• No results found

D ISCUSSIE EN VERVOLGONDERZOEK

FICTIEF CITEREN

1. Generalisering: mogelijk citaat van ander(en)

5.5 D ISCUSSIE EN VERVOLGONDERZOEK

Dit onderzoek is een eerste aanzet geweest om meer inzicht te krijgen in het verschijnsel citeren tijdens werkbesprekingen. Dit onderzoek heeft getracht de bestaande theorieën over dit verschijnsel verder uit te werken. Er is al veel geschreven over beide citaatvormen, maar er is nog niet vaak een vergelijkend onderzoek opgesteld waarin documenterende en fictieve citaten met elkaar vergeleken worden op basis van vorm en functie. Golato (2012) maakt wel een onderscheid tussen actual reported discouse en hypothetical discourse, maar zij legt de focus in haar onderzoek enkel op hypothetical discourse. Al gauw bleek tijdens dit onderzoek dat er veel meer gebruik werd gemaakt van fictief citeren dan van documenterend citeren. In de gangbare theorie met betrekking tot deze verhouding is niet veel informatie teruggevonden. Allereerst biedt het ontbreken van een theoretisch kader omtrent deze verhouding dus ruimte voor vervolgonderzoek ter onderbouwing van deze constatering of kan aanvullend onderzoek wellicht ter aanvulling worden gebruikt op de reeds beschikbare theorieën.

45

Uiteraard zijn er naar aanleiding van dit onderzoek nog meer discussiepunten en aandachtspunten. Zo zijn er nog mogelijkheden voor vervolgonderzoek daar dit onderzoek op basis van een corpus van slechts twee vergaderingen was uitgevoerd en tijdsbeperkingen kende. Onderstaand zijn enkele aandachtspunten en mogelijkheden voor vervolgonderzoek uiteengezet.

HUIDIGE BEDRIJFSVERGADERING VERSUS ANDERE BEDRIJFSVERGADERINGEN

De data die voor dit onderzoek is gebruikt bestaat uit twee vergaderingen die beide plaats vonden binnen dezelfde organisatie met praktisch dezelfde deelnemers. Op basis van deze gegevens zijn er uitspraken gedaan over documenterende en fictieve citaten. Een vervolgonderzoek zou kunnen onderzoeken of andere bedrijfsvergaderingen soortgelijke resultaten zullen opleveren. Het zou hierbij een mogelijkheid zijn om een soortgelijk onderzoek uit te voeren bij hetzelfde bedrijf, waarbij het aantal bestudeerde vergaderingen wordt vergroot om zo nog beter inzicht te krijgen in de wijze waarop citaten binnen vergaderingen worden ingezet. Zo kan een vervolgonderzoek bekijken of het fictieve citaat ook in andere vergaderingen vaker wordt toegepast dan het documenterende citaat.

Om de bevindingen uit dit onderzoek te toetsen zou het vergelijkingsmateriaal ook uitgebreid kunnen worden. In plaats van het beperken tot de bedrijfsvergaderingen binnen dit bedrijf zou een vergelijkend onderzoek kunnen worden uitgevoerd met een selectie van meerdere bedrijven.

QUOTATIEF FRAME EN QUOTE

Hoewel er in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt is, blijkt uit de data dat het citaat niet altijd direct te volgen op het quotatieve frame. Vaak is dit wel het geval, de spreker formuleert een quotatief frame en leidt hiermee het citaat (de quote) in. Zie (1) in afbeelding 2 hieronder. Een spreker kan ook het quotatieve frame introduceren en daarna een context geven, om vervolgens weer het quotatieve frame aan te halen die dan pas gevolgd wordt door het citaat (2). Deze invalshoek kan als uitgangspunt genomen worden voor een vervolgonderzoek.

Afbeelding 2: Quotatief frame en quote

Een andere invalshoek voor een vervolgonderzoek is de locatie van het quotatieve frame. In dit onderzoek kwam het quotatieve frame voornamelijk voorafgaand aan het citaat voor. Echter, fragment (8) in de bijlage toont het quotatieve frame na het citaat. Dit was een uitzondering. Een soortgelijk vervolgonderzoek kan aan de hand van een groter corpus onderzoeken of het daadwerkelijk uitzonderlijk is dat het quotatieve frame na de quote staat. Ook zou een vervolgonderzoek kunnen bekijken of deze vormverschillen ook verschillende functies hebben.

1. Quotatieve frame Quote

46 ROL VAN DE VOORZITTER

In dit onderzoek bleek de voorzitter de helft van alle citaten geformuleerd te hebben. Inzoomend op beide citaattypen bleek de voorzitter daarnaast verantwoordelijk voor 77% van de fictieve citaten tegenover 38% van de documenterende citaten. Deze bevindingen berusten op 70 fragmenten afkomstig uit twee vergaderingen van eenzelfde organisatie. Een vervolgonderzoek kan deze rol van de voorzitter nader onderzoeken. Blijkt een voorzitter ook in een andere vergadering verantwoordelijk voor het merendeel van de citaten of zijn de bevindingen in dit rapport uitzonderlijk te noemen? Om de rol van de voorzitter nog beter in kaart te brengen kan onderzoek worden gedaan naar een groter aantal vergaderingen binnen hetzelfde bedrijf. Wellicht echter dat een meer vergelijkend onderzoek naar de rol van de voorzitter in een afwijkende setting hier meer informatie over geeft.

