• No results found

Een tweetal drukkers: Jacob van Liesvelt en Adriaen van Berghen

In document 'Van nyeuwmaren ende anderssins' (pagina 55-64)

3. De analyse van het werk

2.2. Een tweetal drukkers: Jacob van Liesvelt en Adriaen van Berghen

Beide drukkers, Jacob van Liesvelt en Adriaen van Berghen hebben in een druk van het 'Gulden ghebedeboexken' voorzien, respectievelijk in de jaren 1532 en 1535. Het moet bij hen bekend zijn geweest dat de auteur van dit werk sympathiseerde met de leer van Luther, daarnaast moeten zij zicht hebben gehad op de inhoud en de bijzondere samenstelling van het gebedenboek waarvan de 'losse' geschriften allen verboden zijn geweest. Dat toont al dat zij het drukken van hervormingsgezinde werken niet schuwden. Zowel van Liesvelt als van Berghen waren gevestigd in het drukkerscentrum van de zestiende eeuw; Antwerpen. Vooral van Liesvelt was een actief en vooraanstaand drukker en bezat een vrij groot en divers fonds. Naast de ambacht van het drukken was hij ook gespecialiseerd in het uitgeven, verkopen en mogelijk zelfs ook het binden van boeken.268 Binnen het vroegmoderne 'literaire' veld heeft hij daarmee meerdere functies vervuld zowel ten behoeve van de materiële productie als de distributie. De ruime aanwezigheid in de inventaris van de drukgeschiedenis van de werken in het bezit van de Leuvenaren kan worden verklaard vanuit zijn grote productiviteit. Ook Adriaen van Berghen, een 'zeer markante figuur onder de hervormingsgezinde drukkers'269 wordt gekenmerkt door zijn veelzijdigheid,

264 Po-Chia Hsia, 89.

265 Greene, 243-244.

266 Bietenholz en Deutscher, 207.

267 Duke beschrijft hoe door de bepalingen van Karel V de Nederlandse evangelisten steeds verder van Luther af kwamen te staan en zich geleidelijk aan meer gingen bewegen in de richting van het anabaptisme en Calvijn. De oorsprong lag echter onmiskenbaar bij Luther. Alastair Duke, The Reformation and Revolt in the Low Countries (Londen: Bloomsbury Academic, 2003), 272-273.

268 August A. den Hollander (3), De Nederlandse Bijbelvertalingen 1522-1545, Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam (Amsterdam: Vrije Universiteit, 1997), 28 en 87.

56

aanpassingsvermogen en productiviteit. In de veelbewogen periode waarin hij actief was, stelde hij zich niet afwachtend en voorzichtig op maar was hij bereid om in zijn werk een 'hoger doel' na te streven dat hem uiteindelijk duur kon komen te staan. Daarmee deed hij echter net zoals zo vele andere belangrijke drukkers uit zijn tijd, zijn beroep wel eer aan.270 De ruime inkomsten uit het drukken van 'ketterse' werken moeten voor een drukker als van Berghen echter niet de enige reden zijn geweest als daartegen de grote risico's worden afgewogen. Over van Liesvelt zou hetzelfde kunnen worden gezegd. Hun verbondenheid met het verspreiden van het nieuwe gedachtegoed moet vanuit een grote wil zijn voortgekomen.271

In het boekenbestand van de Leuvenaren komt van Berghen driemaal naar voren272, de naam van Jacob van Liesvelt nog veel vaker. Van deze laatste is het interessant dat hij ook enkele malen door de terechtgestelden wordt genoemd als de drukker van de boeken die zij in hun bezit hebben gehad. Dit is ook het geval met het hier besproken gebedenboek.273 Naast dat zij beide drukkers zijn geweest van het gebedenboek worden zij ook vaak samen genoemd vanwege de overeenstemming in de risico's die zij namen en het uiteindelijke gemeenschappelijke fatale lot dat hen ten deel viel. Pleij beschrijft hoe vanaf het jaar 1529 een verscherping optreedt in de uitgevaardigde plakkaten tegen 'lutherije'. De vrijheid werd op alle fronten beperkt, zowel het drukken als verkopen maar ook het (gezamenlijk) lezen, kopen, uitlenen, kopiëren en bovenal het verbergen van lutherse boeken werd streng verboden. Het is vanaf dit moment dat ketterij ook kon leiden tot de onherroepelijke dood. Ongeveer tien jaar later werden ook drukkers niet langer gespaard, waarmee hun lot gelijk werd gesteld aan dat van de 'gewone' burger. Zowel van Liesvelt als van Berghen zijn het voorbeeld van het daadwerkelijke harde optreden tegen iedereen die zich nauw verbond met de hervormingsgezindheid en het ketterse boek.274 Een korte biografische schets van beide drukkers dient ter ondersteuning van de sociaalhistorische context waarin het boek zich begeeft.

