• No results found

Auteur: N. Ludwig

Om na te gaan of beide groepen scholen verschillen in de mate van geboden onderwijszorg op de verschillende RTI-niveaus, is per niveau de kwaliteit van de zorg samengevat in een RTI-index score. Aan de hand van een t-toets is hiervoor een vergelijking gemaakt tussen de gemiddelde RTI-index scores van scholen die hoog frequent verwijzen voor extern onderzoek en scholen die laag frequent verwijzen voor extern onderzoek. Uit de resultaten komt naar voren dat er geen verschillen gevonden worden op niveau 2 en 3 van het RTI-model. Scholen geven op deze niveaus een vergelijkbare invulling aan het gedragsonderwijs (zie Tabel 11). Wel blijkt dat scholen die hoog frequent verwijzen voor extern onderzoek gemiddeld een hogere score halen op het eerste niveau van het RTI-model, het reguliere onderwijs gericht op gedrag, dan scholen die laag frequent verwijzen. Dit verschil is significant t(19) = -2.78, p = .01. Dit wil zeggen dat kwaliteit van de geboden onderwijszorg op niveau 1 van het RTI-model bij hoog frequent verwijzende scholen beter is.

Opvallend is dat beide groepen, net als bij het lees- en spellingsonderwijs, slechts de helft van de maximaal te behalen score behalen. Op niveau 1 behalen laag frequent verwijzende scholen een RTI-score van 3,5 en hoog frequent verwijzende scholen een score van ruim 4 van de maximale 8 punten. Hetzelfde is zichtbaar op niveau 2. Van de maximaal 4 te behalen punten, behalen hoog en laag frequent verwijzende scholen gemiddeld slechts 2 punten. Op niveau 3 halen zowel de hoog frequent verwijzende scholen als de laag frequent verwijzende scholen minder dan de helft van de maximale score van 32 punten. Dit betekent dat de kwaliteit van de geboden onderwijszorg voor beide groepen lager is dan de kwaliteit die behaald kan worden bij een ideale invulling van het RTI-model. De kwaliteit hiervan ligt voor laag frequent verwijzende scholen nog eens significant lager op niveau 1 dan voor hoog frequent verwijzende scholen.

38

Om te achterhalen waar dit verschil in de score op niveau 1 door veroorzaakt wordt, is naar de invulling van de verschillende onderdelen binnen het niveau van het RTI-model gekeken. Dit is tevens gedaan voor niveau 2 en 3 van het RTI-model.

RTI-niveau 1: Reguliere onderwijs gericht op het reguleren van het gedrag.

Om na te gaan of de scholen verschillen in de kwaliteit van de onderwijszorg op niveau 1, zijn voor alle onderdelen op dit niveau de scores met elkaar vergeleken. De hypothese hierbij was dat scholen die laag frequent verwijzen naar extern onderzoek het reguliere onderwijs gericht op het gedrag van leerlingen beter georganiseerd hebben dan scholen die hoog frequent verwijzen naar extern onderzoek. Hiervoor is allereerst gekeken of er gewerkt wordt met een specifieke lesmethode gericht op het gedrag van leerlingen. Bij hoog frequent verwijzende scholen geeft 100% van de leerkrachten aan met een methode te werken. Voor de laag frequent verwijzende scholen is dit voor 70% van de leerkrachten het geval. De meest genoemde methodes hierbij zijn Grip op de Groep, Goed gedaan en Leefstijl.

Uit de resultaten van een t-toets komt naar voren dat scholen niet verschillen in de frequentie waarmee er gewerkt wordt met de lesmethoden. Voor hoog frequent

verwijzende scholen is dit ruim 3 keer per week, voor laag frequent verwijzende scholen ruim 1 keer per week. Ook wat betreft de tijd die besteedt wordt aan de lesmethoden verschillen de groepen niet significant van elkaar (zie Tabel 12). Scholen besteden ongeveer 15 tot 20 minuten per keer aan het regulier gedragsonderwijs.

