• No results found

Het aantal bedreigingen met een discriminatoir karakter dat jaarlijks wordt geuit is fors. Eerder in dit hoofdstuk kwam naar voren dat een groot deel van de racistische en antisemitische incidenten bedreigingen betreft.

Ook bij extreemrechtse incidenten is het percentage bedreigingen hoog.

De bedreigingen kunnen op verschillende manieren worden geuit, waaron-der via het internet en dan vooral via sociale media als Twitter en Facebook. Opvallend is het dat dergelijke bedreigingen nauwelijks worden vervolgd op basis van artikel 137c Sr, zoals al eerder in dit hoofd-stuk is geconstateerd. Er wordt doorgaans gekozen voor bijvoorbeeld vervolging op grond van eenvoudige belediging (artikel 266 Sr) of in een

36 Hof ’s-Gravenhage 14 september 2013, 22-006194-10.

37 Hof ’s-Gravenhage 14 september 2013, 22-006194-10.

aantal gevallen voor bedreiging (285 Sr). De discriminatieartikelen komen in de meeste aanklachten niet voor.

In deze zaak werd een groot aantal bedreigingen en beledigingen gericht tegen moslims geuit op Twitter.

De Aanleiding

In december 2011 heeft een jongeman een groot aantal berichten geplaatst op Twitter. Waaronder tweets als: ‘Al zou ik een kogel krijgen alsk er 1 uitroei maak ik een hoop comotie kanker moslims jullie zullen 2012 voor altijd onthouden #no religion’, ‘Ik wil ze t liefst levend zien branden of letterlijk een slowmotion onthoofding die gewoon een uur duurt voor zn nek door is #kanker moslim’, ‘Als ik het voor het zeggen had was het : alle moslims eruit en de grenzen opslot en gelijk samenwerken met duitsland ! #moslims vergassen’, ‘Moslims zijn net een kkr gezwel ze blijven neuken en ze blijven maar komen ! Bom erop zijn we daar ook vanaf #holocaust voor de moslims’, ‘Jullie moslims hebben terroristen nou ik kan er ook 1 worden maar ik doe het goed en richt me op mekka! Niet te stoppen! Suicidaal!!’, ‘ik ga hier niet mee stoppen ik ben geen dom iemand! Ik hou dit vol tot me leven wordt ontnomen! Want ik ga ook levens ontnemen! ‘, ‘Alle moslims moeten branden! En in de hel gestampt worden! #kanker parasieten!!’

Het Openbaar Ministerie vervolgd de jongen voor bedreiging met een terroristisch oogmerk. Ondanks de ontegenzeggelijk discriminerende beledigingen die ook in de tweets staan, volgt geen tenlastelegging op grond van de discriminatieartikelen. Ook kan op basis van de beschikbare documenten niet bepaald worden of discriminatie als strafverzwarende omstandigheid is aangevoerd in de strafzaak, zoals verwacht zou mogen worden op basis van de ‘Aanwijzing Discriminatie’, opgesteld door het College van Procureurs-Generaal.

De Uitspraak

De rechtbank oordeelt op grond van de tenlastelegging en kan zich dus niet uitspreken over het discriminatoire karakter van de acties van de jongeman. In het vonnis stelt de rechtbank dat de jongeman zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot bedreiging met een terroristisch misdrijf van een groot deel van de bevolking. Allereerst is er door de rechtbank gekeken of kan worden aangenomen dat er sprake is van een bedreiging. De rechtbank oordeelde dat dit het geval was aangezien de bedreigingen op Twitter zijn geplaatst en deze openbaar waren voor de mensen die het betrof. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken of er sprake is van een bedreiging met een terroristisch oogmerk in de zin van artikel 83 en 83a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft verklaard dat hij deze tweets heeft geplaatst om meer volgers te krijgen.

En dus niet de bedreigende tweets heeft geplaatst om een bevolking of een deel van de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Aan de hand van deze verklaring kan dus niet worden bewezen dat er sprake is van een terroristisch oogmerk. De rechtbank heeft daarom ook gekeken naar objectieve feiten en omstandigheden, waaronder de aard van de bedrei-ging en de omvang van de beoogde gevolgen daarvan. De rechtbank zegt hierover het volgende: ‘De bedreigingen zijn voldoende concreet en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Voorts acht de rechtbank van belang dat het om een groot aantal zogenaamde tweets gaat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden bewezen verklaard dat de bedreigingen die door middel van teksten en foto’s op Twitter zijn geplaatst, van dien aard en omvang waren dat bij de bedreigde personen de ernstige vrees kon ontstaan dat de bedreigingen zouden worden verwezenlijkt. Voorts heeft verdachte zich, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit deel van de bevolking bedreigd kon geraken. Niet alleen het groot aantal tweets dat verdachte heeft geplaatst, maar ook de openbaarheid van het door hem gekozen medium acht de rechtbank daarbij doorslaggevend. Hiermee is voldaan aan het bestanddeel terroristisch oogmerk’.

Tot slot

Aan deze strafzaak vallen twee zaken op. Het eerste is dat er, voor zover is af te lezen uit de beschikbare stukken, het discriminerende aspect in deze zaak geen enkele vertaling heeft gekregen in de tenlastelegging of de straftoemeting. Er is geen gebruik gemaakt van de discriminatieartike-len uit de Strafwet, noch is in deze zaak discriminatie als strafverzwa-rende omstandigheid aangevoerd, zoals omschreven in de Aanwijzing Discriminatie zoals opgesteld door het College van Procureurs-Generaal.

Het tweede dat opvalt is dat in deze zaak is gekozen voor de strafverzwa-rende omstandigheid van het terroristisch oogmerk. Dat er gekozen is voor deze optie is enigszins opvallend te noemen aangezien dit de eerste strafzaak is waar bedreiging met een terroristisch oogmerk is ingezet in een niet-jihadistische context. Verder was in eerdere terrorisme-zaken altijd sprake van concrete handelingen die wezen in de richting van daadwerkelijke bedoelingen om te komen tot een terreurdaad (wapenbe-zit, het voor ogen hebben van een concreet doel). Er is, in vergelijking met andere 83a-zaken, in deze zaak niet gekeken naar de daadwerkelijke bedoelingen, maar er wordt uitsluitend gekeken naar de eigenlijke bedreiging en het bereik daarvan. Een eerder gehanteerde terughoudend-heid om de terrorismewetgeving als strafverzwaring in te zetten in strafzaken, lijkt in deze zaak achterwege te blijven. Terwijl een opge-legde kans om strafverzwarende discriminatie aan te voeren hier achter-wege is gebleven.