• No results found

Overrompeld door de laatste week van januari, analyseerde Hugenberg de dag na de ‘Machtsergreifung’ zijn genomen beslissing tijdens een gesprek met de DNVP’er Carl Goedeler: ‘Ich habe gestern die gröβte Dummheit meines Lebens gemacht; Ich habe mich mit dem gröβten Demagogen der Weltgeschichte verbündet.’278 Er was echter geen tijd meer om

achterom te kijken. Voor Hugenberg, die nog steeds vreesde dat bij een val van dit kabinet het marxisme zou gaan zegevieren, was het zaak om zo snel mogelijk tot goede, zichtbare resultaten te komen. Hij stortte zich dan ook volledig op zijn vier ministeries en droeg zijn partij over aan Oberfohren en de onervaren Friedrich von Winterfeld.279

Vanaf de eerste kabinetszitting drong Hugenberg aan op het verbod van de KPD. Iets wat zelfs zijn nazi-collega’s nog weigerden. Maar toen op 24 februari 1933 de Rijksdag in vlammen opging zag ook Hitler kans de communisten uit de weg te ruimen. De bolsjewisten werden als de schuldigen aangewezen voor de brand en Hugenberg en zijn collega-ministers steunden opgewekt de radicale vervolging van de KPD’ers. Grote zorgen had Hugenberg echter over de aankomende verkiezing. Hij zag geen andere keuze dan zich te verbinden met Stahlhelm en Papen in de lijst Kampffront-Schwarz-Rot-Weiβ.280

De zorgen waren zeer terecht want de nazi’s wonnen op 5 maart 1933 maar liefst 44% van de stemmen, terwijl het Kampfront een schamele acht procent behaalde.281 En omdat de communisten en sommige sociaaldemocraten geen zitting meer konden nemen in de Rijksdag, had Hitler de DNVP niet meer nodig voor het goedkeuren van wetsvoorstellen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de DNVP zich bij de tweederdemeerderheid schaarde om de machtigingswet (de wet waarmee de Rijksdag zichzelf voor vier jaar uitschakelde) goed te keuren. Hugenberg hoopte hiermee iets van zijn verlies aan politieke invloed terug te winnen.

278 Geciteerd in: Leopold, Alfred Hugenberg, 138; Deze quote is voor de consistentie vertaald vanuit het Engels.

Overigens was ook ADV-voorzitter Heinrich Claβ uiterst kritisch geweest op Hugenberg. De DNVP-leider had Claβ niet betrokken in de lopende formatiegesprekken en Claβ betoogde kort na de machtsovername in 1933 tegenover Hugenberg dat hij hem persoonlijk van deze coalitie had afgehouden, als hij niet op dat moment afwezig was geweest, zie: Jackisch, ‘Continuity and Change on the German Right’, 183. Dit onderstreept nog maar is de onafhankelijke positie van Hugenberg t.o.v. het ADV die door sommige historici betwijfeld wordt.

279 Nr. 2: ‘Niederschrift Hugenbergs über seinen Rücktritt und das Ende der DNVP’, in: Anton Rithaller, ‘Eine

Etappe auf Hitlers Weg zur ungeteilten Macht: Hugenbergs Rücktritt als Reichsminister’, Vierteljahrshefte für

Zeitgeschichte 8:2 (1960) 193-219, aldaar 209-210; Beck, The Fateful Alliance, 92-93.

280 Kershaw, Hitler, 438; Beck, The Fateful Alliance, 112-120; Pyta, Hindenburg, 817. 281 Pyta, Hindenburg, 817.

75

In de Rijksdag had de partij door de verkiezingen namelijk geen rol van betekenis meer kunnen spelen.282

Maar Hitler wilde de totale capitulatie van de enige nog serieuze opponent van zijn regering. Overal in het land begon de intimidatie van DNVP-leden. Veel Deutschnationalen werden uit hun ambtelijke functies ontheven en de in maart opgestapte fractievoorzitter Oberfohren werd op 7 mei 1933 dood in huis gevonden. Hoewel zelfmoord als reden voor zijn dood werd aangedragen, werd dit door zijn naasten ernstig betwijfeld.283 Hugenberg probeerde te redden wat er te redden viel. Hij poogde met zijn economische programma, dat van binnenuit bureaucratisch werd tegengewerkt, de economie te laten opleven. Hiermee hoopte hij een onaantastbare positie binnen het kabinet te verkrijgen waarmee hij Hitler tegengas kon bieden. Iets wat Hindenburg, die tevreden was met zijn teruggetrokken positie, niet meer deed.284