Jacob van Liesvelt (1489-1545)

Van Liesvelt werd geboren rond het jaar 1489. Zijn toekomst in de drukkerswereld leek al van jongs af aan vast te staan, als kleine jongen moet hij namelijk via zijn vader Adriaen kennis hebben gemaakt met de drukpers.275 Hij was getrouwd met Maria Ancxt en samen met haar kreeg hij drie kinderen. Zijn bedrijf bevond zich tot aan zijn dood waarschijnlijk In den Schilt van Artoys op de Cammerpoortbrugghe niet ver verwijderd van zijn collega's Willem Vorsterman en Adriaen van Berghen. De drukkerij van Vorsterman bevond zich in de Cammerstraet, vlakbij de Cammerpoort en van Berghen moet ook rond deze poort gevestigd zijn geweest.276 Over een samenwerking tussen van Liesvelt en van Berghen wordt in de beschikbare literatuur niet gesproken, wel moet van Liesvelt met andere Antwerpse drukkers hebben samengewerkt. Daarbij

270 August A. den Hollander (4), 'The New Testament, which surpasses all books, Adriaen van Berghen, 1533,'

Quaerendo 36, 1-2, (2006): 35.

271 Johnston, 20. Aan het 'evangelische' boek kon vrij veel geld worden verdiend, omdat de protestantste markt in deze periode een enorme groei doormaakte (de markt voor katholieke werken neemt vanaf het jaar 1520 langzamerhand af; Johnston, 4).

272 Het betreft de boeken 'Dat boec van de caetspele ghemoraeliseert' door Jan van den Berghe; druk van Adriaen van Berghen uit 1529 en de 'Fonteyne des levens' van Willem van Zuylen van Nyevelt; druk van Adriaen van Berghen uit 1535.

273 Jan van Uusberghen had een exemplaar in zijn bezit, gedrukt door Jacob van Liesvelt op de Camerpoort-Brugge in het Schild van Artois uit 1532. Voor de analyse van het boek wordt hier gebruik gemaakt van een gedigitaliseerd exemplaar van deze druk, waarvan nu zeker is dat onder andere een van de Leuvenaren de specifieke druk in handen heeft gehad.

274 Herman Pleij, 'Literatuur en censuur in de zestiende eeuw,' in Boeken onder druk: censuur en pers-onvrijheid in Nederland

sinds de boekdrukkunst, red. Marita Mathijsen (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2011), 22.

275 Den Hollander (3), 28. Ook geraadpleegd: A. Rouzet, Dictionnaire des imprimeurs, libraires et éditeurs des XVe et XVІ e

siècles dans les limites géographiques de la Belgique actuelle, Catalogus tentoonstelling (Brussel, 1975), 128-129.

