• No results found

Hoofdstuk 4: Variatie in sociale ondernemingen

5.2 Uitdagingen in relatie tot de overheid

De hybriditeit van de ondernemingen komt ook naar voren in de relatie die de ondernemers hebben met de overheid. Omdat ze een maatschappelijke functie vervullen komen bepaalde aspecten van hybriditeit ook naar voren in deze relatie. Ook zijn veel van de sociale ondernemingen voor hun continuïteit afhankelijk van overheidssubsidies (Huybrechts et al. 2014 p.159). De inkomsten van sociale ondernemingen zijn ook hybride (Defourny en Nyssens 2010 p.240). Deze afhankelijkheidsrelatie werkt ook andersom. Voor het behalen van overheidsdoelen kan de overheid gebruik maken van sociale ondernemingen (Teasdale 2011 p.116). Om de hybriditeit van sociale ondernemingen te begrijpen is het van belang om te kijken naar de relatie van de sociale ondernemingen met hen. In de Amsterdamse context is de gemeente de belangrijkste instelling. Ten eerste zal ingegaan worden op kritiek van sociale ondernemingen op de gemeente. Hierna zal ingegaan worden op de rol van stichtingen in de relatie van sociale ondernemingen met de gemeente. Tot slot wordt de relatie tussen sociale ondernemingen en politici behandeld.

Als eerste is het van belang om te zien dat sommige sociale ondernemingen zich kritisch uiten ten opzichte van de gemeente Amsterdam. Bas, de regiomanager van de maatschappelijke instelling, ziet in dat de sociale ondernemingen ook financieel interessant zijn voor de gemeente. “Ja dat snap ik wel want voor hen is dat natuurlijk een heel mooi middel om de bezuinigingen op te vangen. Ik denk wel dat ze dat op zich wel een interessante ontwikkeling vinden maar ze hebben hele andere belangen”. De opvatting dat het sociaal ondernemen ook een middel is voor de gemeente om bezuinigingen te bekostigen is een breder gedeelde mening. Dit wordt ook als kans gezien voor de sociale ondernemers. Door minder geld van de gemeente te krijgen voelen de ondernemers zich ook minder afhankelijk van gemeentelijke regelingen. Zo zegt Klaas, die een kleine productieonderneming heeft, “We willen meer onafhankelijk zijn van subsidies. Zo zijn we meer onafhankelijk van geld wat ons toegeschoven wordt.” Bas, de regiomanager, geeft ook aan dat sommige ondernemers helemaal geen behoefte hebben aan enig contact met de gemeente of andere partijen. Deze

ondernemers maken juist gebruik van zijn overkoepelende stichting om contact met de gemeente te onderhouden. “[een van de ondernemers waarmee ik werk] praat met niemand, daar heeft hij geen zin in. Daarom werkt hij ook met ons samen. Ik regel dat wel voor hem”. Sommige ondernemers zien ook in dat samenwerken met de gemeente extra werk oplevert. Als ondernemingen subsidie krijgen betekent dit meestal dat ze uitgebreide verantwoording moeten afleggen over waarvoor ze subsidie hebben ontvangen. Ook kan dit restricties opleveren voor de commerciële doelen. Dit is aanleiding voor Mark om geen subsidies aan te vragen: “We factureren de gemeente ook gewoon, we hebben nog nooit een subsidie aangevraagd en dat gaan we ook nooit doen. Daar is mijn baas fel op tegen. Dan moet je ook verantwoording geven over waarom je dat doet.” Ook Daan wil om deze reden geen subsidies aanvragen: “Toen heb ik wel gezegd: ik wil geen subsidies op de jaarrekening. Dat verziekt heel erg je business model” Voor sommige ondernemers is het een bewuste keuze om een afstand te houden tot de gemeente.

Bij de relatie tussen de gemeente en sociale ondernemingen spelen stichtingen een belangrijke rol. Voor de verdeling van bepaalde gemeenschapsgelden maakt de gemeente graag gebruik van de verschillende stichtingen waarmee de sociale ondernemingen samenwerken. Volgens Bas, de regiomanager van een maatschappelijke instelling, is het moeilijk voor de kleine organisaties om zich zichtbaar te maken voor de gemeente Amsterdam. Hij stelt;

“Je komt als ondernemer niet aan een contract met de gemeente als je geen stichting bent. Die kaarten zijn al lang geschud. Met allerlei trajectgeldverdeling. Je kunt alleen maar als onderaannemer erbij komen. Je kan wel leuk een sociale onderneming beginnen maar als je niet hangt aan een organisatie die contact heeft met de gemeente komt er geen klant binnen. Je zal wel moeten.”

Uit deze opmerking komt naar voren hoe vergaand de verwikkeling van de stichtingen met de gemeente Amsterdam en de sociale ondernemingen gaat. Als je niet behoort tot de gevestigde partijen is het volgens Bas onmogelijk om aan contracten met de gemeente te komen. Dit maakt het voor sociale ondernemingen aantrekkelijk om onder, of als onderaannemer samen te werken met, een stichting. Dit maakt het mogelijk voor sociale ondernemingen om hybride inkomstenbronnen te hebben (Defourny en Nyssens 2010 p.240). Sociale ondernemingen van de types I en II lijken hier dus een groot voordeel te hebben. Voor type III ondernemingen is het makkelijker om als onderaannemer toch betrokken te zijn bij een stichting.