Maar zoals zijn ideologie de drijvende kracht was geweest achter zijn politieke handelingen, was zijn wereldbeeld uiteindelijk ook de reden van zijn politieke doodsteek. Op de internationale economische conferentie in Londen in juni 1933 ontstond er een conflict binnen de Duitse delegatie. Hugenberg, dominant als hij was, presenteerde op de conferentie een memorandum met zijn völkische eisen waarin hij pleitte voor de teruggave van de voormalige koloniën die in zijn ogen essentieel waren voor heropleving van de landbouweconomie. Minister van Buitenlandse Zaken Konstantin von Neurath, die de delegatie aanvoerde, vreesde echter een isolatie van Duitsland die bij het neerleggen van deze eisen kon ontstaan. Hitler zag zijn kans schoon en hij en Von Neurath lieten aan de pers weten dat het

memorandum slechts de privémening van Hugenberg betrof.285

Een woedende Hugenberg werd voor het oog van de wereld hiermee gekleineerd en eiste de steun van het kabinet en de rijkspresident. Daar liet iedereen, inclusief Papen, hem vallen. Hij zag geen andere keuze dan af te treden.286 Maar Hitler stond erop dat Hugenberg zijn DNVP zou ontbinden, zodat de republiek zonder repressie kon overgaan in een eenpartijstaat. Hitler bood Hugenberg zelfs nog aan om in het kabinet te blijven, want nog altijd vreesde de rijkskanselier de Deutschnationalen. Maar Hugenberg kon als ‘evangelischer Christ’ niet de verantwoording voor het door Hitler gevoerde beleid op zich nemen. Pas toen

282 Irene Strenge, ‘Das Ermächtigungsgesetz vom 24. März 1933’, Journal der Juristischen Zeitgeschichte 7:1

(2013) 1-14, aldaar 3.

283 Otto Schmidt-Hannover schreef in zijn memoires over de dood van Oberfohren: ‘Ich glaube nicht an seinen

Selbstmord’, zie: Schmidt-Hannover, Umdenken oder Anarchie, 350; Rithaller, ‘Eine Etappe auf Hitlers Weg zur ungeteilten Macht’, 195-196.

284 Andreas Dorpalen, Hindenburg and the Weimar Republic (New Jersey 1964) 451; Rithaller, ‘Eine Etappe auf

Hitlers Weg zur ungeteilten Macht’, 196.

285 Dietrich, Alfred Hugenberg. Ein Manager in der Publizistik, 112. 286 Rithaller, ‘Eine Etappe auf Hitlers Weg zur ungeteilten Macht’, 200.

76

Hugenberg weigerde liet Hitler zijn ware aard zien: […] Viele Menschen werden durch Ihre Schuld ins Unglück kommen, und es wird ein rücksichtsloser Kampf auf der ganzen Linie beginnen, auch auf dem Gebiet der Presse und des Films, und dieser Kampf wird innerhalb 3 Tagen zu Ihren Ungunsten entschieden sein.’287

De ooit zo machtige partijleider Hugenberg werd voor de laatste keer als politicus, maar nu op de meest heftige wijze, gechanteerd. Hij kon niet anders dan de DNVP, als laatste overgebleven Weimar-partij, opheffen. De sfeer van intimidatie en gevaar bleek uit Hugenbergs woorden aan het einde van de laatste partijzitting in juli 1933: ‘Wenn man einmal hören sollte, ich hätte Selbstmord begangen, so möge man es keinesfalls glauben.’288 In de jaren die volgden werd ook zijn media-imperium gelijkgeschakeld aan de nationaalsocialistische pers. In een poging de schade te beperken, bleef Hugenberg aan als lid van de nationaalsocialistische Rijksdag. Na de Tweede Wereldoorlog werd de hoogbejaarde Hugenberg als ‘Mitläufer’ veroordeeld tot denazificatie. Op 12 maart 1951, achttien jaar nadat hij Duitsland de doodsteek had gegeven, stierf de ‘Führer zonder volk’ op 85-jarige leeftijd in de Bondsrepubliek.289