57

zijn de namen van Heyndrick Peetersen van Middelburch en Jan Ι van Ghelen allen terug te vinden als drukkers van de hier besproken boeken. François stelt zichzelf de vraag of Jacob van Liesvelt kon worden gezien als een 'martelaar van het nieuwe, evangelische geloof', duidelijk is in ieder geval dat zijn naam vele malen opduikt in de geschiedenis van de Nederlandse Reformatie.277

Van Liesvelt heeft circa zeventig edities op zijn naam staan en behoort daarmee tot de middelgrote drukkers van zijn tijd. Vele van de door hem gedrukte werken hebben een orthodoxe stichtelijke inhoud en ook veel protestantse drukken kunnen aan hem worden toegeschreven.278

Het is de Liesvelt Bijbel in folio formaat uit 1542 die een illustere geschiedenis kent. Voor de samenstelling van deze Bijbel zou van Liesvelt delen uit de Lutherse Bijbel hebben gecombineerd met de Latijnse Vulgaat van de kerkvader Hiëronymus. Alleen deze Bijbelvertaling werd voor lange tijd geaccepteerd binnen de katholieke kerk. Den Hollander vermeldt hierbij nog dat hoogstwaarschijnlijk in totaal zeven verschillende bronnen zijn samengevoegd om tot de Liesvelt Bijbel te komen, in de editie uit 1542 zijn ongekend veel paratekstuele elementen te vinden met een 'luthers' karakter.279 Uiteindelijk werd deze Bijbel, het zij in verschillende edities eeuwenlang gelezen door protestanten.280 De samenstelling van de Liesvelt Bijbel representeert heel goed hoe het gehele fonds van de drukker van Liesvelt eruit zag. Een mengelmoes van traditioneel ‘kerkelijk’ en ‘evangelisch’, waarbij de grenzen van die tijd werden opgezocht.

In november van het jaar 1545 werd Jacob van Liesvelt ter dood veroordeeld. Den Hollander geeft als reden dat de drukker veelal boeken drukte zonder daarvoor een cum gratia et privilegio te hebben verkregen.281 In het Biographisch woordenboek der Nederlanden vermeldt van der Aa, dat van Liesvelt wegens de zesde druk van de Liesvelt Bijbel en het daarin gedrukte ‘dat de zaligheid alleen door Jezus Christus komt’, zijn hoofd verloor.282 In andere onderzoeken worden nog meerdere, diverse redenen aangevoerd maar allen komen zij neer op hetzelfde, namelijk dat zijn straf voortkwam uit de nauwe banden die hij onderhield met het (verspreiden van het) nieuwe gedachtegoed.

Adriaen van Berghen (...-1542)

Over de vroege levensjaren van Adriaen van Berghen is slechts weinig bekend, zijn geboortejaar en -plaats zijn niet meer te achterhalen.283 Zijn fonds kenmerkt zich net als dat van Jacob van Liesvelt door diversiteit. Waar hij in eerste instantie enkel vrome katholieke werken drukt treedt er vanaf het jaar 1522 een verschuiving op naar het drukken van protestantse werken.284 Den Hollander benoemt dat de naam van Adriaen van Berghen voor het eerst opduikt in een druk uit het jaar 1500 met de titel 'Boexken daer men in leren mach salichlic te sterven', waarbij wordt onderstreept dat van Berghen zijn carrière inderdaad begon als drukker van voornamelijk orthodoxe werken.285 De ijver van deze drukker omtrent de verspreiding van het evangelische gedachtegoed en de problemen die hij daardoor ondervindt worden ook beschreven door

277 François (1), 341.

278 Den Hollander (1), 29.

279 Ibid., 6 en Wim François (2), 'Vernacular Bible Reading and Censorship in Early Sixteenth Century: The Position of the Louvain Theologians,' in Lay Bibles in Europe 1450-1800, red. M. Lamberigts en A.A. den Hollander (Leuven: Peeters/Leuven University Press, 2006), 87.

280 François (2), 341.

281 Den Hollander (3), 33.

282 A.J. van der Aa, 'Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel 11,' Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse

Letteren, 2009,

http://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog13_01/aa__001biog13_01_0913.php (geraadpleegd op 14 juni 2013).

283 Rouzet, 12-14.

284 Werner Waterschoot, 'Antwerp: books, publishing and cultural production before 1585,' in Urban Achievement in

Early Modern Europe: Golden Ages in Antwerp, Amsterdam and London, red. Patrick O'Brien (Cambridge: Cambridge

University Press, 2001), 236.