EFFECTEN VAN CITATEN OP DE GESPREKSPARTNERS –DIENT DE FUNCTIE HET DOEL?

In dit onderzoek is de vormgeving, de verhouding tot de werkelijkheid en de functie van beide citaatvormen onderzocht. Wat niet onderzocht is, is het mogelijke effect van een citaat op de gesprekspartners. Hier zou een vervolgonderzoek naar kunnen kijken. Enkele vragen die tijdens het onderzoek naar voren kwamen zijn: Wat is het effect van een citaat op de gesprekspartners? Verschilt dit bij documenterende en fictieve citaten? Wordt er op het ene type eerder instemmend gereageerd dan op het andere type? Dit zou mogelijk onderzocht kunnen worden door bijvoorbeeld specifiek naar de reacties van de gesprekspartners te kijken.

47

LITERATUURLIJST

Alpen, I. C. van (2006). Ik had zoiets van “doei”. Interactioneel sociolinguïstische aspecten van van- citaties. In: T. Koole, J. Nortier & B. Tahitu (red) 2006, Artikelen van de 5e Sociolinguistische Conferentie (pp. 29-42). Delft: Eburon.

Alphen, I.C. van (2008). Het zijn niet mijn woorden hoor. Gender and (pseudo-) citaten. In: Tijdschrift voor Genderstudies, Themanummer taal, woorden wisselen, 11, 37-52.

Bakhtin, M. (1981). The Dialogic Imagination. Austin: University of Texas.

Boden, D. (1994). The business of talk: Organizations in action. Cambridge: Polity Press.

Clark, H.H. & R.J. Gerrig (1990). Quotation as Demonstrations. In: Language, 66 (4), 784-805.

Clift, R. (2006). Indexing stance: Reported speech as an interactional evidential. Essex: University of Essex.

Cornelisse, P. (2009). Taal is zeg maar echt mijn ding. Amsterdam/ Antwerpen: Uitgeverij Contact.

De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) http://ans.ruhosting.nl/

[laatst bezocht op: 7-6-2014]

Ensink, T. (2009). De aansprakelijkheid voor citaatinhoud: een vergelijkende analyse van de beoordeling van citaat in Nederlandse jurisprudentie. In: Tijdschrift voor Taalbeheersing, 31, (1), 39-69.

Golato, A. (2012). Impersonal quotation and hypothetical discourse. University of Illinois.

Golato, A. (2000). An innovative German quotative for reporting embodied actions: 'Und ich so / und er so 'and I am like/ and he's like'. In: Journal of Pragmatics 32, 29-54.

Heritage, J. & S. Clayman (2010). Talk in Action: Interactions, Identities, and Institutions. Malden: Wiley-Blackwell.

Holt, E. & R. Clift (eds) (2007). Reporting talk: Reported speech in Interaction. Cambridge: Cambridge University Press c-a.

48

Jakobson, R. (1971). Shifters, verbal categories and the Russian verb. In: R. Jakobson, Selected writings II: world and language (pp. 130-147). The Hague: Mounton.

Mazeland, H (1995). Conversatie-analyse van communicatie in institutionele settings: te veel micro, te weinig macro? In: H. Mazeland & C. Sauer (red.). Communiceren, waarnemen. analyseren. Gluc publikatie 1, Vakgroep Taal en Communicatie (pp.65-92). Rijksuniversiteit Groningen.

Mazeland, H. (2003). Inleiding in de conversatieanalyse. Bussum: Counthino.

Mazeland,H. (2006). "VAN" as a quotative in Dutch: Marking quotations as a typification. In: T. Koole, J. Nortier and B. Tahitu (eds.) Artikelen voor de 5e Sociolinguïstische Conferentie (pp. 354 - 365). Delft: Oburon.

Mazeland (2012). Nou als discourse marker in het taalgebruik van kleuters. In: K. de Glopper, M. Gosen en J. van Kruiningen (red.) Gesprekken in het onderwijs (pp. 39-71). Delft: Eburon.

Mulken, M. van, (1999). Sloppy citaten in gesprekken. In: E. Huls & B. Weltens (eds) Artikelen van de derde Sociolinguïstische Conferenti (pp.325-332). Delft: Oburon.

Pascual E. & T. Janssen (2004). Zinnen in samenstellingen: presentaties van fictieve verbale interactie. In: Nederlandse Taalkunde, 9, 285-310.

Pomerantz, A. & B.J. Fehr (1997). Conversation Analysis: An Approach to the Study of Social Action as Sense Making Practices. In T.A. van Dijk (ed), Discourse as Social Interaction (pp.64-91). London etc.: Sage.

Renkema, J. (2009). Schrijfwijzer (4e druk). Den Haag: Sdu Uitgevers.

Schoot, van der M. & H. Mazeland (2005). Probleembeschrijvingen in werkbesprekingen. In: Tijdschrift voor Taalbeheersing, 27, (1), 1-23.

Vandeweghe, W. (2005). Grammatica van de Nederlandse zin. Antwerpen/ Apeldoorn: Garant.

Vandeweghe, W. & T. Colleman (2011). Drie-argumentstructuurconstructies met een voorzetselobject. In: Verslagen & Mededelingen van de KANTL, 121 (2), 205-228.