• No results found

Conclusie en aanbevelingen

In document Waardevol cultuuronderwijs (pagina 90-93)

6.1 Conclusie

Aan de hand van de in hoofdstuk vijf beschreven resultaten wordt in dit hoofdstuk een antwoord geformuleerd op de vraag: Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen het

Nederlandse vak CKV en het Vlaamse vak Esthetica en op welke manier(en) wordt publieke waarde gecreëerd en overgedragen binnen de uitvoering van deze vakken?

In dit onderzoek zijn de vakken CKV en Esthetica op een breed scala aan onderdelen vergeleken. Deze onderdelen zijn: het cultuuronderwijsbeleid, organisatie cultuurvakken,

niveaus kennisontwikkeling en de docent.

Zowel het Nederlands als het Vlaams cultuuronderwijsbeleid zien cultuuronderwijs als een essentieel onderdeel, omdat het belangrijke publieke waarden overdraagt. Wat economische waarden betreft, is het Nederlands cultuuronderwijsbeleid gericht op vaardigheden die creatief en innovatief denken en handelen in de arbeidsmarkt tot gevolg hebben. In het Vlaams cultuur- en onderwijsbeleid wordt er nauwelijks tot geen aandacht besteed aan de economische waarde van cultuuronderwijs. Op sociaal en cultureel niveau staan zowel het Vlaamse als het Nederlandse beleid voor persoonlijke creatieve ontwikkeling. Het Nederlands beleid richt zich op het opleiden tot creatieve kritische burgers die adequaat omgaan met maatschappelijke vraagstukken, terwijl in Vlaanderen cultuur en kennis daarvan als belangrijkste waarde wordt gezien.

Bij de organisatie van de betreffende vakken Esthetica in Vlaanderen en CKV in Nederland is het aantal te besteden lesuren als de leerstofomschrijving aan regelgeving gebonden terwijl in Vlaanderen hierover geen concensus is. De leerdoelen zijn gespecificeerd ondergebracht in de zogenoemde onderwijsdomeinen waarin duidelijke kleur wordt gegeven aan hoe te werken aan het behalen van de leerdoelen. De inhoud van deze leerdoelen komt in grote lijnen overeen met de leerplandoelstellingen van Esthetica. De leerplandoelstellingen zijn echter niet gekoppeld aan leerinhouden. Men is voor deze koppeling afhankelijk van wat de school op autonoom niveau nastreeft. Dit geeft de Vlamingen een bepaalde bewegingsvrijheid, waar het voordeel van de Nederlandse situatie ligt in een sterkere verantwoording van het lesaanbod.

Het niveau van de scholing van de docent is in beide onderzochte vakgebieden vergelijkbaar, maar door de speciale scholing in de breedte is de CKV-docent in Nederland beter voorbereid om ook andere cultuuruitingen dan die van de beeldende kunst te

onderwijzen. Bovendien is vanuit het historisch perspectief van het vak Esthetica, dat is ontstaan vanuit het vak Kunstgeschiedenis, de docent in Vlaanderen ook meer gericht op de beeldende discipline. Docenten in zowel Vlaanderen als Nederland in de onderzochte vakgebieden hebben naast het beheersen van het vakinhoudelijke duidelijk oog voor het overdragen en stimuleren van waarden in het opvoedkundige vlak. Uit de antwoorden van de docenten van het vak CKV komt meer aandacht voor het laatste naar voren terwijl de docenten in Vlaanderen kennis als belangrijkste factor beschouwen. Deelname aan en een actieve houding ten opzichte van cultuur staat in beide landen hoog in het vaandel.