58

Kronenberg. Door het riskante werk dat hij betracht moet hij meerdere malen voor het gerecht verschijnen en heeft hij waarschijnlijk ook enige tijd in gevangenschap geleefd. De afschrikwekkende functie van het strafrecht moet geen grote invloed op hem hebben gehad, aangezien hij ook na enkele hachelijke situaties gewoon zijn oude weg heeft vervolgd. Dat blijkt onder meer uit de uitgave van het Nieuwe Testament in het jaar 1523, gebaseerd op de vertaling van Luther maar ook uit uitgaven van het werk van verschillende reformatoren als de Duitse Martin Bucer met zijn 'Handelinge vander openbaerder disputacie, te Straesburch teghen Hoffmann' (1533).286 Waarschijnlijk was van Berghen een van de eerste drukkers die inspeelde op deze nieuwe markt van protestantse boeken.287 Aan de distributie leverde hij zijn bijdrage door altijd enkele protestantse boeken thuis te bewaren, zodat eenieder die ervan op de hoogte was en er vraag naar had bij hem voor dergelijke werken terechtkon.288

Door het consequent negeren van de regels; het niet aanvragen van een goedkeuring voor zijn drukken en tegelijkertijd toch het drukken en verkopen van verboden boeken, zocht van Berghen voortdurend de grenzen op.289 Dat hij zelfs geen enkele moeite deed om zijn gevaarlijke activiteiten te verhullen blijkt wel uit het feit dat hij op al zijn uitgaven inclusief alle verboden evangelische werken gewoon zijn impressum afdrukt.290 Hoewel hij voor lange tijd telkens een zware straf ontloopt gaat het uiteindelijk toch mis. In het jaar 1536 nadat van Berghen wederom is opgepakt voor het overtreden van de meest recente verordening, vonnissen de rechters hem tot een pelgrimstocht naar de Cypriotische plaats Nicosia. Daar komt hij echter nooit aan, want hij houdt halsstarrig vol en verbindt zichzelf aan een zwerversbestaan in de Noordelijke Nederlanden waarvandaan hij het drukken van evangelische teksten te Antwerpen blijft aansturen.291 De genadeklap volgt in het jaar 1542 als wederom wordt geconstateerd dat van Berghen zich bezighoudt met de verkoop van verboden werken. Het eerste vonnis te Delft wordt nietig verklaard door de procureur-generaal van het Hof van Holland gevestigd te Den Haag. Daar wordt van Berghen veroordeeld tot de doodstraf en eindigt het leven van een bijzonder en onvervaard drukker.292

3. De analyse van het werk

Een van de eerste 'lutherse' gebedenboeken was de 'Precationes biblicae' en kwam van de hand van Otto Brunfels. Het werk verscheen te Straatsburg bij de drukker Johann Schott in het jaar 1528. Naast gebeden uit het Oude en Nieuwe Testament richtte Brunfels in zijn boek een belangrijke plaats in voor de psalmen (het boek Psalmen, Oude Testament). Het is typerend voor de vroege lutherse gebedenboeken als die van Brunfels dat de gebeden letterlijk werden ontleend aan de Bijbel. De oorspronkelijke Latijnse editie bestaat uit zes verschillende delen, waarin onder meer naast enkele korte gebeden ook gebeden zijn opgenomen over de zonde in het algemeen, de eigen zonde en verschillende dankgebeden.293 Het gebedenboek van Brunfels markeert een overgang in de wijze waarop vanuit het nieuwe gedachtegoed van Luther tegen het gebed wordt aangekeken. De verandering kan worden gevonden in de verschuiving van de aandacht naar het individuele gebed dat wordt gericht tot God via zijn zoon Jezus Christus. Tussen de mens en God staat nu enkel nog Christus en niet langer ook de heiligen als Maria, zoals dat van oorsprong gebruikelijk was in de katholieke kerk. Het gebedenboek fungeerde als leidraad voor de christen, zodat zij het gebed op de juiste wijze konden toepassen in hun eigen geloofsleven. De wijze waarop het gebed in Luthers visie uitgevoerd diende te worden ging een krachtige verbinding aan

286 Kronenberg, 89. 287 Den Hollander (4), 38. 288 Johnston, 38. 289 Den Hollander (4), 38-39. 290 Johnston, 12. 291 Waterschoot, 236. 292 Kronenberg (2), 92. 293 Johnston, 264-265.