Niveau RTI-Index M SD M SD t df p

RTI-Index niveau 1 / max. 8 4.84 1.26 3.51 .88 -2.78 19 .01* RTI-Index niveau 2 / max. 4 2.42 1.04 2.23 .97 -.43 19 .67 RTI-Index niveau 3 / max. 32 13.55 7.51 14.80 6.49 .41 19 .69 Signaleren / max. 8 5.68 .76 5.12 .94 -1.51 19 .15 Interventie/ max. 12 4.61 4.07 6.29 4.09 .95 19 .36 Evaluatie / max.12 3.07 3.27 3.06 2.26 -.00 19 .99 RTI-Index Totaal / max. 44 20.64 7.59 20.40 6.43 -.08 19 .94 * p < .05

Tabel 11 RTI-Index onderwijs gericht op gedrag gemiddelden en standaarddeviaties voor hoog en laag frequent verwijzende scholen

(n = 11) (n = 10) Hoog frequent Laag frequent

39

In het kader van dit gedragsonderwijs geeft 100% van de scholen aan gedragsregels te hebben opgesteld voor in de klas. Scholen verschillen niet in de hoeveelheid invloed die leerlingen hebben op de inhoud van deze regels. Slechts 1 leerkracht binnen de groep van hoog frequent verwijzende scholen heeft aangegeven dat leerlingen zeer weinig invloed hebben op de regels. Ten slotte is middels een t-toets gekeken of beide groepen verschillen in de wijze waarop gesignaleerd wordt of leerlingen voldoende baat hebben bij het reguliere onderwijsaanbod. In de inzet van methoden (observaties, methode toetsen, Cito-toetsen en eigen toetsen) verschillen de hoog en de laag frequent verwijzende scholen niet significant van elkaar (zie Tabel 12). Wat opvalt, is dat de scholen voor de totale score op niveau 1 van de RTI-index wel significant van elkaar verschillen, maar dat er geen significante verschillen zijn voor de verschillende onderdelen binnen niveau 1. Wel is te zien dat hoog frequent verwijzende scholen op vrijwel alle onderdelen gemiddeld een hogere score behalen, wat een verklaring vormt voor het significante verschil voor het totale niveau.

RTI-niveau 2: Verlengde instructie bij gedragsproblemen.

Voor het tweede niveau van het RTI-model is wederom in kaart gebracht of de twee groepen scholen verschillen in de invulling die aan dit niveau gegeven wordt. De verwachting was dat scholen die laag frequent verwijzen voor extern onderzoek de verlengde instructie voor leerlingen die onvoldoende baat hebben bij het klassikale onderwijs gericht op gedrag duidelijker vormgeven dan scholen die hoog frequent

Onderdelen RTI-Niveau 1 M SD M SD t df p

Aantal keer gedragsonderwijs per week 3.82 2.27 1.71 1.89 -2.04 16 .06 Minuten klassikale instructie per les 14.82 4.05 12.29 4.50 -1.24 16 .23 Aantal keer aandacht voor regels per week 4.36 1.57 3.50 1.90 -1.14 19 .27 Signalering o.b.v.: Observatie 4.64 .51 4.70 .48 .30 19 .77 Methode toetsen 1.82 .75 1.40 .70 -1.32 19 .20 Cito-toetsen 1.91 .94 1.60 .84 -.79 19 .44 Eigen toetsen 1.64 .92 1.90 1.50 .50 19 .62 Invloed op regels 3.27 1.10 3.60 .84 .76 19 0,46

Tabel 12 RTI-Niveau 1 regulier gedragsonderwijs gemiddelden en standaarddeviaties voor hoog en laag frequent verwijzende scholen Hoog frequent Laag frequent

40

verwijzen. Om dit te toetsen is in kaart gebracht of er een protocol is om zorgleerlingen te begeleiden en welk protocol dat eventueel is. Ongeveer 50% van de scholen van beide groepen maakt gebruik van specifieke methoden, voor de meerderheid is dit een eigen protocol. De resultaten van een Chi-kwadraat toets laten zien dat dit verschil niet significant is (zie Tabel 13).

