• No results found

Hoofdstuk 4 Het Institutional analysis and Development model als theoretisch kader

4.1 Typering van gebiedsontwikkeling en beheer als een goed

Goederen en diensten kunnen worden onderscheiden op basis van het gegeven of anderen kunnen worden uitgesloten van het gebruik én op basis van schaarste. Schaarste veroorzaakt dat goederen een waarde vertegenwoordigen. Het privaat eigendom van bijvoorbeeld een woning betekent dat anderen kunnen worden uitgesloten van gebruik. Een publiek goed is niet schaars en gebruikers kunnen niet worden uitgesloten. Wanneer het gebruik van een publiek goed, ofwel een publieke voorziening, te groot wordt zullen (groepen) mensen zich uitgesloten gaan voelen.

Goederen kunnen als volgt worden ingedeeld

Uitsluitbaar Niet-uitsluitbaar

Schaars Privaat Gemeenschappelijk

Niet schaars Club Publiek

Figuur 13: Typologie van goederen publiek - privaat

Dit onderzoek richt zich op private personen die gezamenlijk het initiatief nemen tot gebiedsontwikkeling. Deze samenwerking betekent dat er eigendomsrechten van goederen samen worden gebracht tot clubgoederen of tot gemeenschappelijke goederen. Goederen worden dan ofwel clubgoederen wat betreft (een deel van) de eigendomsrechten. Ofwel individuen organiseren (het gebruik van) gemeenschappelijke goederen, ofwel publieke goederen worden toegewezen aan gemeenschappelijk gebruik.

Grondeigendom betreft een relatie tussen eigenaar en de anderen die het eigendom moeten respecteren. Het kan gaan om het recht om land op een bepaalde manier te gebruiken, het recht om land op alle mogelijke manieren te gebruiken (volledige eigendom) of zodanige rechten dat iemand kan worden beschouwd als eigenaar (juridische eigendom)

Volledige eigendom betekent het recht op gebruik, het recht op vruchtgebruik en het recht op misbruik of verwijdering. Ook deze eigendom is begrensd tot zover het geen anderen schaadt. Of, zoals het Burgerlijk Wetboek stelt, voor zover het de beschreven en onbeschreven rechten van anderen niet schaadt (Needham, 2006). Gemeenschappelijke particuliere initiatieven kunnen betrekking hebben op deze vormen van eigendom.

De term 'commons' verwijst naar het gemeenschappelijk grasveld waarvan Engelse boeren gebruik konden maken om hun vee op te laten grazen. In de economische theorie geldt een commons (gemeenschappelijk goed) doorgaans als een interessante maar niet levensvatbare organisatievorm van beheer. Vaak wordt verwezen naar de Amerikaanse ecoloog Garett Hardin (Hardin, 1968), die

40

spreekt over de ‘tragedy of the commons’. Die tragedie bestaat eruit dat het voor individuele boeren aantrekkelijk is om zo veel mogelijk vee op de commons te laten grazen. De meeropbrengst van ieder schaap komt immers hemzelf ten goede. Maar voor de gemeenschap als geheel is het desastreus als iedere boer zijn instinct tot winstmaximalisatie volgt: dan worden de commons overbegraasd (Waal, 2013). Dit verschijnsel wordt wel ‘rivalry of consumption’ genoemd.

De ‘tragedy of the commons’ betekent dus dat vergroting van individuele welvaart uiteindelijk leidt tot overbelasting en daarmee verlies van gemeenschappelijke goederen. Dat betekent dat schaarse publieke goederen geen lang bestaan hebben. Er ontstaat bij schaarste namelijk behoefte aan toewijzing van eigendomsrechten om delen van gebruik en/of gebruikers uit te sluiten. Dat kan via prijsstelling, maar ook doordat verschillende groepen gebruikers elkaar verdringen. De goederen worden dan clubgoederen. Clubgoederen (toll goods) zijn kunstmatig exclusief gemaakte publieke goederen, bijvoorbeeld door toegankelijkheid te beperken tot mensen met een contract.

Hardin gaat er dus vanuit dat een groep gezamenlijke gebruikers van één bron niet in staat is tot zelforganisatie. Als er een overdruk is op het gebruik van publieke goederen, ontstaat er schaarste. Individuen zijn dan niet in staat tot gemeenschappelijk beheer en gebruik (van deze ‘common goods’ of te wel gemeenschappelijke goederen) en er is dan een beweging naar uitsluiting van gebruikers (en dus naar clubgoederen).

Uitsluitbaar Niet-uitsluitbaar

Schaars Privaat Gemeenschappelijk

Niet schaars Club Publiek

Figuur 14: Tragedy of the commons (Webster & Lai, 2003)

Uitgaande van marktwerking worden gratis openbare voorzieningen minder waard wanneer meer mensen er gebruik van maken. Webster (2010) stelt dat eigendomsrechten van openbare ruimten onduidelijk zijn, omdat mensen gezamenlijk de kosten en opbrengsten ervan dragen. Wanneer eigendomsrechten beter toegewezen zijn, kunnen instituties helpen om een betere match tussen vraag en aanbod te bewerkstelligen.

Webster redeneert sterk vanuit marktwerking. Hij stelt dat niet de strijd tussen privaat en gemeenschappelijk gebruik maar marktregulering de waarde van openbare ruimte devalueert. Hoe meer instituties betrokken zijn, hoe meer concurrentie er ontstaat en dat heeft een positief effect op gebruik, duurzaamheid en beheer van gezamenlijke ruimten in de stad.

Concurrentie leidt volgens Webster (2010) tot meer consumentgerichte actie en daarmee tot een verhoging van de kwaliteit. Ondernemers, individuen en overheden zullen steeds meer zoeken naar creatieve manieren om de opbrengst van de openbare ruimte te vergroten.

