• No results found

De tweeklank EO is zoowel bij Huygens als in den hedendaagschen tongval van Delfland ie, maar in sommige woorden is die ie tot onvolkomen i verkort. Zoo geeft

Huygensontvillen (bl. 166 vs. 8) voor ontvielen, geheel in overeenstemming met

het tegenwoordig Delflandsch, waarin niet alleenvil villen, maar ook hil voor hield

enhillep voor hielp gezegd wordt. Niet met al is bij Huygens, zooals nog in Delfland,

nimmendal (bl. 177 vs. 240); iemand is bij hem immant (bl. 204, bl. 95, 97), niemand

nimment (bl. 173 vs. 91, bl. 175 vs. 173, bl. 179 vs. 328, bl. 182 vs. 458, bl. 183 vs.

30, bl. 204 vs. 101,Boer 138, 142). Ook komt het laatste woord door invloed der

volgendem met u voor, als numment (bl. 166 vs. 20 vlgg.), evenals nummer (bl.

174 vs. 127,Voorh. 570) en nummermeer (bl. 169 vs. 105, bl. 176 vs. 232). Immers

is in het Delflandsch van onzen tijd en in vele andere Hollandsche tongvallenommers

geworden: zoo vinden wij het ook bij Huygens (bl. 168 vs. 97, bl. 172 vs. 53).

Detweeklank IU is soms ui (of uu vóór r), zoo als in luy (= lieden, bl. 180 vs. 370),

vrouluy (bl. 174 vs. 136, bl. 178 vs. 305), jouluy (bl. 167 vs. 41, bl. 172 vs. 17, bl.

182 vs. 13),beduyen (Hofw. 1741), stueren (bl. 165 vs. 2, bl. 172 vs. 24, bl. 173 vs.

89). Dat wordt ook nu voor Delfland opgegeven, maar naaststure(n) geeft men nu

ookstiere(n) op, en ook bij Huygens vind ik bestieren (bl. 168 vs. 95), zooals naast

beduye(n) ook bediet (bl. 180 vs. 399). In Delfland zegt men nu nog dier: bij Huygens

staatdierte (bl. 179 vs. 322); in Delfland wordt niet vuur, maar vier gezegd: zoo ook

heeft Huygensvier (bl. 166 vs. 10, bl. 180 vs. 383, Boer 53, Hofw. 1743) en vierig

(Boer 54).

4. De toonlooze klinkers.

Zonder nadruk wordtien uitgesproken als en, d.i. ən (passim). Zoo wordt voor haar

ofheur ook dikwijls het toonlooze her geschreven (bl. 167 vs. 47, bl. 168 vs. 84, bl.

174 vs. 110, 114, bl. 180 vs. 366, bl. 205 vs. 118,Hofw. 1811) en voor

het poss.mijn (maar ook voor het pers. mij) men (bl. 166 vs. 8, bl. 167 vs. 42, bl.

172 vs. 40, 45, bl. 173 vs. 77, bl. 174 vs. 130, bl. 181 vs. 447, bl. 206 vs. 162,Boer

69,Hofw. 1805, 1827). Mij zelven is men eyghe (bl. 176 vs. 237). Zijn is sen (bl.

165 vs. 9, bl. 172 vs. 19, 26, bl. 173 vs. 95, 100, bl. 174 vs. 127, bl. 175 vs. 162, bl.

177 vs. 245, bl. 179 vs. 363, bl. 205 vs. 122,Voorh. 605 vlgg., Boer 59, 76, 78, 134,

143,Hofw. 1752, 1821). Zich zelf is sen selven (bl. 205 vs. 128). Tegenwoordig zegt

men in Delflandzen zellevers of zen eige.

De uitgang -schap is dikwijls toonloos en dan geschreven -schip (bl. 171 vs. 3,

4) of -schop (bl. 205 vs. 140), tenzij men in dat -schop overgang van a tot o zou

willen zien, als bijsop of, enz. Voor hertogin vindt men hartegin (Boer 78). Om het

volkomen toonlooze der laatste lettergreep aan te duiden wordtlichaam geschreven

alslichum (bl. 174 vs. 151) en middag als middich (bl. 172 vs. 22, bl. 174 vs. 134,

bl. 203 vs. 24).Wambuis is bij assimilatie geworden tot wammes (bl. 181 vs. 422,

Boer 147), zoo als somwijls tot sommes (bl. 178 vs. 313, 357). Tegenwoordig zegt

men in het Delflandsch ookdikkels voor dikwijls.