Op het onderdeel niveaus van kennisontwikkeling en overdracht is voornamelijk te concluderen dat de Vlaamse docenten hun carte blanche positie enthousiast gebruiken om zelf aan de slag te gaan en zij worden hierin niet beperkt door een gebrek aan uitgebreide overheidsvoorschriften. Door eigen initiatief komt er veel tot stand en hebben de docenten een onderwijskundig verantwoorde hoeveelheid lesmateriaal ontwikkeld waarbij ondanks het gebrek aan kwalitatieve lesboeken en de enorme variatie in vooropleidingen van docenten het onderwijsniveau intern goed wordt bewaakt. Binnenschools en ook daarbuiten is weinig overleg, maar blijkbaar werkt dit niet beperkend bij het functioneren van de docent. De wat duidelijker omschreven richtlijnen voor het vak CKV en een eenduidiger CKV-opleiding van docenten werken in Nederland de zelfredzaamheid van de docent zelfs nog beter in de hand. Ook hier is grotere eenstemmigheid met betrekking tot onderwijsdoelen die echter meer neigen naar opvoedingsdoelen dan naar verkregen kennis bij leerlingen. Binnen CKV wordt grensoverschrijdend gewerkt met betrekking tot culturele disciplines, omdat de opleiding voorziet in minder diepgang, maar wel meer spreiding. De geïnterviewde docenten bewegen zich zonder schroom allen op meer mediagebieden dan de Vlaamse docenten die voornamelijk de beeldende richting accentueren. Lesboeken lijken ook bij CKV geen belangrijke rol meer te spelen.

In beide landen is ook aandacht voor eigen beleving, maar de Vlaamse scholen blinken uit door een groter aanbod aan uitgebreide cultuurreizen. Hierbij moet echter de kanttekening geplaatst worden dat slechts één docent aangeeft dat deze vanuit het vak Esthetica gepland worden. Op de andere twee scholen gebeurt dit niet vakspecifiek. De docenten van de Nederlandse scholen hebben slechts gesproken over vakspecifieke activiteiten en niet over algemene reizen. Het is mogelijk dat daar ook grotere internationale reizen zijn met aandacht voor cultuur. Het eigen initiatief dat bij CKV een belangrijke rol speelde tijdens het ontstaan van het vak lijkt af en toe ondermijnd te worden doordat

docenten steeds vaker culturele activiteiten voorschrijven dan wel binnen de school halen. Desalniettemin worden er zes tot acht activiteiten door de leerling ondernomen.

6.2 Aanbevelingen

Omdat binnen deze studie de vakken CKV en Esthetica behandeld zijn vanuit een breed scala van categorieën, is gedetailleerd inzoomen op een van de categorieën niet mogelijk geweest. Er is met dit onderzoek een eerste stap gezet tot het vergelijken van publieke waarden omtrent het cultuuronderwijs. Vervolgonderzoek zou zich bijvoorbeeld kunnen richten op een uitgebreide weergave van het waardevol lesaanbod door een inventariserend onderzoek uit te voeren van lesbrieven die eenzelfde thema behandelen.

Docenten in Nederland en Vlaanderen hebben veelal dezelfde doelen met het cultuuronderwijs en uit de interviews van dit onderzoek blijkt dat daarbinnen ook overeenkomsten zijn op onderwerpen, zoals stellingname tegenover de ons omringende cultuuruitingen en het begrijpen van de ons omringende wereld. Internationale samenwerking zou een item kunnen zijn, maar omdat zelfs op regionaal gebied de samenwerking tussen docenten nog op een laag pitje staat, ligt deze niet binnen direct bereik.

Het bestuderen van het effect op langere termijn op leerlingen met betrekking tot verhoogde cultuurdeelname aan verschillende disciplines als dans, theater, film, muziek, literatuur en museumbezoek zou mogelijkheden bieden, daar Esthetica zowel als CKV reeds enkele schoolgeneraties functioneert en er inmiddels dertigers zijn die deze vakken hebben genoten. Ook de rol die ouders hierin spelen is een interessante invalshoek.

Het gebruik van digitale leermiddelen en moderne media in het algemeen door zowel docent als leerling met betrekking tot cultuuronderwijs is eveneens een onderzoekterrein waarvoor in dit onderzoek geen aandacht is geweest. De belangstelling voor bijvoorbeeld de iPad als leermiddel geeft daarvoor beslist aanleiding.

In document Waardevol cultuuronderwijs (pagina 90-93)