De hiervoor beschreven puur economische benadering vormde de basis voor samenwerkingsvormen bij stedelijke ontwikkeling. De overheid en marktpartijen waren de actoren die de stedelijke ontwikkeling vorm gaven. Dit onderzoek richt zich op zelforganisatie. In hoofdstuk 3 is beschreven dat burgers zich niet laten leiden door alleen economische motieven. Er zijn andere motieven die hun gedrag bepalen. Het IAD-model van Ostrom vormt een goede basis voor dit onderzoek omdat het niet alleen van economische drijfveren uitgaat, maar ook van sociale drijfveren.

Evenals Hardin onderscheidt Ostrom (2010) de vier soorten goederen: private goederen, clubgoederen, gemeenschappelijke goederen en publieke goederen. Ostrom vindt echter dat de gebruikte indelingen te veel uitgaan van de dichotomie van overheid en markt en vindt de invalshoeken schaarste en uitsluitbaarheid te beperkt. Vervolgens vindt ze het niet reëel om uit te gaan van een volledig rationeel denkend individu die de alternatieve strategieën kent, de effecten ervan kent en deze naar eigen belang kan rangschikken. Zij vervangt de term rivalry of consumption door subtractability, zijnde de mate waarin het gebruik van een schaarse bron het gebruik door een ander beperkt. Ostrom typeert goederen op basis van de mate waarin het gebruik door anderen het gebruik door een individu beperkt en de mogelijkheid tot uitsluiting van potentiële gebruikers. Vervolgens spreekt ze over de ‘mate waarin’ uitsluiting’ en ‘gebruiksbeperking’ plaatsvinden.

Met de benadering van Ostrom behoren veel openbare voorzieningen zoals meren, bossen en parken tot de categorie ‘common-pool goods’ ofwel gemeenschappelijke goederen.

41

Mate waarin gebruik door anderen het gebruik door het individu beperkt

Hoog

Laag

Mogelijkheid tot uitsluiting van potentiële gebruikers Hoog Gemeenschappelijke goederen (meer, visserij, bos) Publieke goederen (defensie)

Laag Private goederen Clubgoederen (schouwburg)

Figuur 15: Basistypen goederen (Ostrom, 2010):

In tegenstelling tot Hardin gaat Ostrom ervan uit dat ‘common goods’ wel kunnen bestaan. Het uitgaan van dichotomie van markt en overheid gaat volgens Ostrom (Ostrom, 2010) voorbij aan het potentieel dat er in de georganiseerde samenleving is om sociale vraagstukken als overbelasting van common goods op te lossen. Zij is van mening dat de gezamenlijke gebruikers in staat zijn om afspraken te maken over het gebruik van een schaars goed. De drijfveren van de samenwerkende individuen zijn niet alleen economisch. De mate waarin individuen capaciteit hebben om externe factoren te beïnvloeden varieert per situatie. Het IAD-model, zoals toegelicht in de volgende paragraaf, geeft aan hoe georganiseerde individuen maatschappelijke opgaven kunnen vormgeven.

In de afgelopen decennia groeide de rol van de overheid en de markt bij gebiedsontwikkeling. De markt leverde de private goederen. De overheid was leverancier van publieke goederen. De welvaart maakte het mogelijk dat er meer en meer goederen publiek werden aangeboden. De economische welvaart zorgde voor een beweging naar overheid en markt ten koste van collectieve actie.

Het eigendom van common-pool goods kan privébezit zijn (vooral in andere landen), kan overheidsbezit zijn (denk aan bossen en natuurreservaten), kan bij een gemeenschap van gebruikers liggen en ten slotte kan er sprake zijn van voorzieningen die openstaan voor iedereen en waarvan het gebruik niet is geregeld. (Haan, 1997)

De Haan (1997) constateert dat het gezamenlijk beheer van resources zoals het beheer van schoon, heel en veilig in een homogene buurt mogelijk is. Het toezicht op de naleving van regels komt echter te vaak neer op alleen maar sociale controle en stelt dus hoge eisen aan de sociale cohesie. Hij pleit voor overdracht van bevoegdheden om sancties te kunnen opleggen aan vervuilers en rustverstoorders.

Maatschappelijke initiatieven van (georganiseerde) groepen bewoners hebben betrekking op clubgoederen en common-pool goods. Als het namelijk gaat om private goederen, zal de voortbrenging via marktwerking tot stand komen. En bij publieke goederen is er geen sprake van schaarste of uitsluiting en dus geen aanleiding tot een bewonersinitiatief.

Dit onderzoek richt zich op clubgoederen en/of gemeenschappelijke goederen.

Common-pool goods kunnen een probleem vormen voor de integrale benadering bij gebiedsontwikkeling. Wanneer de betrokken partijen uitsluitend gericht zijn op hun individuele economische belangen, heeft dat een negatief effect op de ontwikkeling en instandhouding van het gebied. Bij de ontwikkeling zal er een eenzijdige buurt ontstaan met uitsluitend woningtypen die opbrengsten kunnen genereren. De differentiatie van woningtypen in buurten wordt in Nederland door de overheid geregeld en in bestemmingsplannen vastgelegd. Nu blijkt dat de grondprijzen en de exploitatie van gebiedsontwikkelingen onder druk komen te staan, wordt de financiering van woningen voor lagere inkomensgroepen lastiger.

Wanneer gebiedsontwikkeling uitsluitend vanuit economische motieven wordt gestuurd, zullen er eenzijdige buurten ontstaan. Juist de combinatie met maatschappelijke – en ecologische – functies zorgt voor differentiatie in de woonomgeving.

42