59

met dit gewone, dagelijks leven, waarin de gelovige met behulp van het gebed verzoeking kon tegengaan.294

Dat de religieuze lectuur uit de zestiende eeuw zich aanpast aan de wensen van zijn tijd, waar het aankomt op een dergelijke individuele of nieuwe geloofsbeleving is hier al eerder naar voren gekomen. De zoektocht naar het 'vaststellen' van de katholieke en protestantste tekstradities en de mogelijke overlap die daarin heeft plaatsgevonden staat in deze verhandeling voortdurend centraal. Heijting benoemt hoe in een dergelijk onderzoek naar teksttradities, zowel 'variatie in het religieuze proza' als 'tekstconglomeraten' hoofzakelijke onderzoeksobjecten horen te zijn. Zo kan variatie in de overgeleverde religieuze lectuur door middel van een vergelijking tussen de oorspronkelijke teksteditie en de latere vertaling worden vastgesteld. Veelal kwam de variatie voort uit het heersende gedachtegoed, zo werden Luthers(e) teksten in de Nederlanden door de vertaler vaak enigszins aangepast waarbij mogelijke aanstootgevende elementen werden verwijderd. Daarnaast is een vervlechting van meerdere teksten in een overkoepelend werk al van oudsher een bekend verschijnsel. Ook in de reformatorische lectuur heeft het een grote doorgang gekend, waarbij de algemene uitstraling (titel, genre) van het werk veelal katholiek was maar de inhoud toch degelijk gelijk aan het nieuwe geloof.295

Een kenmerkend voorbeeld van een tekstconglomeraat is het Middelnederlandse gebedenboek waarin als basis de vertaling van Otto Brunfels Precationes296 is opgenomen. Door de jaren heen hebben er in de verschillende edities vele bewerkingen plaatsgevonden. Naast een vertaling van de gebedenverzameling 'Precatio dominica' (1523) van Erasmus of ook wel 'Gebed tot de Heer' moet ook een werk met de titel 'Tractaetken ghenaemt die tijtcortinghe der pelgrimagien des menschelijken levens' (1540) van de Franciscaanse prediker en gardiaan van de orde der observanten te Brugge Jean Glapion, onderdeel van het boek zijn geweest.297 Johnston vermeldt nog veel meer religieuze teksten die een verschijning hebben gekend in dit Middelnederlandse reformatorische gebedenboek en biedt een schematisch overzicht van alle drukken met daarbij per druk een weergave van de verschillende teksten. Daarin wordt het werk van Glapion opvallend genoeg niet benoemd. Voor het Leuvense ketterproces verschenen er zeven Middelnederlandse edities en na 1543 verscheen er nog een achtste druk van het werk in het jaar 1563.298 Door de opzet van het werk, de bloemlezing was het eenvoudig om de tekst naar believen aan te passen en aan te vullen.299 Zo zijn er in de editie uit het jaar 1532 van Jacob van Liesvelt (NK2574) die hier gebruikt wordt de volgende werken terug te vinden:300

294 Jill Raitt, Bernard McGinn en John Meyendorff, Christian Spirituality: High Middle Ages and Reformation (Londen: Routledge & Kegan Paul Ltd, 1987), 289-290.

Het meditatieve proces bij Luther nam de vorm aan van oratio-meditatio-tentatio (gebed, meditatie, tribulatie) en niet langer het traditionele lectio-meditatio-oratio-contemplatio. Zie hiervoor: Martin Nicol, Meditation bei Luther (Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1991), 44-50.

295 Heijting, 63-64.

296 Het gebedenboek van Brunfels is in vele talen uitgegeven en bewerkt. Daarbij vormde zijn tekst immer de basis, maar werden er afhankelijk van het gebied waar de vertaling verscheen nog vele andere religieuze teksten aan toegevoegd. Willem Heijting, De catechismi en confessies in de Nederlandse Reformatie tot 1585 (deel 1) (Nieuwkoop: De Graaf, 1989), 123-124.