Zelfde inhoud, nieuw jasje

Dit korte overzicht van Hugenbergs leven in de nazitijd, waarbij hij zich enerzijds verbond aan, maar anderzijds oppositie voerde tegen de radicale nazipraktijken, roept de vraag op die essentieel is om Hugenberg in perspectief te kunnen plaatsen: hoe radicaal was Hugenberg nou eigenlijk? Na de vijf voorafgaande politieke jaren geanalyseerd te hebben, is het mogelijk een overkoepelende visie te ontwikkelen op de radicaliteit van Hugenberg. Zijn ideologie en zijn wijze van politiek bedrijven laat een duidelijk beeld zien van een man die worstelde met de overgang van de 19e naar de vroege 20e eeuw.

T.o.v. de nationaalsocialisten was Hugenberg een conservatief en behoudend politicus, die soms zelfs reactionaire trekken vertoonde. Dit kwam vooral naar voren in Hugenbergs visie op de toekomstige staat. Hij greep daarbij vaak terug op de grondbeginselen van de voormalige Bismarck-staat uit 1870-1871, al ontbrak een concrete voorstelling bij Hugenberg over de invulling hiervan. Dit bleek o.a. uit zijn nieuwjaarsrede van 1931, waarin hij zich hierover kort,

287 Nr. 2: ‘Niederschrift Hugenbergs über seinen Rücktritt und das Ende der DNVP’ en Nr. 3: ‘Hugenberg an den

Reichspräsidenten’, in: Rithaller, ‘Eine Etappe auf Hitlers Weg zur ungeteilten Macht, 210-215.

288 Nr. 2: ‘Niederschrift Hugenbergs über seinen Rücktritt und das Ende der DNVP’ in: Rithaller, ‘Eine Etappe

auf Hitlers Weg zur ungeteilten Macht, 214; Natuurlijk verwees Hugenberg hiermee naar het duistere overlijden van Oberfohren.

77

maar tegenstrijdig uitte: ‘Das neue Reich, für das wir kämpfen, steht klar vor unseren Augen. Es ist Bismarcks Reich und doch ein ganz anderes Reich.’290 Ook zijn naaste medewerker

Freytagh-Loringhoven kon geen duidelijke langetermijnvisie op de staatsvorm etaleren: ‘Ob ein solcher Staat als Republik denkbar ist, kann dahingestellt bleiben. Wenn dabei […] auch über sehr wesentliche Einzelheiten noch keine Einigkeit besteht, […] kann man über die Aussichten und über die Wertung solcher Wunschbilder sicherlich verschiedener Meinung sein.’291 Het ontbreken van een heldere visie op de toekomstige staat is een typisch kenmerk

van de conservatieve flank in Weimar. Hugenberg vormde hierop geen uitzondering. De toekomstige staat was in elk opzicht ondergeschikt aan de weg richting deze staat.292

Zijn conservatieve houding ten aanzien van de nazibeweging is daarnaast goed te zien bij Hugenbergs angst voor het revolutionaire karakter van de NSDAP: ‘Alle Revolutionen tragen die Gefahr in sich, daβ sie sich überschlagen, daβ sie in Radikalismus, Geschichtslosigkeit und damit in geistiger und materieller Zerstörtung enden.’293 Hugenberg

vreesde het verlies van het Duitsland dat hij gekend had en hij poogde grote, radicale hervormingen te blokkeren. Alleen de DNVP kon in zijn ogen een overgang van Weimar naar een nieuwe staat ordelijk doorvoeren ‘ohne neue gefährliche Experimente […].’294 Ook

tegenover de vervolging van (joodse) minderheden en de extreme nationaalsocialistische kijk op het individualisme stond Hugenberg zoals te zien was erg afwijzend. De DNVP-leider had veel moeite met de radicale ‘alles oder nichts-politik’ van de nazi’s, dat elk compromis in de weg stond.295