De sociale ondernemingen helpen door hun maatschappelijke doelen de gemeente ook in het behalen van overheidsdoelen. De interesse vanuit de gemeente in sociale

ondernemingen is iets wat zichtbaar is bij hen. De ondernemingen van het eerste type geven voornamelijk aan dat de gemeente ze opdrachten geeft of dat soms mensen langskomen op werkbezoek. Zo zegt Klaas: “We hebben toevallig nu een opdracht van ze en daar zijn we nu mee bezig. Ze zeggen dat ze meer zaken gaan doen met ons”. Peter zegt vooral werkbezoeken van ambtenaren te krijgen. “Er komt hier weleens een groep van de gemeente langs om te zien waar mensen heen gaan die ze naar ons sturen. Dan leiden we ze rond.” De interesse vanuit de politiek lijkt zich voornamelijk te richten op de ondernemingen van type II en III. Zo zegt Jan:

“We hebben veel contact met de gemeente. We staan echt in de picture bij de gemeente. De manier waarom wij werken. We zijn ook vaak in het nieuws. Pas heeft een groep hier zijn ROC-diploma gehaald. Van tevoren werd gezegd van dat heeft geen schijn van kans maar toch, het is het allerlaagste niveau wat er is, niveau één, mensen hebben het toch gedaan. Van de tien hebben negen er een diploma gekregen. Waar mensen ook heel trots op zijn. We zien dan ook automatisch dat we aandacht krijgen bij de gemeente. De hele participatiewet is ook heel erg belangrijk. We participeren hier erg in de wijk met de producten die we maken. In die zin. [Een van onze werknemers] heeft ook warme contacten bij de gemeente. Dat loopt allemaal heel goed. Ze zijn erg geïnteresseerd. Ook politieke partijen. Er was laatst iemand van de PvdA die hier geïnterviewd werd. Die laat zich hier graag zien. We zitten in die zin heel goed in de picture.”

Daan, die met zijn onderneming veel contact heeft met de gemeente, zegt in het gesprek dat er onlangs een wethouder bij zijn onderneming langs is gekomen. Toen hiernaar gevraagd werd gaf hij aan:

“Dat is gewoon PR. Elkaar op de rug kriebelen. Dat is ook belangrijk. Flying hard. Wethouder sociale zaken. Die heeft dan een praktijkroute. Dat is nieuw. Een stukje UWV omzeild bij het bepalen van de doelgroepindicatie. Beschut werk is een nieuwe wet. Daar zijn ze dit jaar pas mee bezig. Dan komen ze hierheen met Het Parool en de NRC om een beetje te ouwehoeren om te kijken hoe het gaat. Hoe de praktijk het doet. Een beetje lachen, gieren, brullen. Dan gaan ze weer weg. Een paar foto’s maken. Artikeltje op LinkedIn. Dan maak ik even een artikeltje voor LinkedIn. Het stond in Het Parool en NRC. Maar heel klein hoor, dat is niet zo spannend. Toen kwam hij langs. Dat doen wij dan, Hartstikke leuk. Hij kwam langs. Iemand in dienst nemen voor beschut werk. Een beetje foto’s, oh man wat zijn we lekker bezig. Een link naar het artikel. Dat moet je een beetje doen. Elkaar kietelen. Dan is iedereen blij. Dat is

voor mensen belangrijk. Je moet zorgen dat de mensen die op kantoor zitten bij re- integratie, dat die ook af en toe een schouderklopje krijgen, van: goed gedaan.” Hierop doorgaand geeft Daan aan dat dit onderdeel is van zijn strategie. “Als er een wethouder langskomt om te zeggen dat je het goed doet. Dat is een stukje bestaansrecht. Extern vanuit boven in de politiek wordt dat verleend” Hierna wordt hem gevraagd of hij het idee heeft dat er door de politiek misbruik wordt gemaakt van zijn succes in het sociale ondernemen. Hij zegt: “Ik hoop het. Hij komt langs om te laten zie:, zie je hoe goed we bezig zijn. Ik geef hem ook bestaansrecht. Dat is juist goed.” Het is opvallend om te zien dat de politieke interesse zich voornamelijk lijkt te richten op ondernemingen die voldoen aan de eis van de gemeente. Zoals Daan aangeeft is de afhankelijkheidsrelatie wederzijds.

Kortom, ondanks dat sociale ondernemingen soms kritisch zijn op de gemeente zijn ze voor een groot deel voor hun continuïteit ook afhankelijk van deze gemeente. De sociale ondernemingen zijn wat betreft inkomstenbronnen ook hybride (Defourny en Nyssens 2010 p.240 en Huybrechts et al. 2014 p.159). Hierdoor hebben ze een afhankelijkheidsrelatie met de gemeente. Voor een deel van de ondernemingen verloopt dit via een stichting. Hierdoor wordt de afhankelijkheidsrelatie tussen sociale ondernemingen en stichtingen ook vergroot. De afhankelijkheid van de gemeente uit zich ook in de interesse van politici in sociale ondernemingen. Door politici gebruik te laten maken van de onderneming voor de beeldvorming van de politicus ontstaat hier ook een afhankelijkheidsrelatie. Dit vergroot de legitimiteit van de onderneming en de politicus (Huybrechts et al. 2014 p.165 en Tracey et al. 2011 p.74). Deze relatie werkt dus twee kanten op. Deze relatie speelt zich voornamelijk af bij ondernemingen van het derde type.