De eerste lettergreep is toonloos geworden bijbecangs = bijkants (bl. 177 vs.

270),verbij = voorbij (Boer 72), waarbij in het tegenwoordig Delflandsch te vergelijken

isverom voor weerom, en bij kedaer voor kijk daar (Boer 61, 115, 117), dat uit

verschillende oudhollandsche kluchten bekend is. Geheel verdwenen is de klinker

der eerste lettergreep bijknijne(n) voor konijnen (Hofw. 1751).

Daarentegen heeft de toonloozee zich op het eind van adverbia gehandhaafd,

bv. bijbelachelycke (bl. 167 vs. 34) en zijn er toonlooze svarabhakti-i's ingevoegd

bijhallif (bl. 172 vs. 49) en kerrickhoff (bl. 173 vs. 66), geheel in overeenstemming

met het tegenwoordig Delflandsch, waarvoor ikellef, twalef, wollef, hullep en hillep

(= hielp),vollik, sturreve (= sterven), turref, urret (= erwt), woretje (= woordje), staretje

(= staartje), enz. opgegeven vind.

5. De medeklinkers.

De M is, evenals in het tegenwoordig Delflandsch, ingevoegd bijpampier (bl. 203

vs. 19). Dem heeft een volgenden medeklinker aan zich geassimileerd in wammes

(= wambuis) ensommes (= somwijls): zie boven.

De N heeft niet alleen voor gutturalen, maar ook voor dentalen, eene gutturale

uitspraak, weergegeven doorng, zooals in angder (bl. 178 vs. 321), hangden (Hofw.

1780, 1785),hangt (bl. 174 vs. 147, bl. 175 vs. 155), langd (Hofw. 1766), te

langdword (Hofw. 1771), sangd (Hofw. 1776), schangdt (bl. 174 vs. 148, bl. 175 vs.

176),verstangt (bl. 174 vs. 134, bl. 175 vs. 188), pangt (bl. 175 vs. 187),

langtsgesellen (bl. 175 vs. 177), mangteltgie (Boer 143), eplangt (bl. 175 vs. 155),

wangt (Hofw. 1764, 1770, 1834), becangs (bl. 177 vs. 270), nochtangs (bl. 175 vs.

163),onglangs (bl. 171 vs. 16); ongder (bl. 172 vs. 17, 37, 41, bl. 178 vs. 314),

songder (bl. 176 vs. 210, 231), grongd (Boer 63), vongd (Hofw. 1814), mongdt (bl.

167 vs. 37, bl. 174 vs. 114, bl. 176 vs. 230; ookmonkje, Hofw. 1782), ongdieftelycken

(bl. 165 vs. 11),bongt (Boer 144), ongs (bl. 165 vs. 1, 10, bl. 172 vs. 37, bl. 174 vs.

143,Hofw. 1762, 1777, 1830), mongster (bl. 179 vs. 334); veingster (bl. 202 vs. 8).

Of ook in het Delflandsch van onzen tijd dezen gutturaal wordt uitgesproken, blijkt

niet uit de opgaven, waarover ik kan beschikken.

Den ontbreekt nog, evenals in het tegenwoordig Delflandsch, bij schoe (bl. 204

vs. 95) entee (Boer 62); tegenwoordig luidt het meervoud schoenen en teeën of

teenen; Huygens schrijft teenen (Voorh. 563). Daarentegen wordt de n niet

uitgesproken, evenmin als tegenwoordig in den tongval van Delfland, na eene

toonloozee, en dus bij alle infinitieven, deelwoorden en persoonsuitgangen van

werkwoorden, bv.wille (bl. 168 vs. 13, Hofw. 1761), benne (bl. 167 vs. 50 vlgg.,

Hofw. 1760, 1810), snije (Hofw. 1822), stuyve (Boer 58), espanne (Boer 144), enz.

enz. Evenmin gebeurt dat bij woorden metn-suffixen, als selde

(bl. 179 vs. 323),tusse (bl. 166 vs. 9), buyte (Boer 128, 143), eve-staech (bl. 174

vs. 126),ove (Boer 51), eighe (bl. 176 vs. 215, bl. 182 vs. 23, bl. 202 vs. 6, bl. 204

vs. 106,Boer 72), verlege (bl. 172 vs. 54).

