt een problematisch gevolg in, of een contrasterend deel ten opzichte van het voorgaande.

4.2.2 DUIDELIJK IDENTIFICEERBAAR INDIVIDU: ZICHZELF CITEREN

Waar we in de vorige subparagraaf zagen dat de spreker zichzelf loskoppelde van de inhoud van het citaat, toont deze subparagraaf het tegenovergestelde. De spreker citeert zichzelf juist op een documenterende wijze. Het eerste voorbeeldfragment (4) van dit type zelfcitaat toont een spreekbeurt van Leo.

22 Fragment 4 (Meeting 2, 3200-3201)

Leo: waarbij zij >eh zeggeh< JA:↓:h °*huh*° ja?h, dat-

3193

dat loopteam (°*met e:h*° Alex.) nou! (goed maar nou)

3194

hangt 'n behoorlijk prIJskaartje,

3195

(0.6)

3196

•hhh want [jUllie hadden mij dat al gezegd.

3197

[((ReAr van achter Ho naar ri San wijzend))

3198

0.3

3199

→ >en toen heb ik gezegd< lUIster is, (0.3)

3200

die groep wordt mis[brUI↑:kt,=

3201 [((knocks)) 3202 Max: =j:ah! 3203 (.) 3204

(°al [te zien.°)

3205

Leo: [(>hè<) [dOor: (.) [door (>en-<-) (.) >en [jullie

3206

[((knocks)) [((kn)) [((kn))

3207

hebben te weinig [MARKETINGKENNIS. >en toen zegt

3208

[((knocks))

3209

Cor, Leo heeft helemaal gelijk.

3210

(0.2)

3211

't is zo.=

3212

Bovenstaand fragment is een onderdeel uit een discussie die het team heeft over de invulling van de positionering. Er is een onenigheid tussen Max, Sanne en Leo. Max en Sanne kaarten de discussie aan, Leo weerlegt dit in bovenstaand fragment door aan te geven dat hij dit hogerop al aangekaart heeft. Voorzitter Leo informeert het team eerst over de recente ontwikkelingen, hij geeft het team een update. Hij introduceert de context van het eerdere gesprek; tijdens een eerdere discussie is dit onderwerp reeds besproken (r.3186/8). Na deze context volgt het zelfcitaat, ingeleid met een quotatief: “en toen heb ik gezegd” gevolgd door “luister is die groep wordt misbruikt”. Leo geeft met zijn verwoording aan dat hetgeen dat volgt zijn eigen woorden zijn (‘ik’). Met de verwoording “toen heb ik gezegd” claimt Leo dat het citaat dat volgt berust op een werkelijke conversatie, ´toen´ verwijst naar de discussie die hogerop is gevoerd. Het communicatiewerkwoord ´zeggen´ geeft de handeling van Leo aan, hij heeft in het verleden iets gezegd dat relevant is voor deze vergadering.

Dit patroon is kenmerkend voor het inleiden van een documenterend citaat: spreker Leo claimt dat hij iemand gaat citeren en geeft zijn gesprekspartners concrete details over de oorspronkelijke spreker en de aard van de mededeling (ik heb gezegd (…)). Het quotatieve frame geeft aan dat Leo zichzelf citeert en verwijst naar een conversatie die in de voorgeschiedenis van het huidige overleg heeft plaatsgevonden. Met het citaat zet Leo zijn eigen woorden kracht bij en maakt hij zijn gesprekspartners als het ware getuige van dit onderdeel uit de eerdere interactie. Ook voegt Leo een ander fragment uit die bewuste conversatie toe: “Cor zegt Leo heeft gelijk het is zo”. Hiermee geeft Leo aan dat hij de discussie daadwerkelijk aangewakkerd heeft en dat de toenmalige gesprekspartner Cor instemmend reageerde.

23

Dit eerste type documenterend zelfcitaat blijkt als volgt te functioneren: Leo informeert zijn gesprekspartners over de inhoud van een eerdere conversatie die vooraf ging aan deze vergadering. Op het moment dat de inhoud van het eerder gevoerde gesprek delicaat wordt, gaat Leo over op het citaat. Het citaat staat gepresenteerd in de directe rede. De spreker introduceert zichzelf in het quotatieve frame als een uniek en identificeerbaar persoon (“ik”). Hij doet dit om zijn eigen voorliggende woorden te onderbouwen. Het citaat dient in dit fragment een informatief doel. Leo claimt met zijn presentatie de oorspronkelijke vorm van zijn mededeling te behouden en herhalen. Na het citaat vervolgt Leo zijn spreekbeurt en biedt hij ander bewijsmateriaal aan om zijn standpunt nader te onderbouwen, ook deze toevoeging is informatief voor de gesprekpartners.

