• No results found

Uitvoerende instellingen

In document Wet en werkelijkheid (pagina 80-83)

4 Wetten en doelbereiking naar interventie

4.3.1 Uitvoerende instellingen

– Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOb) 2000 (Justitie). – Wet herziening gerechtelijk vooronderzoek 2000 (Justitie). Doelen

Deze twee wetten richten zich op opsporings- en vervolgingsprocessen binnen de justitiële keten. De wet BOb stelt zich ten doel om de opsporing integer, transparant en beheersbaar te maken, onder meer via de norme-ring van bijzondere opsponorme-ringsmethoden en het verzekeren van rechtma-tig opsporingsonderzoek. Op grond van deze normen kan de rechter de opsporing in een latere fase ook beter controleren. Opsporingsinstanties zijn met de wet BOb onderhevig aan juridisch afdwingbare verplichtingen (onder andere tot rapportage) en verboden (op onrechtmatig onderzoek en op doorlating van onveilige voorwerpen).

Met de Wet herziening gerechtelijk vooronderzoek krijgt de verdediging een correctiemogelijkheid op het OM, door onderzoek toch door te zetten (de zgn. mini-instructie). Op deze manier beoogt men het gerechtelijk vooronderzoek in overeenstemming te brengen met grondwettelijke en internationale vereisten, voortvloeiend uit universele mensenrechten. Ook wil men het vooronderzoek stroomlijnen.

Met beide wetten wordt de leidinggevende rol van de Officier van Justitie (OvJ) uitgebreid en de rol van de Rechter-Commissaris (R-C, de ‘onder-zoeksrechter’) meer incidenteel. De R-C kan alleen nog bij privacyschen-dende opsporingsmethoden extra toetsen en een onderzoeksmachtiging verlenen.

Doelbereiking

De normering van praktijken lijkt in elk geval bereikt. Nieuwe procedures en modellen zijn goed aangeslagen. In veel regio’s zou de interne toetsing op grond van de wet BOb zijn verscherpt. Of de opsporingspraktijk nu daadwerkelijk transparanter is geworden, wordt betwijfeld. Het gerechte-lijk vooronderzoek is op grond van de Wet herziening gerechtegerechte-lijk vooron-derzoek gestroomlijnd en in lijn gebracht met universele mensenrechten. Een duidelijk en beoogd gevolg van de wetgeving is dat de rol van de R-C is teruggedrongen tot incidentele bemoeienis. Dit roept vragen op ten aan-zien van de waarborging van juridische kwaliteit.

– Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden (Bvt) (Wijz. Tbs wetgeving 1997) (Justitie).

– Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) 2001 (Justitie). – Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz)

1994 (VWS/Justitie). Doelen

Deze drie wetten zijn gericht op het versterken van de rechtspositie van mensen die verblijven in (justitiële) inrichtingen voor respectievelijk tbs-gestelden, jeugdigen (Bjj) en patiënten in de intramurale geestelijke gezondheidszorg (Bopz). De wetgeving verplicht de instellingen zoda-nige voorwaarden te scheppen dat de rechtspositie van deze groepen is gewaarborgd en versterkt.

Door het adequaat reguleren van de rechten en plichten van gedetineer-den en psychiatrische patiënten in de inrichtingen, wil de wetgever de rechtspositie van tbs’ers en jeugdige delinquenten waarborgen, zónder het maatschappelijke veiligheidsdoel te doorkruisen.

Door de positie van mensen in de justitiële inrichtingen (tbs en Bjj) te versterken met behulp van onderwijs- en opvoedingsprogramma’s en contacten met de buitenwereld wil men bovendien hun externe rechtspo-sitie verstevigen. Met externe rechtsporechtspo-sitie doelt men op de mogelijkheid dat de mensen gezond kunnen terugkeren in de samenleving.

81

82 Wet en werkelijkheid

Doelbereiking

De wetsteksten bevatten volgens de evaluaties voldoende aanknopings-punten voor het realiseren van een betere rechtspositie van cliënten van instellingen in combinatie met maatschappelijke veiligheid. Dit betekent nog niet dat de uitvoering vlekkeloos verloopt, laat staan dat einddoelen zijn bereikt. Zo zijn in het geval van de Wet Bopz lang niet alle voorge-nomen interventies gerealiseerd. Voor wat betreft de Wet Bjj zou wél een grotere output zijn bewerkstelligd, in de vorm van meer ordemaatregelen, disciplinaire straffen en meer klachten over rechten binnen de jeugd-instellingen. Ook de tbs-wetswijziging zou tot meer output hebben geleid, namelijk tot een groter aantal opleggingen van tbs.

– Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZi) 1996 (VWS). – Wet op de dierproeven (Wod) 1980 (VWS).

Doelen

Met de Kwaliteitswet zorginstellingen, een kaderwet, worden algemene eisen gesteld aan de kwaliteit van zorg en aan regelingen die daaraan bij-dragen. Zorgaanbieders (ziekenhuizen, andere zorginstellingen) dienen deze kaders nader in te vullen met eigen kwaliteitssystemen en procedu-res voor onder andere medezeggenschap en klachten van cliënten. Hierop wordt toezicht gehouden door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Met een waarschuwing of, als dit niet helpt, met een schriftelijk bevel van de minister kan naleving worden afgedwongen.

De Wet op de dierproeven (Wod) is bedoeld om proefdieren te beschermen tegen onnodig risicovolle interventies. Tegelijkertijd mag de vooruitgang van de medische wetenschap (daardoor) niet onnodig worden belem-merd. Met een vergunningenstelsel en een scala van controlerende en toetsende organen en commissies wordt het gedrag van medisch onder-zoekers gestuurd. Hierdoor lopen proefdieren geen onnodige risico’s. Het uitvoeren van dierproeven zonder wettelijke vergunning is strafrechtelijk gesanctioneerd.

Doelbereiking

De KWZi wordt gezien als een potentieel belangrijke verzameling van (kwaliteits)instrumenten en als werkbaar. Procedure- en systeemont-wikkeling ten behoeve van kwaliteit komen op gang. Deze moeten ten tijde van de evaluatie echter nog worden geïmplementeerd. Taken en verantwoordelijkheden van betrokkenen zijn nog onvoldoende duidelijk. Adviezen van de IGZ worden serieus genomen. Het verder gelegen doel van gegarandeerde zorgkwaliteit is vaak nog een brug te ver, evenals een ‘patiëntperspectief’.

Over de doelbereiking van de Wod is men overwegend positief. Wel ontbreekt het nog aan ‘tanden in de wet’ om dierproeven ook echt te staken. Dit heeft te maken met de complexiteit van het toetsingssysteem.

Desondanks zou de naleving van de wet redelijk zijn. Verder gelegen doelen zoals verbetering van het welzijn van proefdieren, zouden met de Wod echter niet zijn gerealiseerd. Wel zou het totale aantal dierproeven sinds de jaren zeventig zijn gehalveerd.

In document Wet en werkelijkheid (pagina 80-83)