Algemeen
De economische groei zet door. Zowel dit jaar, als in 2017 neemt het bbp met 2,1% toe. De werkloosheid daalt in 2017 naar 5,3% en de overheidsbegroting is in evenwicht. De koopkracht neemt in 2017 toe met 0,7%. De internationale omgeving blijft echter onzeker.
De gevolgen van de Brexit lijken vooralsnog mee te vallen, maar de economische en politieke situatie in de Europese Unie blijven ongewis.
Bovenstaand bericht komt uit de december raming voor 2016 en 2017 van het Centraal Planbureau.
De vooruitzichten zijn dus beter. Als gemeente zijn we voor onze inkomsten nagenoeg
volledig afhankelijk van de uitkeringen van het Rijk. De overheidsbegroting is weliswaar in evenwicht maar of dit leidt tot een hogere uitkering uit het gemeentefonds blijft nog ongewis. De meicirculaire moet hierover meer duidelijkheid bieden.
Het college blijft koersen op een degelijk financieel beleid waarbij kostenefficiënt opereren centraal staat.
Geen tot zeer beperkt ruimte nieuw beleid In de Voorjaarsnota 2016 was ruimte voor nieuwe beleidswensen. De begroting 2017 kent een tekort. De meerjarenbegroting 2018-2020 was sluitend zonder aanvullend te moeten bezuinigingen.
In de meerjarenbegroting is rekening gehouden met een daling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Deze daling is gebaseerd op de decembercirculaire 2016.
Bij het opstellen van de Voorjaarsnota weten we niet of het Rijk verder gaat bezuinigen op dit fonds of niet.
Voor de nieuwe taken rond de drie
decentralisaties (Jeugdzorg, Participatiewet en AWBZ/Wmo) hebben we een buffer
gecreëerd.
Er bestaat nog steeds onzekerheid over de financiële effecten van de decentralisaties. Bij een dergelijke overgang zijn drie jaar nodig om voldoende inzicht te krijgen in de omvang van de kosten en uitvoering.
De jaarrekening 2016 heeft een klein negatief saldo. Dit was voorzien was in de 2e
trimesterrapportage 2016.
We blijven vasthouden aan spaarzaamheid.
Ruimte voor nieuw beleid met een structureel financieel effect is nauwelijks aanwezig. Wat ons betreft gaan nieuwe wensen samen met
‘Nieuw voor Oud’.
Structureel begrotingsevenwicht
Uitgangspunt is dat structurele lasten gedekt moeten zijn door structurele baten.
Incidentele inkomsten of meevallers voegen we toe aan de algemene vrije reserve.
Solide maken begroting
Eventuele bezuinigingen vertalen we concreet in de begroting. Bezuinigingsmaatregelen en taakstellingen moeten qua hardheid en haalbaarheid realistisch zijn en op programmaniveau zijn aangegeven.
Oormerken van middelen
De rijksbijdragen voor (decentralisatie van) de zorgtaken zijn geoormerkt voor het uitvoeren van deze taken. Dat oormerken houdt tevens in dat in enig jaar niet bestede middelen worden gereserveerd, waarvoor we de bestemmingsreserve sociaal domein gebruiken.
In 2018 zijn verkiezingen. We stellen voor dat het nieuwe bestuur in 2018 een uitspraak doet over het al dan niet blijven handhaven van het intern oormerken van de middelen.
Andere vormen van oormerken,
rest-budgetten of ‘potjes’ creëren, zijn niet aan de orde.
Tariefontwikkeling belastingen en heffingen In lijn van het Coalitieakkoord is afgesproken in deze bestuursperiode terughoudend te zijn
6 met het verhogen van de lastendruk voor de
inwoners van de gemeente Gennep. De Onroerende Zaak Belasting (OZB) laten we alleen stijgen met de inflatiecorrectie (naar het zich nu laat aanzien) 1%.
De opbrengst OZB relateren we aan de gerealiseerde opbrengst van het voorgaande jaar, verhoogd met de inflatie en eventueel areaaluitbreiding als dit aan de orde is. Daling of stijging van de huizenprijzen in onze gemeente heeft hiermee geen invloed op de hoogte van de begrote opbrengst OZB.
In de begroting 2017 en meerjarenbegroting 2018-2020 is een verhoging voor het hoge tarief van de toeristenbelasting opgenomen van € 0,05 tot en met 2018. Deze stijging is verwerkt in de meerjarenbegroting. Voor 2019 en volgende jaren kan het nieuwe college in de voorjaarsnota 2018 een keuze maken. In het kader van onze concurrentiepositie adviseren we rekening te houden met de tarieven in de regio/provincie.
De afvalstoffen- en de rioolheffing zijn 100%
kostendekkend. Voor de afvalstoffenheffing is een egalisatievoorziening gevormd om tariefschommelingen te voorkomen en de kostendekkendheid meerjarig te bezien. De kosten van de afvalinzameling waren in 2016 lager dan de inkomsten. De stand van de voorziening per 31 december 2016 is
€ 459.000. Voor deze voorziening is geen maximum vastgesteld. In het verlengde van 2017 wordt ook in 2018 de voorziening ingezet voor verdere (financiële en fysieke) stimulering van afvalscheiding van het huishoudelijk afval. Daarnaast wordt de voorziening structureel ingezet om het gft tarief van de minicontainer met 25% te verlagen, waardoor de burger financieel gestimuleerd wordt deze container veel/meer te gebruiken dan wanneer het tarief voor 100% in rekening zou worden gebracht.