Vervolgens is gekeken welke personen er betrokken zijn bij de beslissing of er voor en leerling extra hulp ingezet moet worden (niveau 3 van het RTI-mode). Voor zowel de hoog als laag frequent verwijzende scholen is dit in alle gevallen de leerkracht in samenwerking met de Intern begeleider (zie Tabel 13).

Op basis van deze resultaten blijkt dat scholen die hoog frequent verwijzen voor extern onderzoek voor wat betreft niveau 2 van het RTI-model niet significant verschillen van scholen die laag frequent verwijzen voor extern onderzoek.

RTI-niveau 3: Zorgleerling op het gebied van gedrag.

Ook voor het derde niveau van het RTI-model was de verwachting dat scholen die laag frequent verwijzen in verband met gedragsproblemen van een leerling wederom een effectievere aanpak hebben voor deze zorgleerlingen dan scholen die hoog frequent verwijzen voor extern onderzoek. Deze effectievere aanpak is zichtbaar als er voor de verschillende onderdelen hogere scores worden behaald. Om deze zorg op niveau drie van het RTI-model inzichtelijk te maken is gebruik gemaakt van de informatie die

Onderdelen RTI-Niveau 2 N % N % X2 df p

Protocol is aanwezig 6 54.55 5 50.00 .04 1 .84

Gehanteerd protocol:

Eigen protocol 6 100.00 3 60.00 . . .

Anders 0 0.00 2 40.00 . . .

Beslissing extra hulp door:

Leerkracht 11 100.00 10 100.00 . . .

Intern begeleider 11 100.00 10 100.00 . . .

Remedial teacher 0 0.00 0 0.00 . . .

Tabel 13 RTI-Niveau 2 Verlengde instructie gedragsonderwijs aantallen en percentages voor hoog en laag frequent verwijzende scholen

(n = 11) (n = 10) Hoog frequent Laag frequent

41

verkregen is over specifieke zorgleerlingen, de casussen uit de vragenlijst. Dit betrof per leerkracht één handelingsplan voor een leerling met gedragsproblemen.

Om dit te onderzoeken is naar drie onderdelen van niveau 3 van het RTI-model gekeken, namelijk signalering, interventie en evaluatie. De resultaten van een t-toets laten zien dat scholen die hoog frequent verwijzen gemiddeld vaker leerlingen met problemen op het gebied van gedrag signaleren dan scholen die laag frequent verwijzen (t(19) = - 2.70, p = .01) (zie Tabel 14). Een Chi-kwadraat toets wijst uit dat er echter geen verschillen zijn in de signalering van comorbide problematiek (zie Tabel 15).

Wat betreft de inzet en uitvoering van interventies gericht op gedrag, verschillen de groepen niet significant van elkaar. De resultaten van een t-toets tonen aan dat er geen significant verschil is in duur van de begeleiding. Voor hoog frequent verwijzende scholen is dit gemiddeld 23 weken, voor laag frequent verwijzende scholen 22 weken. Ook geeft 100% van de scholen aan de begeleiding te evalueren (zie Tabel 15). Als gekeken wordt naar de periode waarna geëvalueerd wordt lijken de groepen wel van elkaar te verschillen. Voor hoog frequent verwijzende scholen vindt er een tussentijdse evaluatie plaats na gemiddeld 9 weken en een eindevaluatie na 16 weken. Voor laag frequent verwijzende scholen is dit na gemiddeld 6 en 13 weken. Een t-toets wijst echter uit dat dit verschil niet significant is (zie Tabel 14).

Wat betreft de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de interventie (extra begeleiding) verschillen de groepen niet van elkaar. De extra begeleiding wordt voornamelijk uitgevoerd door de leerkracht. Op de hoog frequent verwijzende scholen is hier ook de remedial teacher bij betrokken. Voor de laag frequent verwijzende scholen is dat de intern begeleider (zie Tabel 15).