Een politiek die het linkerdeel van het burgerlijke midden Hugenberg juist verweet. T.o.v. de burgerlijke partijen was Hugenberg dan ook een radicaal politicus en brak hij daadwerkelijk met de lijn die de middenpartijen sinds het begin van de jaren ’20 hadden gevoerd. Hugenberg was niet zo zeer radicaal in zijn ideologische vergezichten op een toekomstige ondemocratische staatsvorm. Al eerder was namelijk te zien dat ook gematigde conservatieven zoals Westarp een autoritaire regeringsvorm aanhingen. De radicaliteit schuilde vooral in zijn blinde haat tegenover het marxisme en in zijn methodes om de in zijn ogen, door

290 ‘Die Parolen für 1931’, 28. Januar 1931, in: Mitteilungen der Deutschnationalen Volkspartei, BA Koblenz,

Nachlass Hugenberg, Pressestelle der DNVP, (1926), 1928-1931., inv.nr. N1231/189.

291 Freytagh-Loringhoven, Deutschnationale Volkspartei, 88. 292 Mommsen, ‘Government Without Parties’, 368.

293 Geciteerd in: Schmidt-Hannover, Umdenken oder Anarchie, 353. Hugenberg deed deze uitspraak volgens

Schmidt-Hannover bij het ontbinding van de DNVP.

294 Hugenberg, Der Wille der Deutschnationalen, 24.

295 Hugenberg, Der Wille der Deutschnationalen, 22. De DNVP ondernam na de machtsovername van Hitler

geen concrete tegenmaatregelen tegen het toenemende antisemitisme, al sprak de partij zich wel openlijk uit tegen aanvallen op minderheden, zie: Beck, The Fateful Alliance, 180-181.

78

links gecreëerde Weimar Republiek omver te werpen. Het meest duidelijke voorbeeld hiervan is de grotendeels door hem geradicaliseerde strijd rond het Young-Plan, waarbij extreemrechtse

völkische groepen zoals de NSDAP betrokken werden. Ook de polariserende persoonlijke

aanvallen op personen als Hindenburg, Westarp en Stresemann die in de kern gelijkgestemd waren, maakte Hugenberg radicaler dan de linkerhelft van het burgerlijke midden.

In zijn pogingen om de sociaaldemocratie als politieke macht uit te schakelen richtte Hugenberg zijn aanvallen in deze vijf jaren opvallend genoeg enkel op de middenpartijen. Geïsoleerd door zijn eigen ideologie die enige toenadering met deze partijen in de weg stond, zocht Hugenberg naar partners die net zo radicaal waren ten opzichte van de republiek en het marxisme als hijzelf. In de praktijk bleek de grootste partner, de NSDAP, velen malen radicaler dan de Deutschnationale Volkspartei. Om de nazi’s echter niet als partner te verliezen probeerde Hugenberg mee te varen op de succesformule van de nationaalsocialisten. In een poging de nazi’s in hun campagnestijl en destabiliserende politiek te kopiëren, veranderde de DNVP in een krachteloos aftreksel van de NSDAP.296 Iets wat goed terug te zien is in de

mislukte Führercultus rondom Hugenberg.

Deze analyse van Hugenbergs radicaliteit laat zien dat hij eigenlijk in geen van beide kampen echt thuishoorde. Dat de DNVP-ideologie vanaf 1928 gelijk kwam te staan aan die van haar ‘Führer’ Hugenberg is dan ook niet vreemd. De ideologie van Hugenberg stond op zichzelf en het implementeren van het Führerprinzip was nodig om zijn beperkte achterban binnen de rechterflank te compenseren. Zijn ideologie, die een combinatie omvatte van verschillende stromingen, zorgde er namelijk voor dat Hugenberg zich net als in de vroege jaren ’20 onafhankelijk bewoog tussen de verschillende rechtse groeperingen. Hij werd daardoor, paradoxaal genoeg, zelf het grootste obstakel voor zijn gewenste eensgezinde front. De zichtbaar toegenomen twijfel na de conflicten in Harzburg over de samenstelling van zijn front zijn hierdoor dan ook goed te verklaren.