Vanuit het verbreed Gemeentelijk Riolering Plan (vGRP 2014-2019) geldt ook voor rioolheffing 100% kostendekkendheid. In het GRP 2013 is opgenomen dat de tarieven jaarlijks worden verhoogd waarin ook een afbouw van de voorziening tarievenbeleid rioolrecht is meegenomen. Door later
uitvoeren van geplande investeringen en verlaging van de rekenrente is de tariefstelling niet meer gelijk aan het GRP 2013. Voor de begroting 2018 wordt een actuele berekening gemaakt van de kosten van de riolering. Op basis van deze berekening bekijken we of een tariefstijging nodig is.
Loonkostenontwikkeling
De loonkosten ramen we op basis van de formatie 2017.
We volgen de CAO-ontwikkelingen en houden rekening met periodieke verhogingen,
gratificaties, ambtsjubilea e.d. Per 1 januari 2017 zijn de salarissen op basis van de CAO gestegen met 0,4%.
Stijging van de loonkosten als gevolg van verhoging van de premies voor pensioen en zorgverzekeringswet en
eigen-risicodragerschap voor WW nemen we mee.
De huidige CAO loopt tot 1 mei 2017. Voor de Voorjaarsnota is nog niet duidelijk zijn wat het effect is van de nieuwe CAO. De gevolgen hiervan zullen we verwerken in de begroting 2018.
Loonontwikkelingen gesubsidieerde sector Voor loonontwikkeling passen we net als voorgaande jaren geen indexcijfer toe en leidt dit tot een percentage van 0%. Met een aantal partijen hebben we, daar waar er sprake is van een langjarige subsidierelatie, afspraken gemaakt over indexatie. Daar waar mogelijk zetten we in 2018 op de nullijn.
Prijsontwikkeling
Het is de afgelopen jaren een beleidsmatige keuze geweest om kostenstijging op basis van het landelijk verwachte inflatiepercentage niet door te voeren. Deze keuze betekent dat al jaren een autonome bezuiniging plaatsvindt door het niet toepassen van deze correctie op prijsontwikkeling. Dit jaar zal de inflatie overigens marginaal zijn waarmee de correctie voor prijsontwikkeling ook minder aan de orde is.
Uit de analyse van het saldo van de Jaarrekening 2016 blijkt dat de budgetten toereikend zijn. Zoals ook afgelopen jaren is gebeurd, vragen we in de zomerperiode 2017 een kwantitatieve onderbouwing van
budgetten. Als op basis van de onderbouwing
7 een verhoging van het budget noodzakelijk is
wordt dit verwerkt. (bijvoorbeeld toepassen van indexering wanneer dit in de contracten is opgenomen).
Wij stellen voor om de budgetten niet standaard te verhogen met een inflatiepercentage.
Prijsontwikkeling subsidies
In het verlengde van het achterwege laten van doorrekening van prijsontwikkeling van gemeentelijke budgetten, zijn ook subsidies de afgelopen jaren bevroren geweest (met uitzondering van de subsidies waarvoor meerjarige budgetten zijn afgesproken).
Er zijn geen signalen dat door het achterwege blijven van de indexering de subsidies te laag zijn. We stellen voor om subsidies (niet-betreffende de subsidies loonkosten) niet te compenseren voor prijsontwikkeling.
Renteontwikkelingen
Met ingang van de begroting 2017 wordt over de inzet van eigen middelen geen rente meer berekend, de zogenoemde bespaarde rente.
De rente die wij betalen over onze geldleningen wordt omgeslagen over de boekwaarde van onze activa inclusief de voorraad grondexploitaties. De omslagrente komt dan uit op ruim 2% maar wordt afgerond op een veelvoud van een 0,5% ofwel 2,5%.
Het afrondingsverschil is een voordelig saldo op het taakveld Treasury.
Jaarlijks lossen we op onze geldleningen € 2 miljoen af, onze rentelasten dalen hiermee met € 80.000 per jaar. Gezien onze
liquiditeitspositie verwachten we ook voor de begrotingsperiode 2018-2021 geen nieuwe geldleningen af te hoeven sluiten. Door de daling van de rentelasten wordt de omslagrente in 2021 2%.
Complicerende factor is de rente voor de berekening kostendekkende tarieven rioolrechten en afvalstoffenheffing. Voor de kostendekkende tarieven blijven we uitgegaan van een rente van 4%, het gemiddelde
percentage dat we betalen over de vaste geldleningen.
Door de verdere daling van de rentelasten bestaat de keuze om voor de berekening van de kostendekkende tarieven een lager
percentage te hanteren waardoor de tarieven afvalstoffenheffing en rioolheffing minder hoeven te stijgen of zelfs lager kunnen. Een verlaging van een 0,5% heeft een financieel effect van € 90.000. Deze keuze laten we over aan de nieuwe coalitie.