Vervolgens is gekeken naar verschillen in de uitkomst van de evaluatie tussen de hoog en laag frequent verwijzende scholen. Wat betreft de totale uitkomst verschillen de scholen niet significant van elkaar (zie Tabel 15). Als gekeken wordt naar de

verschillende mogelijkheden lijken er wel verschillen te zijn. Voor de laag frequent verwijzende scholen geven alle leerkrachten (100%) aan de begeleiding voort te zetten. Voor de hoog frequent verwijzende scholen is dit slechts bij één leerkracht het geval

42

(16,67%). Van de laag frequent verwijzende scholen geeft niemand aan de begeleiding af te ronden, in tegenstelling tot één leerkracht bij de hoog frequent verwijzende scholen.

Als laatste is gekeken naar het vervolg dat door scholen gegeven wordt aan de extra zorg voor de leerling. Dit kan gezien worden als de stap na het RTI-model. Hieruit blijkt dat 80% van de leerlingen van de hoog frequent verwijzende scholen is

doorverwezen voor extern onderzoek. Dit was voor 60% van de leerlingen van laag frequent verwijzende scholen het geval. Voor de hoog frequent verwijzende scholen heeft dit bij 75% geleid tot een diagnose (dyslexie, ADHD, ADD, autisme of lage intelligentie). Bij laag frequent verwijzende scholen was dat bij 40 % van de leerlingen het geval

(ADHD, autisme of angst). Daarnaast is voor 30% van de verwezen leerlingen van hoog frequent verwijzende scholen een externe behandeling gestart. Bij de laag frequent verwijzende scholen is voor 40% van de verwezen leerlingen een externe behandeling gestart.

Onderdelen RT-Niveau 3 M SD M SD t df p

Signalering

Aantal gesignaleerde leerlingen met problemen 3.64 6 1.80 .63 -2.70 19 .01* Aantal individuele handelingsplannen 3.45 1.57 2.60 2.27 -1.01 19 .33

Interventie

Frequentie begeleiding per week 3.83 1.33 3.43 1.72 -.47 11 .65 Duur begeleiding per keer in minuten 23.33 5.16 22.14 10.35 -.26 11 .80

Aantal weken begeleiding 11.00 4.65 11.76 2.27 .43 11 .67

Evaluatie

Aantal weken tot tussentijdse evaluatie 9.20 6.91 5.71 3.15 -1.19 10 .26 Aantal weken tot eind evaluatie 16.67 13.60 12.71 5.25 -.71 11 .49 * p < .05

Tabel 14 RTI-Niveau 3 Zorgleerling gedrag gemiddelden en standaarddeviaties voor hoog en laag frequent verwijzende scholen

(n = 11) (n = 10) Hoog frequent Laag frequent

43 Onderdelen RT-Niveau 3 N % N % X2 df p Signalering Gesignaleerde comorbiditeit: Concentratieproblemen 10 90.91 7 70.00 3.53 1 .06 Agressie 5 45.45 4 40.00 .20 1 .65 Fysieke onrust 8 72.73 9 90.00 .39 1 .53 Contact leeftijdsgenoten 7 63.64 7 70.00 .00 1 1.00 Autoriteit 3 27.27 5 50.00 .83 1 .36 Werkhouding 8 72.73 9 90.00 .39 1 .53 Leesproblemen 4 36.36 5 50.00 .20 1 .65 Spellingsproblemen 2 18.18 3 30.00 .27 1 .61 Rekenproblemen 4 36.36 1 10.00 2.4 1 .12 Angst 3 27.27 3 30.00 .00 1 1.00 Intelligentie 1 9.09 2 20.00 .39 1 .53

Zorgen besproken met:

Duo collega 9 81.82 4 40.00 1.94 1 .16 Intern begeleider 11 100.00 10 100.00 . . . Directeur 5 45.45 5 50.00 . . . Ouders 11 100.00 10 100.00 . . . ZAT schoolniveau 5 45.45 6 60.00 .20 1 .65 ZAT bovenschool 3 27.27 4 40.00 .22 1 .64 Interventie

Extra begeleiding ingezet 6 54.55 7 70.00 .22 1 .64

Doel begeleiding: Concentratieproblemen 5 83.33 4 57.14 .02 1 .89 Agressie 2 33.33 3 42.86 . . . Fysieke onrust 3 50.00 4 57.14 .08 1 .78 Contact leeftijdsgenoten 3 50.00 6 85.71 1.67 1 .20 Autoriteit 2 33.33 2 28.57 .83 1 .36 Werkhouding 4 66.67 5 71.43 .11 1 .74

Uitvoering extra begeleiding:

Leerkracht 2 33.33 4 57.14 . . . Remedial teacher 2 33.33 0 0.00 . . . Intern begeleider 0 0.00 1 14.29 . . . Klassenassistent 1 16.67 0 0.00 . . . Evaluatie Evaluatie uitgevoerd 6 100.00 7 100.00 . . .

Evaluatie extra begeleiding door:

Leerkracht 7 100.00 6 100.00 . . . Intern begeleider 5 83.33 6 100.00 . . . Remedial teacher 2 33.33 1 14.29 .66 1 .42 Directeur 2 33.33 2 28.57 .03 1 .85 Ouders 5 83.33 7 100.00 . . . ZAT bovenschool 0 0.00 1 14.29 . . . Hoe geëvalueerd: Observaties les 6 100.00 7 100.00 . . . Observaties vrij 3 50.00 6 100.00 . . . Ouders 3 50.00 6 0.00 . . . Methodegebonden toetsen 1 16.67 1 14.29 .01 1 .91 Cito-toetsen 1 16.67 1 14.29 .01 1 .91 Uitkomst evaluatie: 7.54 4 .11 Voortzetten 1 16.67 6 100.00 . . . Uitbreiden 1 16.67 1 14.29 . . . Andere methode 1 16.67 0 0.00 . . . Afronden 1 16.67 0 0.00 . . . (n = 10) (n = 11)

Tabel 15 RTI-Niveau 3 Zorgleerling gedrag aantallen en percentages voor hoog en laag frequent verwijzende scholen Hoog frequent Laag frequent

44

4. Conclusie

Auteur: N. Ludwig en R. Weijers

De toename van het aantal aanmeldingen voor diagnostisch onderzoek heeft in de wetenschap, politiek en media tot vragen geleid over de rol van scholen hierin. Scholen blijken namelijk te verschillen in het aantal verwijzingen voor diagnostisch onderzoek. Dit onderzoek heeft daarom het verwijsgedrag van scholen onderzocht door het traject van extra zorg in kaart te brengen. Doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of scholen die hoog frequent verwijzen voor extern onderzoek verschillen van scholen die laag frequent verwijzen voor extern onderzoek in de wijze waarop zij invulling geven aan het Response to Instruction (RTI)- model. Hierbij is gekeken naar de invulling en

vormgeving van zowel het lees- en spellingsonderwijs als het gedragsonderwijs op de drie niveaus van het RTI-model. Middels de Vragenlijst Signaalfunctie Leerkrachten, die voor dit onderzoek is opgesteld, is in kaart gebracht hoe scholen het regulier onderwijs vormgeven (RTI-niveau 1) evenals de verlengde instructie aan leerlingen die

achterblijven bij het niveau van de klas (RTI-niveau 2) en de handelingsplannen en begeleiding van zorgleerlingen (RTI-niveau 3). Verwacht werd dat scholen die het RTI- model goed uitvoeren op alle niveaus, minder verwijzen naar diagnostisch onderzoek dan scholen die het RTI-model op één of meerdere niveaus minder goed uitvoeren. Deze verwachting bleek op basis van dit onderzoek nietuit te komen.