• No results found

Typering onderzoek

In document Nominalisatie in geschiedenisteksten (pagina 32-36)

De opzet van dit onderzoek is een experimenteel onderzoek (Baarda, 2012) waarin gekeken is of er een causaal verband bestaat tussen de aanwezigheid van nominalisaties en nominale

groepen in een tekst en het tekstbegrip van leerlingen zoals dat in ander onderzoek betoogd is (De Oliveira, 2010). Daarmee is dit deels een toetsend onderzoek omdat gekeken wordt of het

betoogde verband daadwerkelijk bestaat. Aan de andere kant is het een exploratief onderzoek omdat er nog niet eerder gekeken is of er verband bestaat tussen de onderzochte variabelen.

Om aan te tonen of, en in hoeverre er verband bestaat tussen deze variabelen zijn er kwantitatieve gegevens verzameld door middel van een voorkennis-test, een test van de situationele interesse en een test van het begrijpend lezen.

Evenals in het onderzoek van Land is er in dit onderzoek sprake van het testen van een tekst in twee condities (Land 2009). Het lijkt daarom verstandig om eenzelfde opzet voor het onderzoek aan te houden. Het herschrijven van schoolboekteksten om een maximale en een minimale conditie te creëren voor wat betreft de aanwezigheid van nominalisatie en nominale groepen is een methode die vergelijkbaar is met ander onderzoek (Land, 2009; Van Dooren, Van den Bergh & Evers-Vermeul, 2012). In hoofdstuk vier van dit onderzoek is beschreven hoe de instrumenten voor dit onderzoek tot stand zijn gekomen.

5.2 Onderzoeksgroep

Voor Land was het in het kader van haar onderzoek (2009) mogelijk om veel leerlingen te betrekken bij de metingen (N= 2220). In dit onderzoek waren die aantallen niet haalbaar. Er is gebruik gemaakt van de leerlingen uit de tweede- en de vierde klas van de havo van de RSG in A en B (N = 321) en het college in C (N = 81). Er zijn in het schooljaar 2015 - 2016 166 tweede-klas leerlingen verdeeld over twee klassen in B en vier klassen in A en 230 vierde-klas leerlingen in acht klassen in A . Van deze vierdeklassers hebben 155 leerlingen in vijf klassen geschiedenis in hun pakket. Op het college in C was het mogelijk om twee tweede klassen van respectievelijk 24 en 29 leerlingen en een vierde klas van 28 leerlingen te betrekken in dit onderzoek.

33 De keuze voor deze leerlingen is aan de ene kant ingegeven door praktische redenen, aan de andere kant door theoretische. Uit onderzoek kan worden gehaald dat leeftijd van belang is bij het leren omgaan met nominalisatie in teksten. Dit is reden om leerlingen van verschillende leeftijden te betrekken bij dit onderzoek. De keuze voor leerlingen uit havo-klassen is een praktische omdat deze vierdeklassers in hun rooster momenten hebben waarop ze in te plannen zijn voor dit

onderzoek. Daarnaast vallen vanwege het moment in het jaar leerlingen uit de examenklassen af. Wel wordt alleen voor leerlingen gekozen die geschiedenis in hun pakket hebben omdat het onderzoek gaat over lezen bij geschiedenis. Het is met deze aantallen mogelijk om meerdere teksten random uit te delen (Baarda, 2012) wat bijdraagt aan de validiteit van het onderzoek.

5.3 Onderzoeksinstrumenten

De instrumenten die zijn ingezet om de data te verzamelen die nodig zijn voor de beantwoording van de deelvragen zijn voor een deel in het kader van dit onderzoek ontwikkeld zoals in hoofdstuk vier is beschreven. Bij het ontwerpen van alle testen is ook ruimte gemaakt voor het inwinnen van andere informatie over de leerling zoals naam, leeftijd en klas. Deze informatie is geanonimiseerd verwerkt, wat ook aangegeven is aan de leerlingen om eventuele irreële angsten voor slechte cijfers toch weg te nemen.

Bij het eerste meetmoment is de voorkennis van de leerlingen over de twee onderwerpen

gemeten. Bij het tweede meetmoment hebben de leerlingen de teksten in beide condities gelezen. Daarna volgde een test van de situationele interesse die een tweeledig doel had. Ten eerste zorgde deze test volgens de onderzoekers voor een vorm van triangulatie. Daarnaast moest deze test tijd creëren tussen het lezen van de tekst en het beantwoorden van de begrijpend lezen- vragen die daarop volgden. Dit is om er voor te zorgen dat leerlingen niet op hun werkgeheugen de vragen beantwoorden (Land, 2009). De begrijpend lezen-test is per leerling gedaan bij beide onderwerpen. In totaal vulde elke leerling dus twee keer een SIQ en twee keer een begrijpend lezen-test in. Door de gegevens van deze verschillende instrumenten te gecombineerd te

analyseren zijn de resultaten berekend waarmee de deelvragen zijn beantwoord zoals later in dit rapport beschreven wordt.

5.4 Dataverzameling

De instrumenten zijn afgenomen in zeven tweede-klassen havo (N = 219) en in zes vierde- klassen havo (N = 183) op twee verschillende scholen. Het design van het onderzoek is

schematisch weergegeven in figuur 7. Naar voorbeeld van het onderzoek van Land (2009) is er voor gekozen om de klassen de testen te laten maken in een voor hen herkenbare setting, namelijk zoals bij een repetitie. De leerlingen hebben in een toetsopstelling de testen gemaakt en waren op beide meetmomenten in bijna alle gevallen niet langer dan 45 minuten bezig, de normale

Figuur 7. Design onderzoek

duur van een les. Sommige leerlingen, veelal met dyslexie, hebben wat meer tijd voor de testen gebruikt.