Deze schijnbare tweeslachtigheid in zijn radicale denken draagt bij aan het feit dat hij door historici nog vaak gezien wordt gezien als het onopgeloste ‘Rätsel Hugenberg’.297 Voor tijdgenoten en politieke tegenstanders was hij door deze moeilijk definieerbare positie binnen het politieke spectrum juist een gemakkelijke opponent. Vanuit alle hoeken kon de DNVP- leider worden aangevallen. Zo schilderde de pers ter linkerzijde van de DNVP hem af als een ‘rücksichtsloser’ vertegenwoordiger van het kapitalisme en vijand van de arbeider.298 Terwijl

296 Zie bijvoorbeeld het volgen van de NSDAP in februari 1931 bij het uittreden uit de Rijksdag. 297 Holzbach, Das System Hugenberg, 11.

79

de nazi’s hem juist wegzetten als een reactionair, waarvan het opvallend was ‘wie wenig er mit der Volksseele vertraut ist’.299

Het is markant dat Hugenberg, die zich jarenlang in de mediawereld begaf, niet in staat was een sterk en helder beeld van zichzelf in de publieke opinie neer te zetten. Sterker nog, hij droeg bij aan de verwarring rondom zijn positie op het politieke speelveld, o.a. in de hoop zijn kleine achterban te vergroten. Het ene moment waren de Deutschnationalen ‘die einzig wirkliche konservative Partei Deutschlands.’300 Het andere moment noemde hij de DNVP ‘national und sozial’ waarbij Hugenberg betoogde dat de DNVP op deze punten juist revolutionair was.301 Deze tegenstrijdigheden tonen de zoekende partijleider die zich moeilijk een houding wist te geven tegenover de publiekelijke aanvallen die op hem en zijn partij werden afgevuurd. Quaatz omschreef dit onvermogen treffend: ‘Er (Hugenberg) habe kein politisches sex appeal!’302

Door de discrepantie tussen de 19e en 20e eeuw die in de analyse van Hugenbergs radicaliteit zichtbaar wordt, is het moeilijk Hugenberg in zijn tijd te plaatsen. Enerzijds bediende Hugenberg zich van de typische 20e-eeuwse ‘Weimar-retoriek’ en was hij een voorloper in het vormgeven van de polariserende politieke cultuur die de republiek, zeker aan het einde, kenmerkte. Anderzijds was hij juist een product van de 19e eeuw en waren zijn

theorieën die hij projecteerde op de maatschappij en economie gebaseerd op een vanzelfsprekendheid die zich in de wereldorde van vóór 1914 voordeed. Dit is o.a. terug te zien in Hugenbergs antwoord op de grote maatschappelijke vraagstukken.

Hugenberg was een sociaaldarwinist en al sinds 1890 een radicale aanhanger van de uitbreiding van het Duitse Rijk. Overtuigd van de superioriteit van het Duitse ras leek Hugenberg hier in veel opzichten op Hitler. Maar zijn 19e-eeuwse visie zorgde juist weer voor een breuk in deze gemeenschappelijkheid. Hugenberg wilde weliswaar het Duitse gebied in Europa over de oude grenzen van het keizerrijk uitbreiden (voornamelijk in de richting van Polen).303 Hij vreesde echter een vijandschap tegenover Rusland en richtte zijn agressie vooral op Frankrijk.304 Hugenbergs koloniale drang focuste zich vooral op de voormalige Duits- Afrikaanse gebieden. Hij dacht kinderlijk genoeg dat Groot-Brittannië, dat al zoveel gebieden

299 Joseph Goebbels, Tagebücher. Band 2, 621 (21 februari 1932).

300 ‘Äusserste Rechte’, 17. Juni 1932, BA Koblenz, Nachlass Hugenberg, Reden, Juli 1932, inv.nr. N1231/126. 301 ‘National und Sozial’, in: Unsere Partei, 15. Dezember 1931

302 Quaatz, Die Deutschnationalen und die Zerstörung der Weimarer Republik, 219 (23 december 1932) 303 Hugenberg, Hugenbergs Weltwirtschaftliches Programm, 14; Patrick Dassen, Sprong in het duister

(Amsterdam 2014) 297-298.