Investeringen
Investeringen worden gesplitst in een voorbereidingskrediet en een
uitvoeringskrediet. Aanvullend zullen bij langdurige projecten de lasten over meerdere jaren worden begroot aansluitend op de fasering van de uitvoering. Hierdoor wordt realistischer begroot en zijn er minder budgetoverhevelingen.
Reserves en voorzieningen
Onze reserves zijn afgelopen jaren afgenomen maar zijn vrij besteedbaar. Uit de stresstest van eind 2016 blijkt dat de omvang van de reserves goed is.
Hierbij bekijken we de samenhang met het saldo voorzieningen dat per inwoner in Gennep in 2014 beduidend hoger lag dan het landelijk gemiddelde.
Met ingang van 2017 hebben we een voorziening planmatig onderhoud wegen. In 2017 is hierin een extra dotatie gedaan om in te lopen op achterstallig onderhoud. Vanaf 2018 wordt jaarlijks € 155.000 aan de
voorziening toegevoegd. Tot en met 2020 zijn de kosten van het onderhoud hiermee afgedekt.
In het vigerend wegenbeleidsplan staat dat de gemiddelde kosten van het onderhoud tot en met 2045 € 500.000 per jaar zijn. In 2020 stellen we een nieuw wegenbeleidsplan op.
Het achterstallig onderhoud is dan
weggewerkt waarna een nieuwe financiële doorrekening gemaakt wordt van de kosten planmatig onderhoud wegen. Mogelijk dat de jaarlijkse kosten dan lager uitkomen dan het nu geraamde gemiddelde van € 500.000 maar het verschil tussen de huidige dotatie en de gemiddelde jaarlijkse kosten is aanzienlijk.
Daarom stellen we voor om met ingang van 2018 de dotatie aan de voorziening jaarlijks te verhogen met € 50.000. In 2021 is de dotatie dan € 355.000. Dat ligt meer in lijn met de gemiddelde kosten.
8 Begrotingsbrieven provincie
De provincie stuurt jaarlijks brieven over de aandachtspunten voor de begroting naar de raad en het college. In de brieven staan algemene toetsingsaspecten en
aandachtspunten voor de begroting 2018 en meerjarenbegroting 2019-2021. Belangrijkste punten uit deze brieven zijn:
Structureel en reëel evenwicht
De belangrijkste toets door de provincie is of de begroting structureel en reëel in evenwicht is. Structurele lasten moeten gedekt worden door structurele baten. Belangrijk
aandachtspunt is het onderhoud van
kapitaalgoederen (gebouwen, wegen etc.). De budgetten in de begroting moeten voldoende zijn om het door de raad vastgestelde
kwaliteitsniveau te handhaven. Wij hebben actuele beheerplannen en in 2016 en 2017 zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor het groot onderhoud van de wegen waarvoor we nu uitgaan van kwaliteitsniveau B.
In de nu voorliggende uitgangspunten stellen we voor om de storting in de voorziening groot onderhoud jaarlijks met € 50.000 te verhogen om ook op de langere termijn voldoende middelen beschikbaar te hebben voor handhaving van kwaliteitsniveau B.
Financiële verordening
Door de wijzigingen van het BBV is het
noodzakelijk om de financiële verordening aan te passen. De verordeningen gaan we
actualiseren en in het vierde kwartaal van 2017 aanbieden aan de raad.
Activeren van investeringen met maatschappelijk nut
Het beleid in Gennep was om investeringen met maatschappelijk nut niet te activeren
maar ten laste van de algemene vrije reserve te brengen. Dit is niet meer toegestaan.
De investeringen in de begroting 2018 worden allemaal geactiveerd.
Financiële kengetallen
De verplichte basis-set van de vijf financiële kengetallen hebben wij opgenomen in de begroting met een toelichting. Naarmate we hier meer ervaring mee hebben kan de toelichting verder uitgebreid worden en zijn trends te signaleren.
Sociaal domein
De provincie geeft aan dat steeds meer duidelijkheid komt over het financiële beeld van het sociaal domein. Wij zijn een van de vele gemeenten die hebben besloten om de taken binnen het sociaal domein budgettair neutraal uit te voeren. Bij verwachtte rijks kortingen kan dit tot problemen leiden. De provincie ziet graag concreet in de begroting op welke wijze wij het beperken van de lasten verwachten te realiseren. Wij vinden dit verzoek prematuur maar indien de noodzaak aanwezig is zullen wij dit uiteraard
meenemen. Daarnaast hebben we nog een bestemmingsreserve sociaal domein om mogelijke tekorten op te vangen.
Omgevingswet
De provincie geeft aan dat de gevolgen van de nieuwe omgevingswet voor de gemeenten groot zullen zijn en adviseert om als gemeente de invoering adequaat voor te bereiden.
Voor de implementatie van de nieuwe
omgevingswet is een projectplan opgesteld en is een projectgroep actief.
9