Daarentegen wordt de derde of vierde nv.mij tot mijn (of men) (bl. 168 vs. 60,

Boer 74, Hofw. 1779, 1818) en komt, evenals nu nog in Delfland, eene

hiaataanvullenden telkens voor; vandaar bv. ick tasten in men sack (Hofw. 1823),

onse Domine die preeckten op en dagh (Boer 145) en staen ick (Voorh. 564), tenzij

dáár den nog den ouden persoonsuitgang m vertegenwoordigt. Voorgevoegde, uit

sandhi te verklarenn vinden wij bij noom (Hofw. 1749), naers (Boer 122, Hofw.

1815) ennarmen (bl. 165 vs. 10). Althans het laatste woord heeft, naar mijne

opgaven, in Naaldwijk nog altijd die prothetischen; voor de andere woorden

ontbreken mij opgaven.

Syncope vann doet zich, evenals in het tegenwoordig Delflandsch, voor bij cost

(= konste, konde, kon, bl. 167 vs. 35, bl. 168 vs. 77, bl. 174 vs. 149, bl. 177 vs. 266),

begost (= begonste, begon, of als part. bl. 177 vs. 278, Hofw. 1808) en aar (voor

ader uit ander) ook aars (= anders, bl. 166 vs. 25, bl. 167 vs. 20, 43, bl. 175 vs. 155,

178, bl. 177 vs. 257, bl. 179 vs. 362, bl. 180 vs. 402, bl. 205 vs. 126,Boer 50, 59,

63,Hofw. 1833). Vreemder, en door het tegenwoordig Delflandsch niet bevestigd,

is de syncope dern bij taetges en haetges (bl. 167 vs. 54 vlg.) voor tandjes en

handjes.

Assimilatie vann met de voorafgaande labiaal, na uitval van t, vertoont ombrak

(Een boer 53) voor ontbrak. De n is l geworden in eveliens (Boer 141) voor eveneens.

De L is gesyncopeerd of geassimileerd bijas, dat nog in Delfland, evenals in

geheel Holland, gezegd wordt voorals

1)

(bl. 166 vs. 29, bl. 167 vs. 42, 54, 59, bl.

168 vs. 66, 85, bl.

1) Dr. A. Beets deelt mij het volgende door hem te Naaldwijk gehoorde rijmpje mee:

‘os die mon zen hoed-ofdoet,

dan is zen kop zo rood-as bloed’.

172 vs. 30, 55, bl. 174 vs. 123, bl. 176 vs. 208,Voorh. 576, 579, Boer 57, 130, 142,

144,Hofw. 1759, 1761, 1768, 1783) en bij suck voor zulk (bl. 167 vs. 59, bl. 168 vs.

71, bl. 172 vs. 38, bl. 173 vs. 92, bl. 181 vs. 434,Hofw. 1746). Metathesis vertoont

stremmeless (Boer 104) voor stremsel. Nog zegt men te 's-Gravenzande dekkeles

enhangeles voor deksel en hengsel.

De D is nog onveranderd indoe (bl. 173 vs. 101, bl. 176 vs. 208) en doen (bl. 174

vs. 149, bl. 176 vs. 205), maar tegenwoordig zegt mentoe, zelden toen. Terecht

ontbreekt ded nog bij spel (bl. 204 vs. 103), mv. spellen (bl. 177 vs. 262). Of men

nu reeds, zooals in 't algemeen Nederlandsch,speld zegt, weet ik niet, maar elders

in Zuid-Holland is de vormspel nog wèl in gebruik. Daarentegen is de d

geapocopeerd bijhem (Boer 122) voor hemd. Geassimileerd is de d bij vinne(n) (bl.