304 ‘Seit unserem Zusammenbruch hat mir immer als gröβter Sorge vorgeschwebt, […], daβ Deutschland den

80

beheerste, de veroverde koloniën weer zou teruggeven aan Duitsland.305 De vooroorlogse

vanzelfsprekendheid dat de witte volkeren onder elkaar de wereld verdeelden klonk hier in alles door.

Hugenberg richtte zich dus niet zoals Hitler op de radicale verovering van heel Oost- Europa. Eerder streefde de DNVP-leider naar een herstel van de status-quo die er voor de Eerste Wereldoorlog was geweest tussen de grootmachten. Pas dan moest Duitsland zich verder ontwikkelen tot de economische grootmacht in Mitteleuropa en konden Poolse gebieden gegermaniseerd worden. Een visie die ook vóór 1914 ook in delen van het ADV had geheerst.306 Pas door de Eerste Wereldoorlog kreeg het tot dan toe radicale geluid van mensen als Hugenberg meer draagvlak in de Duitse politiek.307 Hugenbergs völkische gedachtegoed was dan ook radicaal vanuit 19e-eeuws oogpunt, maar gematigder dan het extreme en door de Eerste Wereldoorlog volledig geradicaliseerde völkische gedachtegoed van de nazi’s.

Ook zijn visie op de economie was gebaseerd op een 19e-eeuws wereldbeeld en hij projecteerde deze op de nieuw gevormde economische wereldorde. Het simpele idee dat Duitsland zich weer los kon maken van de internationale wereldhandel en terug moest keren naar een Volkswirtschaft op basis van koloniën, is hiervan een duidelijk voorbeeld.308 Heinrich

Brüning had ook herkend dat Hugenberg weinig kennis had van de 20e-eeuwse economie: ‘Er

dachte in den wirtschaftlichen und finanziellen Bedingungen des Vorkriegsdeutschland […]’309 Zeer interessant is echter dat Hugenberg deze 19e-eeuwse denkbeelden vervolgens koppelde

aan typische Weimar-begrippen zoals ‘der Wille’. (Extreem-)rechtse schrijvers en politici in de Weimar Republiek betoogden namelijk dat de oplossing voor zowel de economische als politieke problemen grotendeels lag in ‘de wil’ tot verandering. Zolang de homogene

Volksgemeinschaft deze ‘wilskracht’ had, konden de benodigde ontwikkelingen ook

daadwerkelijk plaatsvinden.310 Hugenberg betoogde dit als volgt: ‘Hinzukommen muss aber vor allem der Wille. Der Wille das Schicksal des Volkes zum Guten zu wenden, […].’311 Ook

de nazi’s maakten volop gebruik van dit concept.

Naast het idee van de ‘wilskracht’ en het geloof in een maakbare samenleving dat hiermee sterk verbonden is, werd in de vorige hoofdstukken duidelijk dat Hugenberg ook

305 Hugenberg, Hugenbergs Weltwirtschaftliches Programm, 14.

306 Roger Chickering, We Men Who Feel Most German (Londen 1984) 76-79; Claβ was een stuk radicaler en

vóór 1914 groot voorstander van een oorlog met de grootmachten, zie: Leicht, Heinrich Claβ, 146-151, 177-178.

307 Dassen, Sprong in het duister, 296-297. 308 Zie: hoofdstuk 1

309 Brüning, Memoiren, 137.

310 Moritz Föllmer, Capitalism and Agency in Interwar Germany, 22 (ongepubliceerd stuk 2019).

311 Geciteerd in: ‘Rede für den Tonfilm’, 14.9.1930,BA Koblenz, Nachlass Hugenberg, Reden, Sept. – Dez.

81

andere typische 20e-eeuwse retoriek inzette. Zijn gebruik van Weimar-concepten als crisis,

entweder-oder, de Volksgemeinschaft en de Führercultus maakte van Hugenberg op dit vlak

een typische Weimar-politicus. Daarbij kwam de inzet van zijn eigen Hugenbergkonzern waarmee enorme moderne massacampagnes werden opgestart om de ideeën van de DNVP te verspreiden.312 Deze uitgesproken tweezijdigheid van Hugenbergs persoon leverde voor hem