Fragment (5) toont een soortgelijk citaat, waarin de spreker zichzelf citeert. Ook in dit fragment is Leo degene die het citaat formuleert.

Fragment 5 (Meeting 2, 3226-3230)

Max: =>jah! maar ondertusseh heeft ie 'n

3213

drie[(delig 'n) drie[jarig [communicatie]plan.

3214

Leo: [nEE:h, [JA:H! [JAh goed! ]

3215

Max: jah! [°e:h deh deh°] s

3216

Leo: [nEe:h, ]

3217

(0.6)

3218

maar ik ko- *°e-°* >ik b'doel< ik kan: ik kan: ik kan dus

3219

niet iemand (verb-) ik kan,

3220

(0.3)

3221

San: nee[:h,

3222

Leo: [Cor [ ] niet verbie:deh=

3223

Max: [°nee: (goed.)°]

3224

=[(°hij heeft dit alleen gezien.°)]

3225

Leo: → [ik heb alleen gezegd, ]

3226

(.)

3227

<dit kAn dus niet,

3228

(0.4)

3229

dit moet dus stOPPE,>

3230

(0.5)

3231

eh:: (0.3) eh::↓: (.) e:h >en en< (0.2) iedereen

3232

was 't daar: over EEns.>

3233

Bovenstaand fragment is een vervolg op fragment (4). Het lopende topic betreft de discussie over de positionering. Ook in dit fragment zijn de actieve sprekers Sanne, Max en Leo. Voorzitter Leo informeert het team over de recente ontwikkelingen en de inhoud van de eerdere conversatie. Vanaf r.3219 draagt hij zijn standpunt voor. Leo geeft aan dat hij zijn wensen heeft doorgegeven, maar dat hij dit niet af kan dwingen. Na deze context volgt het zelfcitaat: “ik heb alleen gezegd dit kan dus niet dit moet dus stoppe”. Leo claimt de vorm van zijn eerdere uitspraak te behouden. Het eerste deel is het quotatieve frame: ‘ik heb alleen gezegd’. Uit het quotatieve frame kan opgemaakt worden dat Leo de inhoud van het citaat toewijst aan een uniek identificeerbaar persoon: zichzelf. Het communicatiewerkwoord

24

(´zeggen´) geeft de handeling van Leo aan. De woorden ‘heb gezegd’ duiden erop dat Leo claimt dat er iets uit het verleden aangehaald wordt, een gespreksfragment uit de eerdere discussie.

In dit fragment claimt Leo dat hij zichzelf citeert en geeft hij zijn gesprekspartners concrete details over de oorspronkelijke spreker en de aard van de mededeling (ik heb alleen gezegd (…)). Het quotatieve frame geeft aan dat er sprake is van een zelfcitaat en verwijst naar een voorliggende conversatie. Leo geeft eerst vanaf r.3219 aan dat hij een bepaalde werkwijze niet af kan dwingen. Daarna volgt het citaat. Met het citaat zet Leo zijn eigen woorden kracht bij, hij levert extra informatie dat dient ter onderbouwing van zijn standpunt. Leo claimt dat hij niets kan afdwingen, maar dat hij in de bewuste conversatie aangegeven heeft dat het moet stoppen. Daarna vervolgt Leo zijn spreekbeurt in de vertelsituatie en stelt hij dat iedereen het met hem eens was. Hiermee probeert hij zijn standpunt nogmaals te onderbouwen en zijn gesprekspartners te informeren over de reacties van ‘de rest' (de overige gesprekspartners uit de eerdere conversatie).

De functie van dit type citaat dekt dezelfde lading als in het voorgaande fragment (4). Leo informeert zijn gesprekspartners over de inhoud van een eerdere conversatie die vooraf ging aan deze vergadering. Hij zet zijn woorden kracht bij met een citaat, gepresenteerd in de directe rede. De spreker introduceert zichzelf in het quotatieve frame als een uniek identificeerbaar persoon (“ik”). Met het citaat maakt Leo zijn gesprekspartners als het ware getuige van de eerdere conversatie. Zodoende zijn zij getuige van de mededeling van Leo dat het moet stoppen. Daarnaast lijkt het er op dat het citaat wordt toegevoegd om zijn eigen voorliggende woorden te onderbouwen. Het citaat dient in dit fragment een informatief doel. Na het citaat vervolgt Leo zijn spreekbeurt in vertelvorm en biedt hij extra informatie aan; men was het