165 vs. 5, 168 vs. 83, bl. 172 vs. 47, bl. 173 vs. 95, bl. 179 vs. 362, bl. 205 vs. 134)

engins (bl. 178 vs. 290; daarnaast ook ginte voor gindsche, Boer 71). Tegenwoordig

zegt men in Delfland nogvinne en guns; zoo ook vonne voor vonden, worre voor

worden, wiere voor wierden. Assimilatie van ld tot ll vertoont de dorpsnaam Naaldwijk

zelf, die door de bewoners dier plaats alsNaallik wordt uitgesproken (naar eene

mededeeling van Dr. A. Beets). Gesyncopeerd is ded niet alleen bij het boven

sprokenaar, aars, maar ook bij vaer (bl. 168 vs. 66, Voorh. 596, Boer 84, 86), vaertje

(Hofw. 1748), vaertge (bl. 176 vs. 197), vaertgie (Boer 127), moer (bl. 166 vs. 29,

bl. 167 vs. 27, bl. 176 vs. 207,Voorh. 594, 596, Boer 120, 131), moertgie (Voorh.

602) en met verkorte vocaalmortje (Hofw. 1748), en verder met geschreven of

ongeschreven substitutie vanj of w bij: tre'en (bl. 167 vs. 45), ste'en (Boer 150),

Leyen (bl. 172 vs. 27), weyen (bl. 172 vs. 28), onbescheye (bl. 174 vs. 107), beye

(bl. 174 vs. 166),verleyen (bl. 176 vs. 238), lyen (bl. 172 vs. 39, 50), ter sye (bl. 172

vs. 40, bl. 204 vs. 61),te tye (bl. 176 vs. 238), glyen (bl. 204 vs. 62), snye(n) (Hofw.

1822)huyen (= huiden, d.i. heden, bl. 174 vs. 133, bl. 203 vs. 38). suyen (bl. 174

vs. 134,Hofw. 1742),

beduyen (Hofw. 1741), raey(en) (Voorh. 598), ouwe bl. 203 vs. 41, Hofw. 1770).

Het tegenwoordig Delflandsch komt daarmee volkomen overeen. In mijne opgaven

vind ik o.a.vaar en moer naast vader en moeder, treë, beie, scheie, leie, beduie,

raaie, gebooie, hoeie, gouwe, houwe, enz.

De T is geapocopeerd bijlae voor laat (Boer 124, 129) en met de s bij slech voor

slechts (Boer 87), gesyncopeerd bij onbeere(n) (Hofw. 1826), onken (Boer 48) en

ombrak voor ontbrak (Boer 53), en na spiranten geassimileerd 1ovóórje = gij in

wachje (bl. 205 vs. 117), mochje (Hofw. 1769); 2ovóór den verkleiningsuitgangje,

ge of gie in cluchjen (bl. 165 vs. 14), cluchgie (bl. 175 vs. 181), knechje (bl. 166 vs.

32),knechges (bl. 168 vs. 80), lichges (bl. 167 vs. 47), lichgies (bl. 202 vs. 11),

genuchgie (bl. 175 vs. 182), troosgie (Voorh. 578), troosje (Boer 48, Hofw. 1786),

troosjes (bl. 166 vs. 25, bl. 173 vs. 101), borsges (bl. 167 vs. 49, Hofw. 1784), beesje

(Hofw. 1750) en 3ovóórs in rechs (bl. 175 vs. 161) en slechs (bl. 173 vs. 67). Ook

het hedendaagsch Delflandsch is zuinig met zijnet's. In mijne opgaven vind ik o.a.

slach voor slacht in den imperatief, kos voor kost, mos voor most, moch voor mocht,

rechs en knechs. Tegenover deze vormen staan in het Delflandsch ook andere met

paragogischet. Zoo spreekt men te Naaldwijk van den Eentwegt, d.i. Heenweg

(langs den Heenhof) en van denWouterschen wegt. Bij Huygens vindt men weght

(Hofw. 1763) en wijsert (bl. 168 vs. 63).

De K is gesyncopeerd, zooals over 't algemeen in 't Hollandsch, bijmart voor

markt (Hofw. 1831). Die syncope moet al zeer oud zijn, daar de e van merkt daardoor

vóórr + dentaal kwam te staan en dientengevolge regelmatig in a over kon gaan.

Over syncope vankedaer voor kijkdaar spraken wij reeds.

De G is tusschene en i in j overgegaan, zooals over 't algemeen in het Hollandsch