• No results found

Tussentijdse vergelijkingsanalyse: niveaus en invulling van kennisontwikkeling en overdracht Nederland en Vlaanderen

In document Waardevol cultuuronderwijs (pagina 77-79)

4.5 Niveaus en invulling van kennisontwikkeling en overdracht

4.5.3 Tussentijdse vergelijkingsanalyse: niveaus en invulling van kennisontwikkeling en overdracht Nederland en Vlaanderen

Binnen allerlei voorschriften die aangereikt worden in de handreikingen/leerplannen weten de docenten in Nederland en Vlaanderen over het algemeen hun eigen draai te geven aan de inhoud van hun kunstvak. Hierin bestaat blijkbaar een behoorlijke ‘narrenvrijheid’, welke de docenten sterk motiveert bij het persoonlijk invullen van het vak. Inhaken op de actualiteit blijkt bij alle geïnterviewde docenten hoog in het vaandel te staan. Bestaande methodes genieten duidelijk geen voorkeur. Alle geïnterviewde docenten zijn geestdriftig bezig er op ‘hun eigen manier’ iets van te maken.

Uit de interviews met alle docenten in het vak CKV komt naar voren dat zij ook kennis hebben van andere disciplines dan de eigen (Beeldend) en dat, ondanks dat de laatste hun persoonlijke voorkeur geniet, zij in de lessen bijvoorbeeld dans, muziek en theater niet uit de weg gaan. Zij beroepen zich erop dat de lesstof in die onderdelen voor hen geen probleem vormt, doordat ze niet erg diep hoeven te gaan en dat zij ook bij de ‘vreemde’ disciplines de actualiteit gebruiken als uitgangspunt. Hierbij worden ze geruggesteund doordat ook leerlingen de vrijheid nemen dansvoorstellingen en cabaretvoorstellingen te bezoeken naast muziekfestivals en het filmhuis. Beeldende kunst staat dus zeker niet centraal. De evenwichtige ontwikkeling van de leerling wordt bovendien vaak genoemd als doel om na te streven.

Uit de interviews komt bij de docenten in het vak Esthetica naar voren dat deze discipline voornamelijk is gericht op beeldende kunst en architectuur. Een enkele keer wordt film genoemd en ook heeft mevrouw Van Loo vanuit haar muziek-achtergrond oog voor deze component, maar het beeldende heeft duidelijk het accent. Het vak kunstgeschiedenis is weliswaar vrijwel van de agenda verdwenen, maar kunstbeschouwing is daar voor in de plaats gekomen en dan voornamelijk naar schilder- beeldhouw- en architectonische kunst. De docenten geven vrijwel unaniem aan dat kennis van kunst voor hen als belangrijk wordt gezien en deze materie wordt dan ook regelmatig getoetst. Hier is een discrepantie waar te nemen tussen de beschreven Nederlandse en de Vlaamse opvattingen. Kennis wordt in Vlaanderen als belangrijkste eindpunt beschouwd en je kunt zeggen dat er sprake is van opvoeding tot kunst, terwijl Nederlandse docenten minder oog hebben voor (achtergrond)kennis en hun lesmateriaal meer richten op persoonlijke ontwikkeling en eigen visie. Niet ‘opvoeding tot kunst’, maar ‘opvoeding door kunst’ is hiervoor een passende vergelijkende uitdrukking. Kunst wordt dus gezien als middel, niet als doel.

curriculum voorgeschreven dat leerlingen zes tot acht activiteiten moeten ondernemen. In Nederland zijn er onderlinge verschillen waar te nemen in de mate waarin docenten leerlingen laten kiezen in het volgen van hun eigen voorkeur betreffende te beleven CA’s. De onderzochte scholen nemen op verschillende wijzen en in minder of meerdere mate het voortouw bij het aanreiken hiervan. Op de scholen van mevrouw Otten en mevrouw Schreur worden de leerlingen aan de hand genomen door meerdere activiteiten voor hen te organiseren. Bij meneer Beerten worden handvatten aangereikt die de leerling helpen zelf te kiezen voor een activiteit. Dit kan te maken hebben met de vorm van het onderwijs (cultuurprofielschool) en de locatie van de school. Naarmate de school wordt omgeven door een groter aanbod aan culturele uitgaansmogelijkheden kunnen de leerlingen vrijer kiezen welke activiteiten zij gaan bezoeken. De scholen in de Achterhoek: Marianum en Almende College halen vanwege een geringer plaatselijk cultureel aanbod meer activiteiten binnen de school, maar ook worden culturele uitstapjes door de school georganiseerd. De vraag rijst of door deze vorm van ‘nursing’ het eigen initiatief van de leerlingen niet wordt beperkt en of dit in lijn is met het doel van de invoering van de Tweede Fase: het bevorderen van de zelfstandigheid van de leerling. De leerlingen blijken zelf hiermee echter geen moeite te hebben, zoals mevrouw Otten opmerkt.

In beide landen is aandacht voor eigen beleving, maar de Vlaamse scholen blinken uit door een groter aanbod aan uitgebreide cultuurreizen. Hierbij moet echter de kanttekening geplaatst worden dat alleen meneer Jacobs aangeeft dat deze vanuit het vak Esthetica gepland worden. Op de andere twee scholen gebeurt dit niet vakspecifiek. De docenten van de Nederlandse scholen hebben slechts gesproken over vakspecifieke activiteiten en niet over algemene reizen. Het is mogelijk dat daar ook grotere internationale reizen zijn met aandacht voor cultuur. Het is tevens opvallend dat op de Vlaamse scholen vaker breder over cultuur op school gesproken werd dan in Nederland. Op de geïnterviewde Nederlandse scholen lijkt men bij het spreken over cultuur op school sneller een scheidslijn te trekken tussen andere vakken en vermengt cultuur zich in Vlaanderen daarentegen gemakkelijker buiten het eigen vakgebied.

Het vak CKV, zijnde culturele vorming dekt in Nederland duidelijk de lading, omdat meerdere disciplines aan bod komen. Esthetica is vrijwel uitsluitend op het beeldende gericht, met uitstapjes naar film en muziek. Vooropleiding van de docenten in de beeldende richting en het ontbreken van een duidelijk voorgeschreven leerplan dat ook dans, drama, muziek, film en literatuur in Vlaanderen als lesstof voorschrijft, zijn hieraan debet. In Nederland is dit ondervangen door specifieke scholing richting alle disciplines aan te bieden in de vorm van

kunst- en cultuurmentorschap. Natuurlijk heeft ook in Nederland elke docent zijn eigen voorkeuren, maar er is in ieder geval sprake van kennis van of streven daarnaar in de andere kunstvormen.

4.6 Kunst en cultuureducatiebeleiden de verbinding met cultuuronderwijs

4.6.1 Kunst en cultuureducatiebeleid en de verbinding met cultuuronderwijs –

In document Waardevol cultuuronderwijs (pagina 77-79)