297 Over het leven van Glapion is niet veel bekend, enige informatie biedt het onderzoek van Bert Roest, Franciscan

literature of religious instruction before the Council of Trent (Leiden: Koninklijke Brill N.V., 2004), 97. Duke vermeldt nog dat

Glapion enkele zogenoemde 'Lenten sermoenen' schreef, maar daarbij duidelijk heeft getracht geen Lutherse elementen in zijn werk toe te laten. Duke, 32.

De vermelding van deze twee boeken is te vinden in: François (1), 347.

298 Zie voor alle drukken van dit werk bijlage 3, nummer 24.

299 Francis Highman, 'A Heretic's Library: The Drilhon Inventory, 1545,' in Book production and Letters in the Western

European Renaissance: Essays in Honour of Conor Fahy, red. A.L. Lepschy (Londen: Modern Humanities Research

Association, 1986), 198.

300 Voor alle onderstaande gegevens en het gehele overzicht per editie, zie Johnston, 266-267. Er is een titel, hier aangegeven met een asterisk, die niet door Johnston wordt benoemd maar wel in de inhoudsopgave van de druk uit 1532 wordt vermeldt. De volgorde van de inhoudsopgave uit deze druk wordt in dit overzicht aangehouden.

60

 In de hoofdzaak: de gebedenverzameling van Otto Brunfels (oorspronkelijk: 'Precationes biblicae', ook wel aangeduid als 'die gebeden der Bybelen');

 De samenstelling van de tien geboden door Luther (uit 'Der Kleine Catechismus')

 De geloofsbelijdenis volgens Luther (uit 'Der Kleine Catechismus', ook wel aangeduid als het 'Credo in Deum');

 Het gebed tot der Heer van de Poolse evangelische prediker Matthias Bienwald;

 Het gebed tot de Heer van Erasmus (oorspronkelijk: 'Precationes dominica');

 'Een belijdinge der sonden op dat Pater Noster' (*);

 Een versie van de 'Magnificat' (lofzang van Maria: Lucas 1:46-55), auteur onbekend;

 Een versie van de 'Nunc dimittis' (lofzang van Simeon: Lucas 2:29-32), auteur onbekend;

 'Een uitlegginge der Engelscer groeten', mogelijk betreft het hier het Ave Maria volgens Luther301;

 Het commentaar van de dominicaan Girolamo Savonarola (1452-1498) op de psalmen 31 ('Gebed in nood') en 51 ('Boetpsalm', ook wel 'een uitlegginge opten Miserere');

 Een schuldbelijdenis;

 Het werk 'Troostinghe der godliker schrift' van de evangelisch gezinde theoloog Caspar Huberinus (1500-1553). Dit werk is opgedeeld in vier delen: (1) 'Troostinghe der Godlijcker Scrift aen den ghenen die in lichaemelijcke crancheit gevallen sijn ende hoemen daer voor bidden sal, (2) 'hoemen die troosten sal die in doots noden ligghen', (3) 'hoemen dye crancke dat gheloove aenroepen sal', (4) 'troostinghe aen die vrouwen die in kints noden sijn'.

De volgende teksten ontbreken en komen wel voor in andere edities van het 'Gulden ghebedeboexken':

 Het gebed tot de Heer van Luther (uit het 'Betbüchlein');

 Het gebed tot de Heer van een anonieme auteur;

 'Van dat gelove aen onsen salichmaker Jesum Christum';

 'Een schoon testament vander liefden';

 'Remedye teghen dye sonde der ghiericheyt';

 'Gheloove, hope ende liefde, een schoon onderwijsinghe'.

De verzameling laat in het algemeen een bijzonder beeld zien. Hoewel het boek inhoudelijk een protestants karakter openbaart suggereert de titel een vrome (gulden) inhoud. Die tweespalt komt uiteindelijk ook naar voren als de teksten nauwkeuriger worden bestudeerd, want naast

In document 'Van nyeuwmaren ende anderssins' (pagina 55-64)