Vooraf is een instructie gegeven. Hierin is aangegeven welke testen er gemaakt gingen worden en in welke volgorde. Ook is gevraagd om goed te lezen omdat na het beantwoorden van de SIQ de tekst opgehaald zou worden zodat ze niet terug konden lezen. Daarnaast is de leerlingen gevraagd om zo goed mogelijk hun best te doen in ruil voor een kleine beloning en is er een beroep gedaan op hun hulp omdat de onderzoekers deze nodig hadden.

Om te voorkomen dat leerlingen door het herkennen van het soort vraag, de vragen bij de tweede tekst beter beantwoorden, zijn in de verschillende klassen de teksten in steeds wisselende volgorde uitgedeeld. Hiermee is gepoogd een eventueel gebrek aan concentratie bij de tweede tekst uit te sluiten. Enkele leerlingen die niet serieus met de opdrachten aan de gang zijn gegaan en daarmee de rest van de klas aan het afleiden waren, zijn uit het lokaal verwijderd. Hun

gegevens zijn niet meegenomen in het onderzoek. Ook de gegevens van leerlingen waarvan niet over alle data werd beschikt zijn verwijderd.

1N

S

2DN

S

VK

Bgr

2N

S

1DN

S

Meetmoment 1 Meetmoment 2

VK

Voorkennis-test

1DN

Tekst 1

1N

Tekst 1

gedenominaliseerd genominaliseerd

S

SIQ

2DN

Tekst 2

2N

Tekst 2 gedenominaliseerd genominaliseerd

Bgr

begrijpend lezen- test

35

5.5 Dataverwerking en data-analyse

Alle verschillende testen hebben kwantitatieve gegevens opgeleverd. In het geval van de SIQ zijn de Likert-scores in nominale gegevens omgezet. De voorkennistest en de begrijpend lezen- test zijn beoordeeld waarna hier ook scores uit zijn afgelezen. Alle gegevens waren daarmee in te voeren in het programma SPSS. Voor de voorkennistest en de begrijpend lezen-test is in SPSS de interne homogeniteit berekend. Daarmee is gekeken of alle items mee te nemen waren in de uiteindelijke data.

Bij de open vragen uit de voorkennistesten en bij de open vraag in de begrijpend lezen-test over de Industriële Revolutie is gekeken naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid door de scores van beide beoordelaars op deze vragen te vergelijken. Opvallend was de score bij vraag acht van het onderwerp Industriële Revolutie (K=.336), de andere scores (.569< K > 1.000) waren acceptabel. Deze zijn opgenomen in de tabel in bijlage 6.5. Het verschil bij vraag acht bleek vooral te bestaan uit een verschil van inzicht over de beoordeling van één antwoordmogelijkheid die veel voorkwam. Aangezien deze testen alleen door één van de onderzoekers zijn beoordeeld, is besloten deze vraag niet uit de data te verwijderen, er is geen verschil in beoordeling tussen de testpersonen die zijn opgenomen in de data. Ook bij de open vraag in de test over de Industriële Revolutie is deze analyse gedaan, hier kwam een vrij sterke overeenkomst uit (K=.847, N=26).

Voor de analyse van de data in dit onderzoek zijn niet alle leerlingen meegenomen waarvan de gegevens zijn verzameld (N = 345). De leerlingen die alleen bij de eerste of alleen bij de tweede meting aanwezig waren zijn uit de data verwijderd. Dit is ook gedaan bij leerlingen die niet alle onderdelen van de testen hebben ingevuld. Op basis van deze criteria zijn de data opgeschoond tot er een bestand over bleef met leerlingen waarvan over alle data werd beschikt (N = 282). Het grote verschil tussen deze twee groepen is vooral te verklaren doordat één van de twee tweede klassen van het Gerrit van der Veen door excursie en afwezigheid van de docent toch niet voor een tweede keer bevraagd kon worden. De leerlingen zijn ongeveer gelijk verdeeld over de verschillende condities en onderwerpen van de teksten, zoals tabel 8 laat zien.

Daarna is er gekeken of er correlaties bestaan tussen de verschillende variabelen in de

binnengehaalde data. Daarmee is gekeken of de variabelen voorkennis en situationele interesse verband houden met scores op begrijpend lezen. Waar dit zo was is gekeken aan de hand van een regressie-analyse welk verband dit dan is. Ook is gekeken of er een verschil bestaat tussen de

Gelezen tekst N

Industriële Revolutie N 146

Industriële Revolutie DN 136

Dekolonisatie N 143

Dekolonisatie DN 139

scores op de begrijpend lezen-testen bij teksten met en zonder nominalisatie. Na het berekenen van de verschillende gemiddelden is er aan de hand van een onafhankelijke t-test gekeken of dit verschil significant is. Daarnaast is er aan de hand van een ANOVA gekeken of dit verschil in even grote mate aanwezig is bij de tweede- en de vierde klassers. Door de aard van de data die

verdeeld is over twee onderwerpen zijn alle analyses voor beide onderwerpen uitgevoerd en uitgewerkt.

In document Nominalisatie in geschiedenisteksten (pagina 32-36)